Rijksoverheid
Datum 2 juli 2010
Kamerstuk: bijdrage ambtsopleidingen
Met de Wet Versterking Besturing (Stb.2010, 119) zijn diverse wijzigingen in de
WHW aangebracht. Eén van die wijzigingen is het vervallen van de wettelijk
geregelde bijzondere positie van bepaalde geloofsovertuigingen voor wat betreft
het recht op een bijdrage van het Rijk voor hun ambtsopleiding en
lerarenopleiding. De voormalige minister van OCW heeft bij de behandeling van
de Wet Versterking Besturing toegezegd dat hij `zich zal beraden of en zo ja op
grond van welke criteria hij andere ambtsopleidingen naast de huidige zal
financieren, en in dat kader ook de positie van het Hersteld Hervormd Seminarie
zal bezien' (Tweede Kamer, 2008-2009, 31821, nr 46, bespreking van het
wetsvoorstel Versterking Besturing d.d.18 juni 2009). In deze brief zet ik uiteen
hoe de positie van nieuwe ambtsopleidingen is en wanneer sprake kan zijn van
een bijdrage van overheidswege.
Ambtsopleidingen zijn opleidingstrajecten tot ambtsdragers of voorgangers in een
geloofsovertuiging. De wijziging in de WHW brengt de positie van eventuele
nieuwe ambtsopleidingen meer in overeenstemming met die van andere
opleidingen in het hoger onderwijs, d.w.z. dat ten aanzien van toekenning,
instandhouding en bekostiging in beginsel voor ambtsopleidingen de voorwaarden
voor bachelor- en masteropleidingen gelden.
Daarnaast kan ik op basis van het Uitvoeringsbesluit WHW 2008 in de
onderwijsopslag van een ho-instelling een bedrag opnemen voor een bijzondere
voorziening (Uitvoeringsbesluit WHW 2008 art 4.10 of 4.19). Daarop is de huidige
afspraak gebaseerd met enkele geloofsrichtingen die met universiteiten een
samenwerkingsovereenkomst hebben gesloten ten aanzien van de instandhouding
van een aantal al lang bestaande seminaria. Ik ben in beginsel bereid om ook
nieuwe aanvragen voor een bijdrage voor een bijzondere voorziening/seminarium
in overweging te nemen, maar slechts in bijzondere gevallen. Ik zal dan ook aan
een eventuele toekenning nadere voorwaarden verbinden. In ieder geval zal
gelden, dat moet blijken dat het ambtsopleidingstraject niet of slechts beperkt
kan worden aangeboden binnen het kader van een masteropleiding. Ook zal de
bijdrage altijd tijdelijk zijn, zowel om de noodzaak op zichzelf te kunnen
heroverwegen, als ook om zo nodig bij beperkte middelen de prioriteit ervan te
kunnen afwegen tegen andere behoeften. En tevens zullen nadere voorwaarden
worden gesteld die moeten garanderen dat de voorziening alleen wordt toegekend
voor geloofsovertuigingen met voldoende maatschappelijke erkenning en
draagvlak. Met deze voorwaarden wordt enerzijds aangesloten bij de voorwaarden
zoals die nu gelden voor de bijdrage voor ambtsopleidingstrajecten (zie
voorwaarden 1,3 en 4) en anderzijds bij de voorwaarden zoals die volgens de
beleidsregel "Doelmatigheid hoger onderwijs" gelden voor alle nieuwe
opleidingen. Daarnaast kunnen in bijzondere gevallen op een specifieke situatie
toegesneden voorwaarden worden gesteld.
In concreto houdt het voorgaande in dat in elk geval aan de volgende
voorwaarden moet worden voldaan om voor een bijdrage voor een bijzondere
voorziening/ambtsopleidingstraject in aanmerking te komen:
1. De aanvraag wordt gedaan door een ho-instelling samen met een (of meer)
organisatie(s) van (een) geloofsovertuiging(en) onder overlegging van een
intentieovereenkomst tot instandhouding van een ambtsopleidingstraject. In die
overeenkomst is in elk geval het navolgende in de punten 3, 4 en 9 vastgelegd
dan wel bewijs ervan bijgevoegd.
