Datum 29 juni 2010
Betreft Verzamelbrief juni 2010
Door middel van de Verzamelbrief informeer ik u over relevante ontwikkelingen op
het terrein van werk en inkomen. Deze brief bevat informatie over de volgende
onderwerpen:
Jeugdwerkloosheid
1. Campagne jeugdwerkloosheid
2. ESF subsidie voor Actie Jeugd 1 en 2
Ketensamenwerking
3. Ketenmeibrief 2011 aan VNG, Divosa en UWV
Uitkeringen
4. Wijziging bedragen WWB, WIJ, IOAW, IOAZ en WWIK per 1 juli 2010
5. Verlies kinderbijslag en uitkering alleenstaande ouder
Participatie en re-integratie
6. Statistiek re-integratie gemeenten
7. Regeling uitstapprogramma's prostituees
8. E-learning module laaggeletterdheid en digivaardigheid
9. Onderzoek Social return
10. Deelname aan pilot loondispensatie
Pagina 1 van 30
1 Campagne jeugdwerkloosheid
Onze referentie
Begin juli start een landelijke campagne onder de noemer "Loos momentje" om RUA/RB/2010/11215
jongeren te activeren naar een baan of vervolgopleiding. De campagne richt zich
via verschillende kanalen (zoals tv, internet en radio) op de doelgroep mbo-ers in
de leeftijd 16 - 27 jaar. Daarbij wordt consequent verwezen naar de campagnesite
van www.ikkan.nl. Hier kunnen jongeren terecht voor meer informatie over
de werkpleinen en andere organisaties die ondersteuning kunnen bieden bij het
zoeken naar werk of opleiding. De campagne loopt in de maanden juli/augustus
en oktober/november 2010.
Ook de regio's kunnen gebruik maken van de campagnemiddelen. Samen met de
regionale projectleiders jeugdwerkloosheid wordt gekeken naar de mogelijkheden
voor regionale inzet van de campagne. Binnenkort verschijnt meer informatie op
de website www.ikkan.nl/regio.
2 ESF subsidie voor Actie Jeugd 1 en 2
Per 1 juli 2010 treedt een wijziging in werking van de Subsidieregeling
ESF 2007 2013 (zie Staatscourant d.d. 14 juni 2010, nr. 8942).
Deze wijziging betreft onder andere de Actie Jeugd.
Voor gemeenten wordt een nieuw aanvraagtijdvak geopend. Coördinerende
gemeenten kunnen in de periode 1 september 2010 t/m 31 maart 2011 ESF
subsidie voor Actie Jeugd 1 aanvragen. In totaal is hiervoor een budget van
35 miljoen beschikbaar. Per gemeente is een subsidieplafond vastgesteld, op
basis van de criteria voor de verdeling van rijksmiddelen ter bestrijding van de
jeugdwerkloosheid.
Sectoren kunnen weer subsidie voor Actie Jeugd 2 aanvragen. Eis daarbij is dat
de sector een sectorarrangement heeft afgesloten. Nieuw is dat ook sectoren die
met een of meer door de VNG aan te wijzen coördinerende gemeenten of met het
UWV een sectorarrangement afsluiten in aanmerking komen voor subsidie voor
Actie Jeugd 2. De al bestaande mogelijkheid van een landelijk arrangement met
de VNG blijft eveneens bestaan. Aanvragen voor Actie Jeugd 2 kunnen gedaan
worden in de maand oktober 2010. Het totaal beschikbare budget voor het
nieuwe aanvraagtijdvak bedraagt 25 miljoen.
Voor zowel Actie Jeugd 1 als 2 betreft dit het tweede en laatste aanvraagtijdvak.
Voor nadere informatie zie www.agentschapszw.nl
3 Ketenmeibrief 2011 aan VNG, Divosa en UWV
Elk jaar ontvangen de SUWI-organisaties UWV, SVB, BKWI en IB de zogeheten
meibrief. In deze brief staan de onderling afgestemde beleidsmatige prioriteiten
en de financiële kaders voor het volgende jaar. Dit is het vierde jaar dat het
ministerie ook de gemeenten hierbij betrekt, door de ketenpartners VNG, Divosa
en UWV een ketenmeibrief te sturen. Daarbij wordt rekening gehouden met de
verschillende verhoudingen tussen Rijk en gemeenten en tussen Rijk en
zelfstandige bestuursorganen. Ik vind het van belang om de ketenpartijen
gezamenlijk te benaderen, om zo recht te doen aan de steeds verdergaande
samenwerking in de keten.
Belangrijk onderwerp in de ketenmeibrief 2011 is de invoering van de
geïntegreerde dienstverlening op de Werkpleinen. Verder wordt aandacht
gevraagd voor de werkgeversbenadering, regionaal arbeidsmarktbeleid, de
prestatie-indicatoren en het Digitaal Klantdossier.
