Wageningen Universiteit en Researchcentrum
30 jun 2010
Foto: Klaas Kreuijer
Jonge zeehonden in de Nederlandse en Duitse Waddenzee worden gemiddeld
bijna een maand vroeger geboren dan ruim dertig jaar geleden. Dat
blijkt uit langjarige tellingen door onderzoekers van IMARES, het
instituut voor marien ecologisch onderzoek van Wageningen UR.
Overbevissing is volgens hen de belangrijkste verklaring, omdat die met
name gericht is op de grotere vissen. Daarvan profiteren de kleinere
vissoorten, juist het voorkeursvoedsel van zeehonden, die daarmee zorg
dragen voor een groter voedselaanbod voor de zeehonden. De onderzoekers
publiceren hun bevindingen vandaag in het wetenschappelijke tijdschrift
Biology Letters.
Prof. Peter Reijnders, later gevolgd door zijn collegaâs Sophie
Brasseur en Erik Meesters, begon de tellingen in de Nederlandse
Waddenzee in 1974. Zij stelden vast dat sindsdien de
geboortetijdstippen van jonge zeehondjes circa 3: week vroeger is
komen te liggen, een vervroeging van gemiddelde van 0,7 dagen per jaar.
Dat is behoorlijk veel, want normaal zit er bij zeehonden maar weinig
variatie in het geboortetijdstip. Zij analyseerden ook tellingen in het
Duitse deel van de Waddenzee; die lieten een gelijksoortige vervroeging
zien.
De onderzoekers blijven de metingen uitvoeren en willen kijken of op
termijn de verandering in het geboortetijdstip van zeehonden weer gaat
omkeren als de sterk groeiende zeehondenpopulatie de draagkracht van
zijn leefgebied gaat naderen.
Stille zwangerschap
Als verklaring van het vroegere geboortetijdstip zien de onderzoekers
de verbeterde leefomstandigheden en dan met name het grotere
voedselaanbod voor zeehonden als belangrijkste factor. Vrouwelijke
zeehonden maken na de bevruchting een periode door van zgn. stille
zwangerschap. Die houdt in dat de bevruchte eicel zich niet meteen
innestelt in de baarmoeder. Doorgaans begint die innesteling en daarmee
de actieve zwangerschap na ongeveer 2: maand. Die tijd heeft het
vrouwtje nodig om aan te sterken na de vorige intensieve zoogtijd
waarbij haar vetvoorraad sterk is afgenomen. Kennelijk, zo menen de
onderzoekers, wordt die herstelperiode korter door een groter
voedselaanbod.
Uit onderzoek waar visecologen van IMARES bij waren betrokken blijkt
dat sinds 1977 de dichtheden van grote zgn. bodembewonende vissen in de
Noordzeekustzone van Nederland tot Denemarken sterk zijn afgenomen en
de kleinere soorten, die bij voorkeur door zeehonden worden gegeten,
juist toegenomen. Door overbevissing is het aantal grote vissen
verminderd waardoor kleine soorten de kans kregen in aantal te groeien
doordat ze meer voedsel beschikbaar hebben en minder kans lopen door
grotere vissen te worden opgegeten.
De onderzoekers hebben ook gekeken naar andere verklaringsfactoren die
van invloed zouden zijn op de vervroeging van het geboortetijdstip en
de verbeterde leefomstandigheden van de zeehond. Zij stelden vast dat
veranderingen in leeftijdsopbouw, als gevolg van bijvoorbeeld twee
virusuitbraken onder zeehonden en het eerder beschikbaar komen van
voedsel door veranderingen in temperatuur geen rol van betekenis
speelden.