Rijksoverheid


Herdenking afschaffing slavernij

Toespraak | 01-07-2010

Minister Rouvoet sprak vandaag (1 juli 2010) namens de regering bij de nationale herdenking van het slavernijverleden.

Vandaag precies 147 jaar geleden klonken in Paramaribo 21 kanonschoten om de afschaffing van de slavernij in onze toenmalige koloniën Suriname en de Nederlandse Antillen te markeren. Het is mij een grote eer om hier te mogen spreken bij de herdenking van die gebeurtenis. Ik wil bij deze gelegenheid ingaan op twee vragen: (1) is herdenken zinvol, en (2) hoe konden onze voorouders de slavenhandel in overeenstemming met hun geweten brengen?

De eerste vraag: waarom zouden we eigenlijk herdenken? Je hoort van tijd tot tijd stemmen opgaan om daar maar eens mee op te houden. Toen dit monument in 2002 werd onthuld, speelde die discussie ook al. Maar Gerda Havertong, één van de ambassadeurs van het Nationaal Monument Slavernijverleden, sprak wijze woorden over het nut van herdenken, ik citeer:

"Erkennen en accepteren van een gedeeld verleden leidt tot wederzijdse verantwoordelijkheid en respect om te komen tot een aanvaardbare, gezamenlijke toekomst."

Daar sluit ik me graag bij aan, ik had geen betere woorden kunnen kiezen. Mevrouw Gerda Havertong gaat hier straks optreden, en ik denk dat iedereen zich daar nu al op verheugt. Want zij kan het niet alleen beter zeggen dan ik, maar ze kan het ook mooier zingen.

Waar we ook vandaan komen, het verleden dat we samen delen geeft ons gemeenschappelijke `roots'. Het verleden - `for better and for worse' - verbindt ons en geeft ons een basis om samen de toekomst in te gaan. Daar komt bij dat het slavernijverleden ook nog heel vers is. Dat is nog maar een generatie of zes geleden: de opa's en oma's van onze opa's en oma's kunnen het nog hebben meegemaakt. Dat bekent dat veel van onze generatiegenoten mogelijk maar één handdruk verwijderd zijn van degenen die er uit eigen ervaring over zouden kunnen vertellen, als dader, als slachtoffer of als nakomeling van dader én slachtoffer samen.

De twee eeuwen dat Nederland handel dreef in slaven, liggen helemaal niet ver achter ons. Toch leken ze na 1863 al snel veel verder weg. Een periode waar je niet zo trots op bent, die verdring je maar liever. Slavernij werd in 2007 opgenomen in de Canon van Nederland; maar in de geschiedenisboekjes die wij op school kregen, werd er niet of nauwelijks aandacht aan besteed. Het was lange tijd een voetnoot in onze geschiedenis. Toch nam ons land in Europa op een zeker moment 5% van de totale slavenhandel voor haar rekening. Voor zo'n klein land was dat een onevenredig groot aandeel. Als het niet zo'n verwerpelijke activiteit was geweest, hadden we ons er later graag op laten voorstaan. Maar we hebben deze zwarte bladzijde lange tijd overgeslagen. Daarom hebben veel mensen er nog steeds geen weet van. Maar de negatieve gevolgen van de slavenhandel zijn nog lang niet verdwenen: bruine en zwarte mensen die witte mensen wantrouwen, witte mensen die gekleurde mensen minachten. Dat verander je niet zomaar even, maar je moet eraan blijven werken. Oók door te herdenken, zodat iedereen ervan weet: en alles weten, is alles begrijpen.

Het antwoord op de vraag of herdenken nog altijd zinvol is, luidt dan ook kortweg: ja. We staan hier samen als levend bewijs dat erfgenamen van een slavernijverleden vreedzaam en met respect voor elkaar kunnen samenleven, dat we een verleden, een heden én een toekomst kunnen delen. Voor de meesten van ons is dat gelukkig heel vanzelfsprekend.

Kom ik bij de tweede vraag: hoe konden onze Europese voorouders de slavenhandel in vredesnaam in overeenstemming met hun geweten brengen? Het waren toch geen wilden, het waren mensen die leefden in een beschaving met Christelijke tradities. Een tijd die gerespecteerde kunstenaars en denkers als Bach, Goethe en Jean-Jacques Rousseau naar voren bracht, hoe kon daarin ook zoiets onmenselijks als slavenhandel bestaan? Hoe kon de ene mens de andere als handelswaar en eigendom zien.

Er waren om te beginnen racistische argumenten. In de 18^e-eeuwse theorie van de `ketens der wezens' dachten velen dat de zwarten een ontbrekende schakel vormden tussen de apen en de blanken. De neger zou ook per definitie inferieur zijn omdat hij barbaarse eigenschappen zou hebben.