2. Aannemelijk wordt gemaakt dat de gevraagde bijzondere voorziening/
ambtsopleidingstraject niet of slechts beperkt deel kan uitmaken van een master-
opleiding.
3. De kwaliteit van de bijzondere voorziening/ambtsopleidingstraject wordt
periodiek getoetst door de ho-instelling.
4. De garantie dat het examen van het ambtsopleidingstraject slechts
toegankelijk is voor personen met het getuigschrift van een Nederlandse of
daarmee vergelijkbare mastergraad van een 1-jarige relevante masteropleiding.
5. De bijzondere voorziening/ambtsopleidingstraject draagt aantoonbaar bij aan
een door de minister erkende behoefte op terreinen waarvoor de Rijksoverheid
een bijzondere verantwoordelijkheid draagt. Het ambtsopleidingstraject moet een
(bijdrage aan een) oplossing bieden voor een in het beleid van de Rijksoverheid
geschetst probleem.
6. Het aantal aanhangers van de geloofsovertuiging(en) waarvoor de bijdrage
voor een bijzondere voorziening/ambtsopleidingstraject wordt gevraagd, wordt
naar genoegen van de minister vaststelbaar en aannemelijk gemaakt.
7. De behoefte op de arbeidsmarkt en de behoefte van het afnemende
beroepenveld zijn substantieel en naar genoegen van de minister objectief
vaststelbaar en aannemelijk gemaakt.
8. Het realiseren van het ambtsopleidingstraject leidt op langere termijn niet tot
substantieel of bovenmatig nadelige effecten voor de benutting van de bestaande
capaciteit en infrastructuur op het verwante onderwijsterrein, waaronder tevens
moet worden begrepen het aanbod van vergelijkbaar geaccrediteerd, niet-
bekostigd onderwijs dat de student onder vergelijkbare condities kan volgen als
de gevraagde bijzondere voorziening/ambtsopleidingstraject. Dit wordt naar
genoegen van de minister objectief vaststelbaar en aannemelijk gemaakt.
9. Met betrekking tot de organisatie(s) van de geloofsovertuiging(en) waarvoor de
bijdrage voor een bijzondere voorziening/ambtsopleidingstraject wordt gevraagd:
de ho-instelling overtuigt zich van de financiële transparantie van de organisatie
die de geloofsovertuiging vertegenwoordigt: bv. jaarlijkse overlegging aan de ho-
instelling van een door onafhankelijke deskundigen goedgekeurde jaarrekening
van de organisatie waarin onder meer het gebruik van gelden voor de bijzondere
voorziening/ambtsopleidingstraject wordt verantwoord.
Voor wat betreft de duur van de toekenning zal in beginsel een periode van 5
jaren worden gehanteerd teneinde een voorwaarde te scheppen voor een zekere
continuïteit van de organisatie van de opleiding. Het zal in beginsel mogelijk zijn
om de bijdrage te verlengen.
Voor wat betreft de hoogte van de toe te kennen bijdrage zal ik onderscheid
maken naar de omvang van de te bedienen doelgroep, dat wil zeggen het aantal
aanhangers van de betrokken geloofsovertuiging waarvoor de ambtsopleiding is
bedoeld. Ik ga uit van de volgende bijdragen:
- maximaal 260.000 voor een ambtsopleiding van een geloofsovertuiging
met > 150.000 aanhangers
- maximaal 125.000 bij een geloofsovertuiging met > 75.000 doch
- maximaal 50.000 bij
Tot slot wil ik zoals toegezegd ingaan op de positie van het Hersteld Hervormd
Seminarie. Dit ambtsopleidingstraject wordt op dit moment verzorgd bij de Vrije
Universiteit. Ik ga ervan uit dat wordt nagegaan of dit traject deel kan uitmaken
van een masteropleiding, bijv. de driejarige masteropleiding Godgeleerdheid van
deze universiteit (analoog aan de ambtsopleiding ten behoeve van de
Protestantse Kerk Nederland binnen een 3-jarige masteropleiding van de
Protestantse Theologische Universiteit) dan wel als masteropleiding kan worden
aangevraagd. Indien dat onmogelijk blijkt, zal ik het verzoek aan de verdere
bovengenoemde voorwaarden toetsen.
de staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
Marja van Bijsterveldt-Vliegenthart