Ministerie van Financiën
Antwoorden op Kamervragen over de ontwijking van BTW-afdracht door ING en DSB

Kamervragen | 01-07-2010 | Belastingdienst

Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA DEN HAAG

Datum 1 juli 2010
Betreft Vragen van het lid Bashir over onduidelijkheid rond ontwijking
van btw-afdracht door ING en DSB

Ons kenmerk
DGB/2010/2996 U
Uw brief (kenmerk)
23 april 2010 (2010Z07393)

Geachte voorzitter,

Hierbij doe ik u de antwoorden toekomen op de schriftelijke vragen
gesteld door het lid Bashir (SP) over onduidelijkheid rond ontwijking
van btw-afdracht door ING en DSB.

Hoogachtend,

de minister van Financiën,

mr. drs. J.C. de Jager

2010Z07393

Vragen van het lid Bashir (SP) aan de minister van Financiën over
onduidelijkheid rond ontwijking van btw-afdracht door ING en DSB.
(Ingezonden 23 april 2010)

Vraag 1
Kent u de reactie van ING-tax director Henny Koemans tegenover het
Weekblad fiscaal recht 1) en NRC Handelsblad 2) over mogelijke
ontwijking van de btw-afdracht door ING?

Antwoord vraag 1
Ja, beide publicaties zijn bekend.

Vraag 2
Hoe kan het dat de heer Koemans van ING aangeeft dat de officiële
opening van de `Global Vendor Management Centre' in Zwitserland
plaatsvond in april 2008, terwijl u in antwoord op mijn vragen 3)
aangeeft dat u tot voor kort niet op de hoogte was? Hoe definieert u
`tot voor kort'?

Vraag 3
Kunt u bevestigen dat `Global Vendor Management Centre' de Zwitserse
Procurement Hub is, waarover ik eerder vragen heb gesteld?

Vraag 4
Als u in uw antwoord zegt dat fiscale experts op de hoogte waren van de
route, betreft dat dan fiscale experts bij het ministerie van
Financiën? Zo ja, wanneer waren zij op de hoogte?

Vraag 5
Indien u zegt dat u niet op de hoogte was van concrete gevallen, houdt
dat dan ook in dat u niet op hoogte was van de mogelijkheid om deze
belastingroute op te zetten?

Vraag 6
Hoe kan het dat de minister van Economische Zaken tijdens het
mondelinge vragenuur van 23 maart jl. zegt dat ING in 2008 heeft
aangegeven 4) dat de route via Zwitserland is opgezet, terwijl u zelf
zegt dat u tot voor kort niet de hoogte was? Hoe definieert u ook in
dit verband `tot voor kort'?

Vraag 7
Wanneer is er voor het eerst door een organisatie melding gemaakt van
de hier besproken belastingroute?

Antwoord vragen 2 tot en met 7
Ten aanzien van de belastingheffing bij individuele belastingplichtigen
is de inspecteur van de Belastingdienst de bevoegde autoriteit. De
minister van Economische Zaken heeft tijdens het vragenuurtje namens
mij aangegeven dat in 2008 de bevoegde autoriteit, de inspecteur, op de
hoogte is gesteld. Dit geldt ook voor wat betreft de oprichting c.q. de
officiële opening van de `Global Vendor Management Centre' in
Zwitserland. Om die reden ben ik destijds noch als minister, noch als
staatssecretaris daarover geïnformeerd. Ik heb daarvan eerst kennis
genomen in het kader van het verschijnen van de publicatie over dit
onderwerp in het Financieele Dagblad van 22 maart jl.

Op basis van de rechtspraak, te weten het arrest van de Hoge Raad van
14 juni 2002, nr. 35 976, en het arrest van het Hof van Justitie van 23
maart 2006 in de zaak C-210/04 (FCE Bank plc), was het fiscale experts,
ook die op het ministerie van Financiën, bekend dat de handelingen
tussen een in een bepaald land gevestigde ondernemer en een vaste
inrichting van die ondernemer in een ander land, onder bepaalde
omstandigheden geen voor de btw relevante handelingen zijn. Zoals ik in
mijn antwoord op de eerder gestelde vraag 12 (vraagnummer 2010Z05369)
reeds heb aangegeven, vormt die rechtspraak de basis voor het niet
heffen van btw over het doorbelasten van kosten door een Zwitserse
vaste inrichting van een vennootschap die in Nederland is gevestigd aan
het hoofdkantoor van die vennootschap in Nederland. Ook de fiscale
experts van het ministerie van Financiën waren overigens niet van
genoemde concrete casus op de hoogte.

In het kader van een publicatie in het Financieele Dagblad van 22 maart
2010 is informatie ingewonnen bij de Belastingdienst. Uit die
informatie kwam naar voren dat in 2008 bij de Belastingdienst een geval
was voorgelegd waarin sprake zou zijn van inkoop van diensten via een
vaste inrichting in Zwitserland. Op basis van de aldus verkregen
informatie heeft de minister van Economische Zaken tijdens het
mondelinge vragenuur van 23 maart jl. de Kamer geïnformeerd. Dat zij
daarbij een feit memoreert dat in 2008 heeft plaatsgevonden, houdt
echter geenszins in dat zij of ik daarvan al in 2008 op de hoogte
waren.

