Rijksoverheid
Hierbij bied ik u, mede namens de bewindspersonen van VenW, Defensie en OCW,
de recent afgeronde evaluatie van het beleid voor het Nederlandse
luchtvaartcluster (looptijd 2006!2010) aan. Deze evaluatie is in de
voortgangsrapportage van het luchtvaartbeleid van juni 2009 aangekondigd.
De belangrijkste conclusie uit bijgaande evaluatie is dat het beleid grotendeels
effectief is geweest. Bureau Bartels beveelt dan ook aan om als overheid
betrokken te blijven en beleid te blijven voeren. Daarbij wordt een aantal nieuwe
accenten voorgesteld, in het licht van gewijzigde omstandigheden sinds het begin
van de huidige beleidsperiode (2006). Verder is gekeken naar de mogelijkheid van
aansluiting van de luchtvaartsector bij de bestaande innovatieprogramma's
waarbij de Kennis en Innovatieagenda Luchtvaart (KIAL) als uitgangspunt dient.
De verschillende beleidsinstrumenten hebben in de afgelopen periode hun nut
bewezen. Het gevoerde beleid heeft positief bijgedragen aan de invloed van de
sector op de vraagsturing van het NLR, waarmee de kennispositie is verstevigd.
Middels het onderzoeksprogramma (SRP) is veel onderzoek gedaan aan het begin
van de kennisketen. De kredietfaciliteit (CVO) heeft bijgedragen aan de
mogelijkheid voor Nederlandse bedrijven om te participeren in
vliegtuigbouwprogramma's om zo de internationale positie te verstevigen. Het
beleidsspoor dat zich richt op maintenance, repair en overhaul (MRO) heeft het
onderwerp wel op de kaart gezet, maar de ambitie om meer (buitenlands)
onderhoudswerk naar Nederland te halen is niet uitgekomen.
Uitgaande van de uitkomsten van de evaluatie ben ik voornemens om het
luchtvaartbeleid in 2011 door te zetten, tot het moment dat een nieuw kabinet
een nieuw besluit neemt over het te voeren beleid voor het Nederlandse
luchtvaartcluster.
In het vervolg geeft deze brief een overzicht van de inhoud en de beleidsdoelen
van de drie beleidssporen van het lopende beleid. Daarna volgen de uitkomsten
van de uitgevoerde evaluatie per beleidsspoor. Als laatste schets ik kort wat de
aandachtspunten zijn voor een volgende beleidsperiode.
Pagina 2 van 4
Directoraat
generaal
Ondernemen en Innovatie
Directie Innovatie
Ons kenmerk
OI/I / 10081469
A. Luchtvaartbeleid langs 3 lijnen
1. Beleidsspoor kennisontwikkeling
a. Vraagsturing NLR. Via de basisfinanciering van het NLR worden de
kennisvragen van verschillende departementen gefinancierd, de EZ!vraag
is afgeleid van de vraag van de luchtvaartsector. Het beleidsdoel is om
hier van aanbodgedreven onderzoek naar vraaggestuurd onderzoek te
komen.
b. Strategisch Research Programma (SRP). Hier is jaarlijks 5 M¤ beschikbaar
voor meerjarig onderzoek waaraan de bedrijven zelf nog 25% moeten
bijdragen. De onderzoeksthema's komen voort uit het MoU van de NL
luchtvaartindustrie met Airbus.
2. Beleidsspoor level playing field
In 2006 is besloten de kredietfaciliteit van het instrument Civiele
Vliegtuigontwikkeling (CVO) te heractiveren. Hierdoor is in totaal 70 M¤
beschikbaar gesteld aan de sector om te participeren in de ontwikkelingsfase
en productie van civiele vliegtuigen. In eerste instantie was deze
kredietfaciliteit gekoppeld aan samenwerking met de Europese
vliegtuigbouwer Airbus, maar de regeling is op aandringen van de sector in
2009 verbreed naar risicodragende deelname in programma´s van
Bombardier, Cessna, Dassault, Embraer en Gulfstream. Later is daar ook
Rekkof aan toegevoegd.
3. Beleidsspoor Maintenance Repair and Overhaul (MRO)
In dit spoor wordt beoogd de opkomende Nederlandse MRO!markt te
ondersteunen in de ambitie meer onderhoudswerk uit het buitenland te
genereren. Voor dit spoor is geen apart budget gereserveerd.
Verder is in de beleidsbrief uit 2006 het belang van het behouden, en waar
mogelijk versterken, van de internationale concurrentiepositie van de Nederlandse
luchtvaartindustrie benadrukt. Ook het aangaan van strategische samenwerking
(eventueel dmv het ondertekenen van Memoranda of Understanding tussen de NL
sector en OEM's) met grote partijen wordt van belang geacht.
B. Uitkomsten evaluatie
1. Beleidsspoor kennisontwikkeling
a. Vraagsturing NLR. De verschuiving van aanbodsturing naar vraagsturing is
volgens de evaluatie goed uit de verf gekomen. Het NLR geeft op diverse
manieren de sector de gelegenheid te sturen in de kennisontwikkeling.
