Rapport Commissie pachtnormen II
29 juni 2010 - kamerstuk
Kamerbrief met inhoudelijke reactie over de aanleiding van het rapport
en het advies en reactie van de Commissie. De Kamer zal geïnformeerd
worden over resultaten van vervolgonderzoek dat nog wordt verricht.
Geachte Voorzitter,
In vervolg op mijn brief van 16 juni jl. waarbij ik u het rapport van de Commissie
pachtnormen II (hierna: Commissie) heb aangeboden (Kamerstukken II 2009/10,
27 924, nr. 45), bericht ik u hierbij inhoudelijk over het rapport van de
Commissie. Allereerst ga ik kort in op de aanleiding voor het rapport. Vervolgens
ga ik in op de aanbevelingen van de Commissie en mijn reactie daarop en op het
vervolgtraject.
I. Aanleiding voor rapport
Zoals toegezegd tijdens het algemeen overleg met uw Kamer over pacht op 10
september 2009 (Kamerstukken II 2009/10, 27 924, nr. 39) heb ik eind 2009 met
de heer Van Hall, de voorzitter van de voormalige Commissie pachtnormen,
teruggeblikt op de ontwikkelingen inzake de pachtprijzen en de gevolgen ervan.
Dit heeft ertoe geleid dat ik de heer Van Hall heb verzocht nog een keer de leden
van de voormalige Commissie pachtnormen bijeen te roepen om de gerezen
knelpunten in de pachtprijzensystematiek te analyseren en mogelijke oplossingen
te verkennen (zie mijn brief aan uw Kamer van 1 december 2009 (Kamerstukken
II 2009/10, 27 924, nr. 40)). De leden van de voormalige Commissie
pachtnormen zijn daartoe op 8 januari 2010 bij elkaar geweest. De heer Van Hall
heeft mij vervolgens aangegeven dat de gerezen knelpunten niet in een
bijeenkomst kunnen worden uitgewerkt, maar dat hij daarvoor nog een aantal
vervolgbijeenkomsten tot eind mei nodig heeft. Hij heeft aangegeven mij de
eerste helft juni te berichten over de bevindingen. Gelet hierop heb ik de
Commissie pachtnormen II verzocht de gerezen knelpunten uit te werken en de
pachtprijzensystematiek te evalueren. Hierover heb ik uw Kamer geïnformeerd bij
brief van 16 februari 2010 (Kamerstukken II, 27 924, nr. 42).
De concrete opdracht van de Commissie behelsde het uitwerken van de
knelpunten die zijn besproken tijdens de bijeenkomst van 8 januari 2010 en het
mede op basis daarvan evalueren van de bestaande pachtprijzensystematiek. De
Commissie had tot taak in dat kader aanbevelingen aan te dragen voor
verbeterpunten van de pachtprijzensystematiek. Ik heb de Commissie verzocht
daarbij in ieder geval aandacht te besteden aan:
- de representativiteit van de steekproef;
- de wenselijkheid van de invoering van een systeem van aftrekposten voor
kleinschalige landschapselementen bijvoorbeeld op landgoederen;
- de wenselijkheid van het instellen van een ondergrens gerelateerd aan de
regionorm.
De eerste twee onderdelen betreffen onderdelen waarvan ik uw Kamer tijdens het
algemeen overleg over pacht van 3 juni 2009 (Kamerstukken II 2008/09, nr. 28
625, nr. 74) heb toegezegd die te zullen evalueren. Ten slotte heb ik de
Commissie verzocht bij het doen van aanbevelingen rekening te houden met de
kaders van de bestaande pachtprijzensystematiek en de bestaande wijze van
dataverzameling.
II. Het advies van de Commissie pachtnormen II en reactie op advies
De Commissie heeft aanbevelingen gedaan die betrekking hebben op de
berekening van de grondbeloning, een ondergrens voor bestaande
overeenkomsten, de berekening van het veranderpercentage en de frequentie van
herziening van de pachtprijzen. Daarnaast heeft de Commissie geadviseerd voor
twee onderdelen een nadere studie te laten uitvoeren.
Ik ben verheugd dat de Commissie een unaniem advies heeft uitgebracht. Ik
meen dat sprake is van een afgewogen advies. Het betreft een samenhangend
geheel van aanbevelingen. Dit geeft mij een basis om de pachtprijzensystematiek
eenvoudiger in te richten. Bovendien zullen de pachtprijzen minder fluctueren.
Gelet hierop en op het unanieme karakter van het advies wil ik de aanbevelingen
van de Commissie integraal overnemen.
Hieronder komen de afzonderlijke aanbevelingen van de Commissie aan de orde,
voorzien van mijn reactie.
II.A.Grondbeloning (en regionorm)
1.Prijscomponent aanwas
De Commissie stelt voor de jaarlijkse waardeverandering van veestapel en
opstanden uit de berekening van de grondbeloning te halen waardoor deze minder
fluctueert.
Op mijn verzoek heeft het LEI in 2009 de rekenregels op dit punt aangepast. De
Commissie bevestigt de geldende methodiek.
