Datum 29 juni 2010 -
Hoofdlijnen resultaten Nationale Markt- en Capaciteitsanalyse (NMCA)
-
Geachte voorzitter,
Hierbij wil ik u informeren over de hoofdlijnen van de Nationale Markt en
Capaciteitsanalyse (NMCA). Het betreft een indicatief inzicht in de nationale
bereikbaarheidsproblematiek op middellange (2020) en lange termijn (2028).
Deze resultaten geven aan waar de belangrijkste bereikbaarheidsproblematiek
wordt verwacht.
De NMCA is een multimodale analyse naar de staat van de bereikbaarheid in 2020
en 2028. Daarmee komt de samenhang tussen modaliteiten in beeld. De NMCA
wijkt op dit punt af van de Landelijke Markt- en Capaciteitsanalyses (LMCA's) uit
2007, die unimodaal zijn uitgevoerd.
De NMCA geeft een confrontatie tussen de markt (vraag naar mobiliteit) en de
capaciteit (aanbod) voor de modaliteiten/netwerken van weg, spoor, regionaal
openbaar vervoer en vaarwegen. In deze brief wordt gefocust op de nationale
netwerken.
Deze analyse geeft een beeld van de bereikbaarheidsproblematiek op nationaal
niveau, maar biedt geen oplossingsrichtingen. Het is aan een nieuw kabinet om
politieke en beleidsmatige conclusies te trekken, dan wel een financiële vertaling
te geven.
Voor conclusies op regionaal niveau is nog een verdere gebiedsuitwerking nodig
waarin ook het onderliggend wegennet en decentraal spoor worden betrokken.
Vervolgens kunnen rijk en regio in het bestuurlijke MIRT-overleg per regio
conclusies trekken op basis van de gebiedsuitwerking van de NMCA en de
integrale gebiedsagenda's.1
Voor de interpretatie van de hier gepresenteerde conclusies is het van belang te
beseffen dat voorgenomen investeringen van rijk en regionale overheden input
zijn voor de analyse. Dat betekent dat de effecten van reeds aanvaard beleid (van
rijk en regio) in de berekeningen zijn verdisconteerd. Alle projecten uit het MIRT
2010 (met uitzondering van de verkenningen) zijn in 2020 als uitgevoerd
verondersteld. Dit geldt ook voor het Programma Hoogfrequent Spoorvervoer
1 Opgesteld in 2009 door rijk en regio voor het gehele ruimtelijke domein
a
agina 1 van 8
P
(PHS)2, het Actieprogramma Regionaal Openbaar Vervoer en regionale
Datum
investeringen in weg- en andere infrastructuur. Deze investeringen zijn voorzien 29 juni 2010
binnen de bestaande kaders van het Infrastructuurfonds en regionale middelen. Ons kenmerk
Tussen 2020 en 2028 zijn in de analyse geen nieuwe projecten als gerealiseerd VenW/DGMO-2010/5770
verondersteld.
De NMCA brengt in beeld welke problematiek resteert na het uitvoeren van het
voorziene programma. De NMCA is geen onderzoek naar (de effectiviteit van)
mogelijke additionele oplossingen (projecten of beleidskeuzes). Daarover zal een
nieuw kabinet besluiten. De mogelijke effecten van een vorm van beprijzing (als
beleidsinstrument) zijn in deze probleemanalyse buiten beschouwing gelaten,
evenals andere oplossingsrichtingen. Aan het eind van deze brief wordt daar
nader op ingegaan.
De hier gepresenteerde hoofdlijnen van de NMCA zijn gebaseerd op modelmatige
analyses met het Landelijk Modelsysteem (LMS). Het betreft een indicatief inzicht
in de meest hardnekkige nationale bereikbaarheidsproblematiek op middellange
(2020) en lange termijn (2028). Het LMS wordt momenteel geactualiseerd. Voor
de toetsing van de uitgevoerde berekeningen kon deze actualisering reeds worden
benut. De voorlopige gegevens uit deze actualisering zijn geschikt voor het
trekken van conclusies op hoofdlijnen. Voor meer gedetailleerde uitkomsten zal ik
een gebiedsuitwerking opstellen, na volledige afronding van de actualisering van
het LMS. Ik zal die gebiedsuitwerking in overleg met decentrale overheden
opstellen. Naast het LMS kunnen bij de gebiedsuitwerking ook de geactualiseerde
regionale (NRM3) modellen worden gebruikt.