Vraag 8
Kan een convenant met de Belastingdienst gehandhaafd blijven, wanneer
er bewust een route is opgezet met het doel om de belasting te
ontwijken?

Antwoord vraag 8
Een convenant tussen een belastingplichtige en de Belastingdienst is
een afspraak over de wijze en de intensiteit van het toezicht,
gebaseerd op begrip, transparantie en wederzijds vertrouwen.
Uitgangspunt daarbij is dat een ondernemer alle fiscale risico's in
kaart brengt, bij de Belastingdienst meldt en de Belastingdienst op
korte termijn zijn mening hierover geeft.

Indien een belastingplichtige volledig transparant is en vooraf de
fiscaal relevante punten bij de inspecteur op tafel legt, is het
opzeggen van een convenant niet aan de orde. Ook niet in gevallen
waarin de belastingplichtige en de inspecteur het niet met elkaar eens
zijn over de fiscale gevolgen van een bepaald feitencomplex. In een
dergelijke situatie kan het geschil uiteindelijk aan de rechter worden
voorgelegd.

In gevallen waarin een belastingplichtige zich bedient van fiscaal
agressieve structuren en daarin niet (volledig) transparant is, komt de

basis aan het convenant te ontvallen. Overigens past niet binnen een
convenant dat een belastingplichtige zich bij voortduring bezighoudt
met fiscale grensverkenning.

Vraag 9
Een aantal van de eerder door mij gestelde vragen zijn niet beantwoord
in verband met het nog lopende onderzoek; krijg ik die antwoorden wel
zodra het rapport er is?

Antwoord vraag 9
Ja, uiteraard voor zover dat niet in strijd is met de
geheimhoudingsplicht van artikel 67 van de Algemene wet inzake
rijksbelastingen.

Vraag 10
Een aantal vragen is niet beantwoord, terwijl het niet gaat om
specifieke informatie die vooruitloopt op de uitkomsten van het
aangekondigde onderzoek; kunt u die alsnog beantwoorden of aangeven
waarom beantwoording niet mogelijk zou zijn?

Vraag 11
Kunt u op schrift zetten welke extra onderzoeksvragen er volgens u
zullen worden beantwoord naar aanleiding van de toezegging tijdens het
mondelinge vragenuur van 23 maart jl.? Indien u deze vraag niet kunt
beantwoorden, kunt u dan aangeven welke toezeggingen de Tweede
Kamerleden nu eigenlijk hebben gekregen bij het betreffende mondelinge
vragenuur?

Vraag 12
Zal het onderzoek ook uitsluitsel geven over de omvang van het
probleem? Ofwel, hoeveel bedrijven maakten gebruik van een
vergelijkbare Zwitserlandroute om btw te ontwijken en hoeveel heeft dat
de Nederlandse fiscus in totaal gekost?

Vraag 13
Krijgt de Belastingdienst in het algemeen wel eens signalen binnen over
druk die wordt uitgeoefend op toeleveranciers om mee te werken aan
btw-ontwijking?

Antwoord vraag 10 tot en met 13
Het onderzoek zal gericht zijn op btw ontwijkende structuren die leiden
tot belastingvoordeel bij (internationaal opererende) financiële
instellingen. Dat onderzoek zal zich in de eerste plaats richten op de
vraag of er sprake is van structuren waarbij via internationale routes
btw wordt ontweken. Indien dit het geval is zal er ten aanzien van deze
structuren een nader feitenonderzoek door de Belastingdienst
plaatsvinden. Mocht blijken dat een onderzochte financiële instelling
gebruik maakt van structuren die in strijd zijn met doel en strekking
van de wet, dan zal de Belastingdienst met de leiding van de
desbetreffende instelling in overleg treden over de beëindiging van de
structuren. Waar nodig zullen structuren worden bestreden en correcties
worden aangebracht.

Bij het onderzoek zal worden getracht vast te stellen hoeveel
financiële instellingen gebruik hebben gemaakt van de in de vraag
bedoelde route.

Het is niet mogelijk op korte termijn informatie te verschaffen inzake
de signalen die de Belastingdienst ontvangt over druk die mogelijk
wordt uitgeoefend op toeleveranciers. Daarvoor zal eerst informatie
moeten worden ingewonnen bij de Belastingdienst. Dit aspect wordt
meegenomen bij het reeds toegezegde onderzoek.

1) Weekblad fiscaal recht, nummer 6856, pagina 564, 22 april 2010
2) http://weblogs.nrc.nl/geld/2010/04/22/onduidelijkheid-rond-ing-truc/

3) Vraagnummer 2010Z05369
4) 66e vergadering, dinsdag 23 maart 2010