Rijksvoorlichtingsdienst

Minder lastendruk voor de ballonvaart, schermzweeftoestellen en zeilvliegtuigen.

Voor luchthavens die uitsluitend worden gebruikt door de ballonvaart, schermzweeftoestellen en zeilvliegtuigen hoeven geen luchthavenregelingen aangevraagd te worden. Dat betekent dat een onvoorziene, grote lastendruk van de baan is. Minister Eurlings van Verkeer en Waterstaat heeft in samenwerking met de sector en in overleg met de provincies een oplossing gevonden om de extra administratieve lasten te voorkomen.

Met de wet Regelgeving burgerluchthavens en militaire luchthavens (RBML) zijn regionale burgerluchthavens gedecentraliseerd. Niet het Rijk, maar de provincies zijn nu het bevoegd gezag voor deze luchthavens. Hierdoor bleken er onvoorziene extra administratieve lasten voor de luchtsportvliegers te ontstaan. Voor de luchthaventerreinen die deze vliegers gebruiken, moesten op uiterlijk 1 november 2010 meer dan 500 luchthavenregelingen zijn verleend door de provincies. De hiervoor te doorlopen procedure zou gemiddeld 9 maanden duren. Dergelijke administratieve lasten, voor zowel de luchtsporters als de provincies, zijn niet de bedoeling geweest van de wet RBML.

De minister gebruikt nu een mogelijkheid in de wet om het permanent gebruik van een terrein als luchthaven door deze luchtsporten (schermzweeftoestellen, zeilvliegtuigen en ballonvaart) vrij te stellen van het hebben van een luchthavenregeling. Om te mogen vliegen volstaat een verklaring van geen bezwaar uit oogpunt van openbare orde en veiligheid van de burgemeester waar het terrein is gelegen. Het aanvragen en het hebben van zo'n verklaring komt grotendeels overeen met de bestaande regelingen die door de wet RBML zijn komen te vervallen.

Voor schermvliegtuigen wordt nog gezocht naar een oplossing. Omdat deze categorie luchtvaartuigen vanwege hun (hulp)motor meer overlast veroorzaakt gaat de minister met de luchtsportsector en de provincies kijken of er een passende oplossing gevonden kan worden.

Noot voor redacties (