Pagina 2 van 30
4 Wijziging bedragen WWB, WIJ, IOAW, IOAZ en WWIK per 1 juli
2010 (zie bijlage 4) Onze referentie
RUA/RB/2010/11215
Het wettelijk minimumloon is per 1 juli 2010 vastgesteld op 1.416,- per maand.
In verband hiermee zal het netto minimumloon, als bedoeld in artikel 37 van de
Wet werk en bijstand (WWB) per genoemde datum eveneens een wijziging
ondergaan. Uiteraard heeft dit gevolgen voor de aan het nettominimumloon
gerelateerde bijstandsnormen, de normen genoemd in de WIJ en de grondslagen
IOAW en IOAZ. Ook de bruto bedragen genoemd in de Wet werk en inkomen
kunstenaars (WWIK) wijzigen per 1 juli 2010.
De wijziging van de WWB-normen en de WWIK-bedragen vindt van rechtswege
plaats. Van de nieuwe bedragen wordt, namens de minister, door de directeur
Inkomensverzekeringen en voorzieningen mededeling gedaan in de
Staatscourant. Ook de besluiten tot wijziging van de overige bedragen zullen
binnenkort in de Staatscourant worden gepubliceerd.
In bijlage 4 vindt u een nadere toelichting op diverse onderdelen, plus de tabellen
met de gewijzigde bedragen.
5 Verlies kinderbijslag en uitkering alleenstaande ouder
De Algemene Kinderbijslagwet (AKW) is - om voortijdig schoolverlaten te
bestrijden - onlangs aangepast aan de kwalificatieplicht voor 16- en 17-jarige
jongeren. Ouders kunnen de kinderbijslag verliezen als het betreffende kind
zonder startkwalificatie geen onderwijs volgt.
Toepassing van dit instrument door de leerplichtambtenaar heeft een onbedoeld
effect op het bijstandsinkomen van de alleenstaande ouder met
een enigst kind van 16 of 17 jaar. Het niet voldoen aan de hierboven beschreven
voorwaarde heeft tot gevolg dat de alleenstaande ouder de kinderbijslag verliest
en voor de bijstandsuitkering wordt beschouwd als een alleenstaande. Ook in
andere sociale wetgeving kan het verlies van kinderbijslag om deze reden bij
alleenstaande ouders met een enigst kind van 16 of 17 jaar tot hetzelfde
probleem leiden. Als er meer kinderen zijn waarvoor AKW wordt ontvangen heeft
dit geen invloed op de uitkeringshoogte.
Aan het parlement is toegezegd om dit onbedoelde effect met wetgeving te
repareren en de uitvoeringsinstanties te vragen om hierop vooruit te lopen. Het
probleem kan zich gaan voordoen vanaf begin juli wanneer de kinderbijslag over
het tweede kwartaal wordt vastgesteld.
De vraag aan gemeenten is om in deze specifieke gevallen te handelen alsof de
kinderbijslag zou zijn ontvangen. De voorgenomen wetswijziging in WWB, Wwik,
IOAW, IOAZ en WIJ is besproken in het Uitvoeringspanel en wordt zo spoedig
mogelijk in procedure gebracht.
Pagina 3 van 30
6 Statistiek re-integratie gemeenten (zie bijlage 6a en 6b)
Onze referentie
In de SZW-begroting 2009 en later zijn binnen het beleidsartikel Re-integratie RUA/RB/2010/11215
aparte operationele doelstellingen benoemd voor re-integratie (direct) gericht op
uitstroom naar werk en re-integratie die niet rechtstreeks als einddoel werk heeft.
Voor dit doel is de Statistiek Re-integratie Gemeenten (SRG) in overleg met de
VNG en gemeenten per 1-1-2009 uitgebreid met het kenmerk re-integratiepositie
van de cliënt. Met dit kenmerk kunnen de stappen op de re-integratieladder
inzichtelijk worden gemaakt. De cijfers over 2009 zouden als nulmeting gebruikt
worden om een jaar later in het jaarverslag 2010 te kunnen rapporteren over de
voortgang die uitkeringsgerechtigden met langlopende trajecten binnen hun
traject maken. Het aanleveren van gegevens is niet vrijblijvend. Bij Algemene
Maatregel van Bestuur is het CBS door mij aangewezen als verwerker van de
informatie.