Om een beeld te krijgen van de omvang van de problematiek is de verhouding
tussen markt en capaciteit afgezet tegen de normen uit de Nota Mobiliteit (NoMo-
normen) en de ambities uit de MobiliteitsAanpak. Daarbij is expliciet gekeken naar
de multimodale samenhang van het mobiliteitssysteem als geheel. Per gebied is
de problematiek op de weg, het spoor, de binnenvaart en in het regionaal OV bij
elkaar gebracht om zo over de totale staat van het mobiliteitssysteem voor 2020
en 2028 uitspraken te kunnen doen.
Uit de NMCA komen twee hoofdconclusies naar voren die ik zal toelichten in deze
brief:
I. De doelen van de Nota Mobiliteit voor 2020 worden naar
verwachting niet overal gehaald.
II. In de periode tussen 2020 en 2028 doet zich een verdere toename
van de bereikbaarheidsproblematiek voor rondom Amsterdam,
Rotterdam-Den Haag-Gouda, Stedelijk Netwerk BrabantStad en
Arnhem-Nijmegen.
2 Kabinetsbesluit 4 juni 2010.
3 Nederlands Regionaal Model
agina 2 van 8
P
I. Doelen Nota Mobiliteit voor 2020 worden naar verwachting niet overal
Datum
gehaald 29 juni 2010
Ons kenmerk
De economie zit op dit moment in een fase van herstel na de financiële crisis. Als VenW/DGMO-2010/5770
dit herstel richting 2020 doorzet, zijn de maatregelen uit het MIRT 2010 niet
toereikend om in 2020 de doelen uit de Nota Mobiliteit te halen. Dit geldt specifiek
voor het wegennetwerk. Voor het spoornetwerk zijn met PHS omvangrijke
investeringen gepland, die naar verwachting toereikend zijn om de reizigersgroei
in 2020 op het hoofdspoornet op te vangen. Voor regionaal openbaar vervoer
moet nog het nodige gebeuren om de verwachte groei van de vraag te faciliteren.
De problematiek is daarmee niet sectoraal van aard, maar nadrukkelijk
multimodaal.
Maatregelen zijn niet alleen van belang om reactief de mobiliteitsgroei bij
economisch herstel op te kunnen vangen, maar óók om proactief de
randvoorwaarden te scheppen voor economisch herstel. Internationale bedrijven
moeten erop kunnen vertrouwen dat Nederland er serieus aan werkt om ook qua
bereikbaarheid te kunnen concurreren met andere landen.
Met name in de Randstad en in sommige stedelijke gebieden daarbuiten is er een
aanmerkelijke kans dat de doelen niet worden gerealiseerd4. Dat geldt met name
voor de wegen en het binnenstedelijk en stadsgewestelijk OV:5
- In de Zuidvleugel worden op de weg problemen verwacht in de driehoek
Rotterdam-Den Haag-Gouda en op en rond de Rotterdamse Ruit. Verder
zijn er capaciteitsproblemen in het binnenstedelijk OV van Rotterdam,
Den Haag en Leiden. In de lopende verkenning spoorontsluiting Tweede
Maasvlakte wordt de capaciteitsproblematiek op de havenspoorlijn nog
onderzocht.
- In Noord-West Nederland wordt op de weg het doel van de Nota Mobiliteit
niet gehaald aan de noordkant van Amsterdam en op de as Schiphol,
Amsterdam, Almere. Verder zijn er capaciteitsproblemen in het
binnenstedelijk OV van Amsterdam en op de drukbezette
stadsgewestelijke lijnen rond Amsterdam.
- In het stedelijk netwerk BrabantStad en op de as tussen Brabant en
Arnhem-Nijmegen ontstaan problemen op de weg, alsmede in het
binnenstedelijk OV van Breda, Eindhoven, Arnhem en Nijmegen.
- In de regio Utrecht zijn de problemen op de hoofdnetwerken van wegen
en spoor in 2020 opgelost, uitgaande van uitvoering van het
bereikbaarheidspakket Ring Utrecht en de voorgenomen investeringen in
het spoor (zie hieronder). Er ontstaan wel diverse capaciteitsproblemen in
het binnenstedelijk en stadsregionaal OV in en rond Utrecht.
Hoewel ook op het spoor in de bovenstaande gebieden de meeste groei van
reizigers wordt verwacht, resten er tot 2020 - met het voorkeursbesluit
Programma Hoogfrequent Spoorvervoer (6 Intercity's en 6 stoptreinen op de
belangrijkste corridors), het Herstelplan Spoor fase 2 en de projecten uit het MIRT
4 Uitgaande van het Global Economy-scenario van de studie WLO, zonder een vorm van beprijzing.
5 Bij het binnenstedelijk en stadsgewestelijk OV betekent een capaciteitstekort dat er extra materieel en/of
infrastructuur nodig is. Projecten waarvoor regionale investeringen in het ov systeem reeds zijn vastgesteld, zijn
voor 2020 als gerealiseerd verondersteld. De eventuele vraagontwikkeling op ontbrekende schakels die
momenteel nog in discussie zijn, zijn in de NMCA niet onderzocht.
agina 3 van 8
P
2010- geen capaciteitsproblemen in het personenvervoer per spoor over het
Datum
hoofdrailnet.6 29 juni 2010
Ons kenmerk
Op de vaarwegen worden op belangrijke achterlandverbindingen problemen VenW/DGMO-2010/5770
verwacht bij bruggen en sluizen in de verbindingen tussen de Randstad en
Zeeland/Antwerpen en Oost-Nederland/Duitsland.
Indien de economische groei langjarig zou stagneren7 resteren er (met name in
de Randstad) nog steeds congestieknelpunten. Ook in die situatie wordt op de
wegen niet overal aan de normen uit de Nota Mobiliteit voldaan, hoewel op
kleinere schaal dan bij hogere economische groei. Voor de overige modaliteiten/
netwerken is de problematiek nagenoeg hetzelfde als bij hogere economische
groei.
II. In de periode tussen 2020 en 2028 doet zich een verdere toename van
de bereikbaarheidsproblematiek voor rondom Amsterdam, Rotterdam-
Den Haag-Gouda, Stedelijk Netwerk BrabantStad en Arnhem-Nijmegen
In de periode tussen 2020 en 2028 verergert de bereikbaarheidsproblematiek
zich, uitgaande van een aanhoudende economische groei. Naar verwachting
zullen de mobiliteitsproblemen zich met name manifesteren in de volgende drie
gebieden (zie `rode' gebieden op de kaart):
Driehoek Den Haag-Gouda-Rotterdam (inclusief Rotterdamse Ruit);
Metropoolregio Amsterdam (inclusief uitlopers naar Amersfoort, Lelystad,
Hoorn en Alkmaar);
Stedelijk Netwerk BrabantStad (waaronder Brainport Eindhoven) en de
verbindingsas met Arnhem-Nijmegen.
6 Markt en capaciteit op het decentraal spoor worden verder onderzocht in de gebiedsgerichte uitwerking.
7 Uitgaande van het Regional communities-scenario van de WLO-studie.
agina 4 van 8
P
Datum
29 juni 2010
Ons kenmerk
VenW/DGMO-2010/5770
agina 5 van 8
P
De `rode' gebieden op voorgaande kaart geven aan waar de bereikbaarheids-
Datum
problematiek zich concentreert. Het gaat in essentie om dezelfde gebieden als in 29 juni 2010
de vorige paragraaf (tot 2020) omschreven. Echter, de problemen zullen zich na Ons kenmerk
2020 meer uitstrekken over het gehele gebied dat in `rood' is aangegeven. De VenW/DGMO-2010/5770
`verkeerslichten' op de kaart geven aan waar de problematiek in het regionaal OV
wordt verwacht.
Zowel de doelstellingen uit de Nota Mobiliteit als die uit de MobiliteitsAanpak
worden zonder extra investeringen en andere beleidsinspanningen (bij een
middelmatige tot hogere economische groei) in deze gebieden niet gehaald. De
problemen nemen met name toe op de weg door een (forse) toename van de
automobiliteit c.q. congestie. Op het spoor, in het regionaal openbaar vervoer en
in de binnenvaart is er sprake van een minder sterke toename van de
problematiek tussen 2020 en 2028.
Voor de internationale bereikbaarheid is goede doorstroming op de
(inter)nationale corridors die onze mainports verbinden met het achterland van
groot belang voor onze internationaal georiënteerde economie. Uit de analyse
blijkt dat verkeer op deze assen in meerdere gebieden naar verwachting met
knelpunten wordt geconfronteerd op de weg. Voor vaarwegen worden knelpunten
verwacht in Noord-Nederland (sluizen), Oost-Nederland en Zeeland (enkele
sluizen en bruggen). Deze problemen kunnen door klimaatverandering worden
vergroot.
Driehoek Den Haag Gouda Rotterdam (inclusief Rotterdamse Ruit)
Belangrijke wegverbindingen in dit gebied raken bij voortgaande economische
groei overbelast. Datzelfde geldt voor het spoorvervoer. Daarnaast presteert het
binnenstedelijk openbaar vervoersysteem in Den Haag en in Rotterdam
onvoldoende om de verwachte reizigersgroei te kunnen opvangen.
Het bereikbaarheidsprobleem in dit gebied strekt zich ook uit tot aan de
onderkant van de Rotterdamse Ruit. Hier doen zich zowel op de weg als op het
spoor (havenspoorlijn) de nodige problemen voor die samenhangen met de
ontsluiting van de mainport Rotterdam.
De mogelijke verklaring voor de toename is de voortgaande groei van de
mobiliteit in deze regio (onder meer door de groei van het aantal woningen en
bedrijvigheid), in relatie tot een in de afgelopen decennia nog onvoldoende
gerealiseerde verbetering van de infrastructuur.
agina 6 van 8
P
Metropoolregio Amsterdam (inclusief uitlopers naar Amersfoort, Lelystad, Hoorn
Datum
en Alkmaar) 29 juni 2010
Rond Amsterdam worden op belangrijke wegen en in het binnenstedelijk en Ons kenmerk
stadgewestelijk openbaar vervoer capaciteitsproblemen verwacht bij VenW/DGMO-2010/5770
aanhoudende economische groei. Tussen 2020 en 2028 strekt de problematiek
zich steeds verder uit richting de randen van het gebied (Amersfoort, Almere,
Lelystad, Hoorn en Alkmaar). Door aanhoudende groei in het (goederen)vervoer
ontstaan op het Amsterdam-Rijnkanaal mogelijke knelpunten bij een aantal
bruggen.
De verklaring voor de problematiek in dit gebied ligt in de toenemende
metropoolvorming die zich kenmerkt door bedrijvigheid op en rond de Zuidas, een
toenemend aantal woon-werk verplaatsingen tussen Amsterdam en Almere en het
aan elkaar groeien van verschillende kernen (bijvoorbeeld op de as Schiphol-
Amsterdam-Almere) waardoor het (regionaal) openbaar vervoer tussen steden in
deze regio hard groeit. Ook in Utrecht worden in het binnenstedelijk regionaal
openbaar vervoer capaciteitsproblemen verwacht.
Stedelijk netwerk BrabantStad (waaronder Brainport Eindhoven) en de verbinding
met Arnhem-Nijmegen
Binnen het stedelijk netwerk BrabantStad wordt zowel op de weg als in het
binnenstedelijk openbaar vervoer (met name Eindhoven en Breda) in de periode
van 2020 tot 2028 een verergering van de bereikbaarheidsproblematiek
verwacht. Zo worden voor deze modaliteiten de NoMo-normen en de
MobiliteitsAanpak ambitie zonder extra inspanningen niet gerealiseerd.
De verklaring voor de problematiek in Brabant ligt in de toenemende
verstedelijking en bedrijvigheid (waaronder Brainport Eindhoven). Bovendien
doorkruisen een aantal belangrijke en drukbezette internationale corridors de
regio die de Rotterdamse en Antwerpse havens verbinden met het achterland.
Op de verbindingsas met Arnhem-Nijmegen treedt tussen 2020 en 2028 ook een
verslechtering op. Zo worden de NoMo-normen en de MobiliteitsAanpak ambitie
op delen van het wegennet niet gehaald (bij aanhoudende economische groei). In
het binnenstedelijk/stadsregionaal OV in Arnhem en Nijmegen zijn dan ook
capaciteitsproblemen te verwachten.
Indien de economische groei richting 2028 tegenvalt zullen de problemen in het
mobiliteitssysteem uiteraard minder groot zijn. Toch is duidelijk dat ook bij een
laag groeiscenario de doelen uit de Nota Mobiliteit (die gericht zijn op 2020) in
2028 niet overal worden gehaald. Het gaat dan in hoofdlijn om dezelfde gebieden
als op de kaart zijn ingetekend, echter op kleinere schaal (met name minder in de
uitlopers van de `rode' gebieden). Voor het realiseren van het ambitieniveau van
de MobiliteitsAanpak is ook in een laag groeiscenario een fors maatregelenpakket
noodzakelijk.
agina 7 van 8
P
Handelingsperspectief
Datum
29 juni 2010
Nationaal Ons kenmerk
Deze resultaten op hoofdlijnen geven aan waar de grote VenW/DGMO-2010/5770
bereikbaarheidsproblematiek ligt. Op basis hiervan kan een nieuw kabinet op
nationaal niveau keuzes maken. Met een gerichte inzet van maatregelen in een
brede beleidsmix zijn er mogelijkheden de problematiek te verminderen. Een
multimodale benadering is voor het oplossen van de problematiek noodzakelijk.
Regionaal
Als gezegd is -naast de hier gepresenteerde nationale problematiek op
hoofdlijnen- in het kader van de NMCA nog een gebiedsuitwerking nodig om beter
zicht te krijgen op de omvang en aard van de problematiek op regionaal niveau
(inclusief het onderliggend wegennet en decentraal spoor), ook in de koppeling
tussen de verschillende verkeer- en vervoersystemen. Bij die gebiedsuitwerking
dient een duidelijke relatie te worden gelegd met de update van de
gebiedsagenda's, lopende verkenningen en de internationale corridors die onze
mainports verbinden met het achterland. Op basis van de integrale
gebiedsagenda en de gebiedsuitwerking voor verkeer en vervoer, kunnen rijk en
regio in het bestuurlijk MIRT-overleg per regio conclusies trekken.
Oplossingsrichtingen
Deze NMCA, en ook de gebiedsuitwerking, richt zich niet op het analyseren van
oplossingsrichtingen. Duidelijk is dat, zeker bij een redelijke tot goede
economische groei, voor het halen van de doelen uit de Nota Mobiliteit en de
ambities uit de MobiliteitsAanpak een brede inzet van maatregelen noodzakelijk
is. De beleidsmix van bouwen, benutten en beprijzen is nog immer actueel. De
OESO wijst daar in haar recente rapportage (Economic Survey 2010) ook op.
Verder verdient de relatie met ruimtelijke ontwikkeling (locaties van wonen en
werken) alle aandacht.
Hoogachtend,
DE MINISTER VAN VERKEER EN WATERSTAAT,
ir. Camiel Eurlings
agina 8 van 8
P
Ministerie van Verkeer en Waterstaat