Rijksoverheid
Datum 1 juli 2010
Betreft Doveninstituut in Haren
Geachte voorzitter,
Uw kamer heeft helderheid gevraagd over de situatie van dove kinderen die bij
het doveninstituut in Haren onderwijs wilden genieten. Uw kamer heeft vorig jaar
gediscussieerd met voormalig staatssecretarissen Bussemaker en Dijksma over de
zgn. ' afstandsindicaties'. Dit zijn indicaties voor verblijf voor kinderen die op het
doveninternaat in Haren onderwijs genieten en die uitsluitend betrekking hebben
op de internaatsfunctie en niet op de zorgfunctie. Gezien de aard van deze
indicaties is met u toen besloten dat deze niet vanuit de AWBZ worden bekostigd,
maar meer in het onderwijsdomein thuishoren. Dit betekent dat het centrum voor
indicatiestelling (CIZ) niet langer indicaties hiervoor zou afgeven vanaf het
schooljaar 2010)2011.
Mij is gebleken dat door het CIZ 10 verblijfsindicaties zijn afgegeven voor nieuwe
leerlingen voor het schooljaar 2010)2011. Naar mijn mening mogen ouders ervan
uitgaan dat deze indicatie wordt geëffectueerd. Ik heb het CIZ daarom gevraagd
voor deze groep uit coulance de mogelijkheid te handhaven om voor hun
schoolloopbaan wel van een 'afstandsindicatie' gebruik te maken. Naast de 10 al
afgegeven indicaties zijn er 6 aanvragen waarop nog niet besloten was en waarop
na ontdekken van de fout negatief besloten is. Om deze groep leerlingen en
ouders zo kort voor het eind van het schooljaar te confronteren met dit besluit,
vind ik uit het oogpunt van redelijkheid en menselijkheid onwenselijk. Vanuit
coulance wil ik voor deze beperkte groep dezelfde uitzondering van toepassing
laten zijn. Ik heb het CIZ vandaag verzocht de 6 negatieve besluiten in te trekken
en daar dezelfde coulance)overwegingen op van toepassing te laten zijn. Ik heb
het CIZ daarbij gevraagd de ouders hiervan ook telefonisch op de hoogte te
stellen, zodat zij voor het eind van het schooljaar helderheid hebben.
Uiteraard geldt voor de volgende schooljaren dat de oplossing voor deze kinderen
binnen het onderwijsbeleid een plek hoort te krijgen en zal krijgen.
Hoogachtend,
de Minister van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport,
dr. A. Klink