2. Afschrijving melkquotum
De Commissie adviseert bij de berekening van de grondbeloning niet af te
schrijven op aangekocht melkquotum. De overweging daarbij is dat een dergelijke
wijziging de grondbeloning de komende jaren sterk zal drukken waarna deze, na
de afschaffing van de quota, weer omhoog zal gaan. Dat vindt de Commissie
onwenselijk. Mocht er evenwel in de toekomst een nieuw systeem van
productiebeperking worden ingesteld dan dient volgens de Commissie een en
ander opnieuw te worden bekeken.
Ik ben van mening dat afschrijving op aangekochte melkquota leidt tot een
tijdelijke, maar substantiële daling van de grondbeloning. Bovendien is het slechts
een fiscale afschrijving en geen reservering voor toekomstige investeringen in
quota. Ik onderschrijf het standpunt van de Commissie.
3. Reserveringen
De wijze waarop de grondbeloning moet worden berekend is in detail vastgelegd
in het Pachtprijzenbesluit 2007. Hierbij is rekening gehouden met het feit dat een
pachter ook moet kunnen investeren. Hiervoor wordt thans een vast percentage
van het bedrijfsvermogen (1%) afgetrokken van de grondbeloning. De Commissie
stelt voor dit percentage te vervangen door een percentage van de grondbeloning
(20%). Daarmee wordt aangesloten bij het gegeven dat er in goede jaren meer
ruimte is om geld te reserveren voor investeringen dan in slechte jaren. Hierdoor
zal de grondbeloning minder fluctueren.
Ik meen dat het systeem wint aan transparantie en eenvoud door de aftrek te
relateren aan grondbeloning in plaats van aan bedrijfsvermogen. Het zal naar
verwachting beter aansluiten bij de beleving van de pachters. Ik kan mij dan ook
in deze aanbeveling vinden.
4. Neventakken
De grondbeloning wordt berekend op basis van een steekproef van
(gespecialiseerde) akkerbouw- en melkveebedrijven (met een omvang van 70-400
nge). Daarbij worden alleen de opbrengsten uit het bedrijf en niet die van buiten
het bedrijf meegenomen. De pachters hebben gevraagd om de 'overige
opbrengsten uit het bedrijf' (bijvoorbeeld exploitatie van windmolens en
zorgboerderijen) en opbrengsten uit niet-grondgebonden landbouwactiviteiten
(zoals intensieve veehouderijtak op bedrijf) uit de berekening van de
grondbeloning weg te laten. Deze opbrengsten zijn namelijk niet te relateren aan
het opbrengende vermogen van de grond. De Commissie stelt voor om de
steekproef op te schonen: alle grondbeloningsbedrijven met meer dan 25%
opbrengsten uit agrarische (intensieve veehouderij) of niet-agrarische
(windmolens) neventakken worden uit de steekproef gehaald. Het percentage van
25% is zo gekozen dat er voldoende grondbeloningsbedrijven in elke pachtregio
overblijven. Alleen in de regio Zuidwest-Brabant moeten ten minste drie nieuwe
grondbeloningsbedrijven worden aangezocht om voldoende betrouwbare gegevens
te hebben.
Ik kan instemmen met de keuze voor het verwijderen van
grondbeloningsbedrijven met meer dan 25% neveninkomsten uit de steekproef.
5. Grondbeloning van pacht- en eigendomsbedrijven
Pachters hebben aangegeven dat bedrijven met overwegend gepachte gronden
slechtere resultaten halen (lagere grondbeloning) dan bedrijven met overwegend
gronden in eigendom. De Commissie stelt vast dat er weinig verschil is in
bedrijfsresultaat en grondbeloning, maar dat wel de bedrijfsontwikkeling van
bedrijven met overwegend gepachte gronden enigszins achterloopt bij die van
bedrijven met overwegend grond in eigendom. Desalniettemin ziet de Commissie
onvoldoende aanleiding de selectie van grondbeloningsbedrijven aan te passen.
Als alleen grondbeloningsbedrijven zouden worden geselecteerd met overwegend
regulier gepachte gronden, dan blijven er zo weinig grondbeloningsbedrijven over
dat een indeling in pachtprijsregio's onmogelijk wordt.
Ik kan mij in deze aanbeveling vinden.
6. Bruto modaal inkomen
Pachters geven aan dat het bruto modaal inkomen een te beperkte beloning is
voor de niet-betaalde arbeid op het bedrijf omdat daaruit ook de
pensioenvoorziening en de arbeidsongeschiktheidsverzekering moeten worden
betaald. De Commissie adviseert het bruto modaal inkomen te blijven gebruiken
als beloning voor de niet-betaalde arbeidsinzet op het landbouwbedrijf. Het
alternatief, een berekening met behulp van het cao-loon, is door de Commissie
eerder afgewezen omdat hierdoor een voor verpachters onacceptabele lage
grondbeloning zou overblijven.
Ik kan mij in deze aanbeveling vinden.