Daarnaast werd in de bijbel naar rechtvaardiging gezocht. De negers werden gezien als de nakomelingen van Cham, die door zijn vader Noach vervloekt en tot slavernij veroordeeld was. En Cham werd gezien als de stamvader van de Afrikaanse volkeren. Slavernij als straf voor begane zonde; in die opvatting mocht de heidense Afrikaan nog blij zijn dat hij door de slavernij met het Christendom in aanraking kwam. In de bijbel zocht overigens niemand naar teksten die het misbruik van medemensen veroordeelden. Die hadden anders gemakkelijk gevonden kunnen worden. Maar ook zonder bijbel kun je wel begrijpen dat het minachten en onmenselijk behandelen van een hele bevolkingsgroep op basis van een kenmerk als huidskleur, afkomst of religie immoreel is.

De slavernij werd op allerlei manieren goedgepraat. En we mogen ook niet vergeten, dat maar weinig mensen wisten wat er in de koloniën precies gebeurde. Kranten waren schaars, massamedia bestonden niet, men wilde bovendien graag geloven dat het allemaal wel meeviel. Want iedereen genoot van de koffie, de thee en de suiker, en vooral van de prachtige winsten. Met het `slavengeld' konden schitterende buitens aan de Vecht en koopmanshuizen aan de Amsterdamse grachten worden gebouwd.

Een huiveringwekkend voorbeeld hoe de burgers hun geweten susten, vind je in het gedicht `Myn Neger-Jongen Cicero' van de Amsterdamse koopman-dichter Paul François Roos, die leefde van 1751 tot 1805. Deze Nederlandse planter had het geweldig naar zijn zin in Suriname, dat hij als zijn tweede vaderland beschouwde. Hij wilde voor geen goud terug naar ons koude kikkerlandje. In het genoemde gedicht lees je de toenmalige visie op de slavernij, die erop neerkomt dat `de slaaf het zo slecht nog niet heeft'.

De slaven komen in dit gedicht zogenaamd zelf aan het woord. De jonge slaaf Cicero vraagt aan een oudere, wijze slaaf wat die vrijheid toch te betekenen heeft, waar zoveel over gesproken wordt. De oudere slaaf, die ooit met zijn baas is meegeweest naar Nederland, geeft dan het volgende antwoord:

`k Zal U van 't vry nog meer vertellen:

Toen ik myn Meester mogt verzellen

Naar 't Vryheid-minnend Nederland,

Dagt ik, zie zoo! Nu zal ik leeren,

Der Vryheids waarde te waardeeren,

Dewyl men hier de Slaafsheit bant.

't Bedroog my, want het arme vry

Scheen erger daar dan slaverny.

Ik zag een reeks van arme Blanken,

Die 't Opperwezen zouden danken

Indien zy 't hadden zoo als wy:

Ik zag hen kruijen, torschen, zwoegen,

Modderen, trekken, graaven, ploegen:

De nooddruft heerschte aan hunne zy:

Toen dagt ik: Ach! Is dit een vry,

Zoo vry is 't ook in slaverny.

't Is waar, hier zult gy somtyds zeggen,

Dat elk het werk kon nederleggen,

Want elk is in zyn omkring (= omgeving) vry;

Dit is zoo! Maar die niet wil werken,

Wordt aangezien gelyk een Verken,

Ja als een pest der Maatschappy!

Zoo dat, myn vriend, hun arme vry

Bevat het juk der slaverny.

Dames en heren,

Het is beschamend als je nu leest hoe de slavernij door onze voorouders werd goedgepraat, hoe onmenselijke praktijken werden vergoelijkt. Laten we daar in ieder geval lering uit trekken. De slavernij hebben wij 147 jaar geleden definitief afgeschaft. Officieel is dat inmiddels overal ter wereld gebeurd. Maar toch leven nog steeds miljoenen mensen in een toestand van slavernij. In onze winkels ligt kleding en chocola waarvoor kindslaven zijn uitgebuit (bij NiNsee loopt een tentoonstelling over dit onderwerp, `Kind aan de Ketting'). Je kunt je ogen daar niet voor sluiten, en toch gebeurt het. Jezelf voor de gek houden, je eigen geweten sussen met drogredenen, dat is nog steeds aan de orde van de dag.

Het is lastig om je nu voor te stellen dat onze voorouders met slavernij konden leven. Maar de manieren waarop ze iets wat zó krom was, toch recht probeerden te praten: dat verschijnsel is kennelijk van alle tijden, daar zijn we nog niet vanaf, evenmin als van de slavernij.

Nederland betreurt het leed dat is veroorzaakt door slavernij en kolonialisme. Voor een betere wereld moeten we leren van het verleden, en ook onze jeugd hierover vertellen. Daarom moeten we blijven herdenken. Vandaag. Morgen. En overmorgen.

Ik dank u wel.