Verder wordt op programmaniveau goed samengewerkt tussen bedrijven
en het NLR. Niettemin moet er wel aandacht blijven voor de
kennisverankering van het NLR bij de bedrijven.
b. Het Strategisch Research Programma (SRP) is in 2010 opgenomen in het
EZ Kaderbesluit, waardoor het belangrijkste knelpunt voor de sector,
namelijk de eigendomsrechten van het onderzoek (die voorheen bij de
overheid kwamen te liggen), is weggenomen. Die eigendomsrechten
Pagina 3 van 4
Directoraat
generaal
Ondernemen en Innovatie
Directie Innovatie
Ons kenmerk
OI/I / 10081469
zullen nu in handen komen van de bij het onderzoek betrokken
kennisinstellingen. De sector geeft zelf in het onderzoek aan dat een groot
deel van het onderzoek niet was uitgevoerd zonder ondersteuning middels
het SRP. Ook is het instrument belangrijk omdat het kennis genereert aan
het begin van de kennisketen (kleinschalige projecten; gemiddeld ¤
250.000 per project), dit is met name van belang omdat de NL industrie in
de toekomst steeds meer afhankelijk zal worden van kennisintensieve
producten en diensten (nichemarkten).
2. Beleidsspoor level playing field
De CVO!kredietfaciliteit wordt in de evaluatie positief beoordeeld. In eerste
instantie liepen aanvragen door de exclusieve koppeling aan Airbus door
(interne) vertragingen bij deze vliegtuigbouwer niet hard, maar door
verbreding van de regeling (nu ook open voor kredieten voor samenwerking
met andere vliegtuigbouwers) en het starten van Airbusprogramma's is het
gebruik van de CVO toegenomen. Echter, volgens Bureau Bartels is sinds het
in 2006 'on hold' zetten van financiële ondersteuning van industrieel
onderzoek (een belangrijk onderdeel van de kennisketen) geen sprake van
een Level Playing Field. Wel wordt door de industrie gebruik gemaakt van de
WBSO, maar dit dekt slechts 1/3e
van de ondersteuning van industrieel
onderzoek zoals dat voor de luchtvaartsector beschikbaar was in de periode
2000!2003.
3. Beleidsspoor Maintenance Repair and Overhaul (MRO)
Door het agenderen van MRO in het beleid is de aandacht voor MRO als
onderwerp zeker vergroot. Echter, door het ontbreken van landelijke sturing is
de (te brede) ambitie om meer buitenlands MRO!werk naar Nederland te
halen niet bewaarheid. Wel is een aantal regionale initiatieven met duidelijke
potentie gestart. Toch ligt ook hier landelijke coördinatie in de rede om het
elkaar beconcurreren vanuit deze regionale programma's bij buitenlandse
spelers verder te voorkomen.
De MoU's die Nederlandse clusters hebben getekend met Airbus, en in 2007 ook
met de Franse vliegtuigmotorenfabrikant Snecma, worden als positief beoordeeld.
Het hebben van een strategische relatie met een vliegtuigbouwer of main supplier
is voor de Nederlandse industrie van groot belang om een positie in de
toeleveringsketen te houden of te verkrijgen en zicht te houden op de kennisvraag
die bij de grote spelers leeft en daarop in te spelen. Het grootschaliger
demonstratieproject TAPAS1
zet internationaal gezien wel meer zoden aan de dijk
dan de (kleinschaliger) projecten die worden gefinancierd uit het SRP. Het blijkt
dat dit soort projecten de zichtbaarheid van Nederlandse bedrijven en
kennisinstellingen internationaal vergroot.
1
Thermoplastic Affordable Primary Aircraft Structure, een samenwerkingsproject van een Cluster van NL
bedrijven en Airbus.
Pagina 4 van 4
Directoraat
generaal
Ondernemen en Innovatie
Directie Innovatie
Ons kenmerk
OI/I / 10081469
Effectiviteit van het beleid (overall)
Na het faillissement van Fokker heeft de overheid besloten het NL
luchtvaartcluster te ondersteunen in het opbouwen van een positie in de
(internationale) markt zonder Nederlandse OEM's. Internationaal wordt de
luchtvaartindustrie gekenmerkt door lange (en derhalve dure)
ontwikkelingstrajecten en hoge eisen aan de veiligheid (dure
certificeringtrajecten). In veel landen is er om die reden een sterke
overheidsbemoeienis. Zonder nationaal overheidsbeleid zou de Nederlandse
industrie moeten concurreren met partijen die wel door hun nationale overheden
worden gesteund. Het Nederlandse beleid is internationaal gezien 'sober' te
noemen, maar daar is in deze beleidsperiode bewust voor gekozen om de sector
'lean en mean' te houden.
Volgens de evaluatoren heeft de NL sector de omslag naar een markt zonder OEM
goed weten te maken. Voorts is ondanks een 'achterhoedepositie' in het
internationale Level Playing Field de internationale concurrentiepositie en
aansluiting met andere landen wel behouden.
C. Aandachtspunten voor de Toekomst
In de voortgangsrapportage van het luchtvaartbeleid van juni 2009, is
aangegeven dat voor de voortzetting van het beleid gedacht wordt aan een
vernieuwingsprogramma of innovatieplan waar de door de sector opgestelde
Kennis en Innovatieagenda Luchtvaart de basis voor zal zijn. In de evaluatie een
inventarisatie gemaakt van de verschillende Innovatieprogramma's (M2I, Point
One, Logistiek en Supply Chains en High Tech Automotive Systems) waar de
luchtvaartsector zich zou kunnen aansluiten. Hier zijn verschillende mogelijkheden
voor aansluiting (en derhalve financiële ondersteuning). De betrokken
departementen werken het bovenstaande op dit moment samen met de sector uit.
De besluitvorming hierover is echter aan een nieuw kabinet.
(w.g.) Maria J.A. van der Hoeven
Minister van Economische Zaken