II.B. Veranderpercentage
Voor bestaande pachtovereenkomsten wordt de pachtprijs herzien op basis van
een veranderpercentage. Het percentage wordt thans bepaald door de regionorm
te delen door de gemiddelde pachtprijs in een gebied. Het idee van het
veranderpercentage is namelijk dat de bestaande pachtprijzen langzaam naar de
nieuwe regionormen toegroeien. Voor individuele pachters blijkt dit evenwel
ongunstig te kunnen uitpakken. De prijsverhoging wordt namelijk niet alleen
bepaald door de verhoging van de regionorm, maar ook door de betaalde
pachtprijzen van collega-boeren. De Commissie stelt voor om het
veranderpercentage voortaan te bepalen door de nieuwe regionorm te delen door
de oude regionorm, nu de afgelopen jaren het verschil tussen de pachtprijs en de
regionorm kleiner is geworden. De Commissie meent dat dan sprake is van een
systeem dat minder afhankelijk wordt van de werkelijk betaalde pachtprijzen en
daarmee eenvoudiger en transparanter is. Bovendien is het dan technisch
mogelijk om de pachtnormen jaarlijks aan te passen (zie hieronder bij punt II.E.).
Ik ben verheugd dat de consensus leidt tot een transparanter en eenvoudiger
systeem. Ik kan instemmen met deze aanbeveling.
II.C. Boven- en ondergrens gerelateerd aan de regionorm
Voor bestaande overeenkomsten geldt een bovengrens, waardoor een stijging van
de pachtprijs (= positief veranderpercentage) wordt beperkt tot 110% van de
regionorm. De Commissie heeft onderzocht of nu ook een benedengrens moet
worden ingesteld, waardoor bij een daling van de pachtprijs (= negatief
veranderpercentage) de neerwaartse beweging wordt gedempt. Zij adviseert om
een ondergrens van 90% van de regionorm in te stellen. Dit dempt de daling ten
gunste van de verpachters. Bij een negatief veranderpercentage gaan de laagste
pachtprijzen dan niet nog verder naar beneden. In combinatie met de bovengrens
wordt de huidige spreiding in de betaalde pachtprijzen beperkt. De boven- en
benedengrens dempen bovendien de stijging en de daling (fluctuatie) in de tijd.
Ik kan instemmen met de aanbeveling van de Commissie om na een bovengrens
ook een benedengrens in te voeren, omdat dit het systeem stabiliseert en het
draagvlak bij de partijen vergroot.
II.D. Pachtprijsgebieden
De Commissie heeft gediscussieerd over aanpassing van de bestaande 14
pachtregio's. Zij adviseert de indeling niet aan te passen.
Ik kan mij vinden in deze aanbeveling.
II.E. Frequentie aanpassing pachtprijzen
De Commissie stelt, net als de oorspronkelijke Commissie pachtnormen, voor om
de pachtprijzen ieder jaar aan te passen in plaats van tweejaarlijks, zoals thans
het geval is. Jaarlijkse aanpassing is technisch haalbaar, nu de Commissie
voorstelt bij de bepaling van het veranderpercentage niet meer uit te gaan de
laatst betaalde pachtprijzen.
De pachtprijs volgt daarmee dezelfde lijn als de huurprijs. De pachtprijzen zullen
hiermee minder fluctueren. Ik kan mij vinden in deze aanbeveling.
II. F. Nader onderzoek
Over twee onderdelen heeft de Commissie geen inhoudelijk advies gegeven. Dit
betreft de mogelijke invoering van een systeem van aftrekposten voor
kleinschalige landschapselementen bijvoorbeeld op landgoederen en de
pachtnormen voor agrarische bedrijfsgebouwen. De Commissie is van mening dat
de introductie van toeslagen en aftrekken een te fundamentele ingreep in het
huidige pachtprijzensysteem is, waardoor die buiten de opdracht (fine-tuning)
valt. Over de pachtnormen voor agrarische bedrijfsgebouwen oordeelt de
Commissie dat dit onderwerp te gecompliceerd bleek in relatie tot de beperkte tijd
die de Commissie was toebedeeld. Zij adviseert daarom een vervolgstudie om die
kwesties nader uit te werken.
Ik kan mij vinden in deze aanbeveling.
III. Vervolgtraject
Ik heb het voornemen de rekenmethodiek van het Pachtprijzenbesluit 2007 te
wijzigen overeenkomstig de aanbevelingen van de Commissie. Ik zal daartoe een
voorstel voorbereiden, opdat bij de eerstvolgende herziening van de pachtprijzen
per 1 juli 2011 de pachtprijzen kunnen worden berekend op basis van de herziene
systematiek. In de procedure houd ik daarbij rekening met het verzoek van de
Vaste Kamer commissie voor LNV geen onomkeerbare besluiten te nemen
aangaande pachtnormen voordat dit onderwerp is behandeld tijdens het AO
terzake.
Zoals ik u heb bericht in de bovengenoemde brief van 16 juni jl. zal de Commissie
ter voorbereiding van de nadere studie eind deze maand nog een keer bij elkaar
komen.
Over de resultaten van het nog te verrichten vervolgonderzoek zal ik u zo spoedig
mogelijk informeren.
DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUUR EN
VOEDSELKWALITEIT,
G. Verburg
Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit