Nieuw verschenen vanuit de RMO: Verkenning indicatiestelling
06/07/2010 08:30
Raad voor Maatschappelijke Ontwikkeling (RMO)
De discussie over de indicatiestelling is complex. In opdracht van de Raad voor Maatschappelijke Ontwikkeling (RMO) is een verkenning geschreven als bijdrage aan deze discussie. Deze verkenning concludeert dat aanpassing van de indicatiestelling wellicht meer in de rede ligt dan afschaffing.
Indicatiestelling. Omstreden toegang tot zorg
Door Jelle van der Meer, in opdracht van de Raad voor Maatschappelijke Ontwikkeling
Aanleiding voor het onderzoek is de groeiende discussie over de onafhankelijke indicatiestelling. Politieke partijen, parlementaire werkgroepen, zorgaanbieders en gemeenten buitelen over elkaar in hun kritiek op deze bureaucratische laag tussen hulpverlener en cliënt. De kritiek bereikte ook de RMO, met het concrete verzoek om de onafhankelijk indicatiestelling tegen het licht te houden. De RMO heeft ervoor gekozen om het eerste product op weg naar een eventueel advies aan regering en parlement reeds nu te publiceren als een bijdrage aan de lopende en complexe discussies.
Het door de Raad uitgezette onderzoek, verricht door onderzoeksjournalist Jelle van der Meer, levert een verrassend maar ook genuanceerd resultaat op. Ja, de onafhankelijke indicatiestelling kan leiden tot een 'te zwaar aanbod' van voorzieningen en tot 'claimgedrag'. Ja, de vraag wat de omgeving van een hulpvrager kan betekenen komt via de indicatiestelling onvoldoende in beeld. En ja, de indicatiestelling is bureaucratisch en tamelijk star omdat de indicatie van één moment uitgaat, terwijl hulpvragen voortdurend veranderen.
Het onderzoek maakt echter ook duidelijk dat veel van wat misgaat (budgetoverschrijdingen, wachtlijsten, grove incidenten) ten onrechte gerelateerd wordt aan de onafhankelijke indicatiestelling. De indicatiestelling heeft de toenemende zorgconsumptie niet weten te keren, maar dat is iets anders dan dat ze daarvan ook de bewezen oorzaak is. De groei was er daarvoor ook al, en staat mogelijk eerder in verband met algemene trends als toenemende medische kennis en groeiende welvaart. Opvallend in het onderzoek is verder dat niet zozeer de hulpvragers als wel de hulpaanbieders negatief zijn over de indicatiestelling. De positie van cliënten is versterkt, wat ook de motivatie was achter de invoering. In plaats van het aanbod moest de vraag meer leidend worden bij de toedeling van zorg.
De RMO neemt met het onderzoek geen standpunt in over afschaffing of behoud van de onafhankelijke indicatiestelling. Dat kan ook niet gelet op de breedte van het onderzoek (AWBZ, jeugdzorg en speciaal onderwijs). Zijn belangrijkste aanbeveling is om de discussie weloverwogen te voeren en het kind niet met het badwater weg te gooien. Eerst goed nadenken en dan pas doen. Dé indicatiestelling bestaat niet, en er zal altijd een instrument moeten zijn om bij schaarse middelen zorg eerlijk en efficiënt toe te delen. Het onderzoek bevat daarvoor uiteenlopende varianten, variërend van indicatiestelling door professionals en zorginstellingen op basis van objectieve landelijke criteria tot het zogenaamde huisartsenmodel met eerstelijns professionals die zelf behandelen dan wel doorverwijzen.
http://www.adviesorgaan-rmo.nl