Rijksoverheid
Datum 2 juli 2010
Beantwoording vragen over dierproeven voor ruimteonderzoek
Hierbij zend ik u, mede namens de minister van Volksgezondheid, Welzijn en
Sport, de antwoorden op de vragen die zijn gesteld door het lid Ouwehand (PvdD)
over dierproeven voor ruimteonderzoek. Deze vragen zijn ons toegestuurd onder
nummer 2010Zo7162.
1
Hoe verklaart u dat er, zoals u in uw antwoord op eerdere vragen stelt, foto's van
en informatie over apenexperimenten van een onderzoek dat volgens u niets te
maken heeft met Mars 500, terecht zijn gekomen op de officiële website van het
Mars 500 project? Kunt u aangeven op welke wijze u deze kwestie heeft
onderzocht en op welke informatie u zich heeft gebaseerd bij de beantwoording
van mijn vragen daarover? Zo nee, waarom kunt u dit niet toelichten?
Antwoord
Het Mars500-project is een samenwerking tussen ESA en het Russische Institute
for Biomedical Problems (IBPM). Omdat Nederland hierin geen contractpartner is,
heb ik ESA verzocht om nadere informatie over het Mars500-project. ESA heeft
mij daarop per email en met kopieën van haar correspondentie met IBPM duidelijk
gemaakt dat bij het Mars500-project geen experimenten met apen plaatsvinden.
Het bericht over dergelijke experimenten was door IBMP ten onrechte op de
Mars500-website geplaatst, maar is door IBMP 1 dag later van deze website
verwijderd op nadrukkelijk verzoek van ESA. Met brief van 7 april 2010 heeft
IBMP vervolgens aan ESA bevestigd dat het Mars500-project uitsluitend onderzoek
betreft naar gevolgen van langdurige menselijk verblijf in de ruimte via een
gesimuleerde vlucht van 520 dagen naar Mars.
2
Kunt u toelichten waar u uw stelling op baseert dat ESA geen plannen noch
belangstelling heeft om te experimenteren met dieren noch de ambitie heeft
dieren te gebruiken voor ruimtevluchten? 2) Hoe verklaart u in dit opzicht de
positie die ESA hier op haar eigen website over inneemt, waar wordt aangegeven
dat de activiteiten van ESA Life Sciences alle aspecten van de Space Life Sciences
beslaan, inclusief onderzoek met dieren?
Antwoord
Mijn door u geciteerd antwoord betreft het Mars500-project. In het kader van het
ESA-programma voor Leven en Exacte Wetenschappen (ELIPS) kan wel
ruimteonderzoek plaats hebben met ongewervelde dieren of knaagdieren. Zoals
ook benadrukt in mijn eerdere beantwoording, houdt ESA zich hierbij volledig aan
de op het terrein van onderzoek met dieren van toepassing zijnde regels en
wetgeving van de Europese Unie en van COSPAR1. Naar mij bekend zijn er thans
geen Nederlandse wetenschappers betrokken bij ruimteonderzoek met dieren.
3
Hoe verklaart u dat door ESA letterlijk gesproken wordt over de noodzaak om te
experimenteren op kleine dieren in een ruimteomgeving waar u in uw antwoorden
stelt dat ESA daar geen belangstelling voor zou hebben? Kunt u dit toelichten?
Antwoord
Zie mijn antwoord op vraag 2.
4
Welke ruimte laat de Wet op de dierproeven in uw optiek voor dierproeven voor
ruimteonderzoek? Acht u het mogelijk dat binnen de kaders van de Wet op de
dierproeven experimenten op levende dieren worden toegestaan voor onderzoek
dat gericht is op reizen naar en/of andere ontwikkelingen in de ruimte? Zo ja, op
welke precieze gronden zou dan goedkeuring worden gegeven voor dergelijke
dierproeven en kunt u dat toelichten aan de hand van de betreffende bepalingen
in de Wet op de dierproeven? Zo nee, op welke wijze kunt u garanderen dat
dergelijke experimenten dan ook niet plaatsvinden, en hoe moet de informatie
van ESA over dierproeven in haar onderzoek dan worden beoordeeld?
5
Deelt u de mening dat dierproeven voor ruimteonderzoek ethisch onacceptabel en
maatschappelijk onaanvaardbaar zijn? Zo ja, welke maatregelen kunnen we van u
verwachten om dergelijke proeven uit te bannen, zowel in Nederland als in
Europa? Zo nee, kunt u toelichten waarom u experimenten op levende dieren voor
ruimteonderzoek toelaatbaar acht?
Antwoord 4 en 5
Binnen de Wet op de dierproeven is het toegestaan om dierproeven te verrichten,
mits het belang van de proef opweegt tegen het ongerief dat het dier wordt
aangedaan, en het doel niet op een andere manier kan worden bereikt dan door
middel van een dierproef. In Nederland wordt deze afweging over de
toelaatbaarheid van dierproeven gemaakt door de Dier Experimenten Commissies
(DEC's). De DEC's beoordelen daarmee de ethische en maatschappelijke
aanvaardbaarheid van een dierproef. Deze beoordelingen worden uitgevoerd in de
1 Committee on Space Research
lidstaat waar het onderzoek plaats vindt. Daarom kan ik alleen spreken voor de
Nederlandse situatie.
(w.g.) Maria J.A. van der Hoeven
Minister van Economische Zaken