Zowel de tijdigheid als de kwaliteit van de aangeleverde gegevens door (een groot
aantal) gemeenten over het kenmerk re-integratiepositie over de 2e helft van
2009 was teleurstellend. Het CBS heeft aan SZW aangegeven dat, ondanks een
verbetering in het aantal gemeenten dat de re-integratiepositie aanlevert, de
kwaliteit van de aangeleverde gegevens vooralsnog niet goed genoeg is om over
deze re-integratiepositie te publiceren. Zo komt het voor dat het kenmerk
ontbreekt in de aangeleverde gegevens, maar ook heeft CBS gewezen op het
voorkomen van coderingen die niet waarschijnlijk zijn en niet in overeenstemming
zijn met de richtlijnen. Daarmee is de informatievoorziening aan de Tweede
Kamer in het geding. Dit probleem is reeds besproken met de VNG. Ook de VNG
onderschrijft onverkort het belang van meer informatie over de gemeentelijke re-
integratieinspanningen. Zie voor meer informatie hierover de brief die ik eind
april jl. naar de Tweede Kamer heb gestuurd (opgenomen als bijlage 6a).
Om het belang van informatievoorziening middels de SRG te benadrukken heeft
SZW een escalatieprotocol opgesteld met het CBS. In het protocol is vastgelegd
dat het CBS sneller bij SZW terug gaat leggen welke gemeenten de gevraagde
informatie niet of te laat aanleveren. Die gemeenten worden daarover door SZW
aangesproken.
Verder bereidt SZW een algemene maatregel van bestuur voor waardoor na
1-1-2011 bij te late aanlevering van de statistiekgegevens de maandelijkse
bevoorschotting van het participatiebudget tijdelijk door mij kan worden
opgeschort totdat de informatie is geleverd.
Het tijdpad voor de aanlevering van SRG-gegevens over de 1e helft van 2010
inclusief het escalatieprotocol moet ertoe leiden dat het bestand van de SRG
uiterlijk op 1 december 2010 van voldoende kwaliteit is om te kunnen publiceren.
Tijdpad reguliere levering 1e halfjaar 2010:
1. 1e week juli: attenderings-mail aan contactpersonen gemeente;
2. 1 augustus: gemeenten hebben SRG-bestand aangeleverd bij CBS;
3. Vanaf 1 augustus: CBS start telefonisch rappel bij gemeenten;
4. Vanaf 1 september: CBS rapporteert aan SZW over gemeenten die nog
geen bestand hebben geleverd of kwalitatief onvoldoende hebben
aangeleverd;
5. 6 september: SZW start met het benaderen van gemeenten die nog geen
bestand hebben geleverd of kwalitatief onvoldoende hebben aangeleverd.
In bijlage 6b wordt het proces rond het rappelleren in het kort toegelicht.
Pagina 4 van 30
7 Uitstapprogramma's voor prostituees (zie bijlage 7)
Onze referentie
In december 2008 is door het ministerie van Justitie, mede namens het ministerie RUA/RB/2010/11215
van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, de Regeling uitstapprogramma's voor
prostituees (RUPS) gepubliceerd. Deze subsidieregeling is een uitwerking van het
amendement van het Tweede Kamerlid Anker (ChristenUnie), dat ertoe strekt om
een eenmalige impuls te geven aan de totstandkoming van uitstapprogramma's
voor prostituees. Met het amendement is een bedrag van 15 miljoen aan de
Justitiebegroting toegevoegd. De regeling stond tot 31 december 2009 open voor
aanvragen van onder meer gemeenten en hulporganisaties.
Met betrekking tot het onderwerp `financiën' wordt door de hulpverleners, die de
ex-prostituees begeleiden bij het uitstapprogramma, bezien of een beroep kan
worden gedaan op een uitkering (bijstand of werkloosheidsuitkering). Daarvoor
wordt contact opgenomen met de betreffende gemeentelijke dienst of het UWV
Werkbedrijf. Voor de deelnemers aan een uitstapprogramma zijn de reguliere
voorwaarden voor bijvoorbeeld het verkrijgen van een bijstandsuitkering of
deelname aan een re-integratietraject van toepassing. In de praktijk blijkt het niet
altijd meteen duidelijk te zijn of een beroep kan worden gedaan op een uitkering
(en zo ja, welke) en of de ex-prostituees kunnen deelnemen aan bijvoorbeeld de
reguliere re-integratietrajecten.
Om deze onduidelijkheid weg te nemen wijs ik u graag op de website waarop u
nadere informatie hierover kunt vinden: www.prostitutiegoedgeregeld.nl.
Mocht deze site niet toegankelijk zijn dan kunt u ook terecht op
www.gemeenteloket.szw.nl.
Zie bijlage 7 voor meer informatie over deze regeling.
8 E-learning module laaggeletterdheid en digivaardigheid
Samen met HKH Prinses Laurentien heb ik op 19 mei jl. de e-learning module
`herkennen en doorverwijzen voor baliemedewerkers' gelanceerd bij Werkplein De
Lure in Zwolle. De module helpt baliemedewerkers van het UWV WERKbedrijf en
gemeenten om laaggeletterden en mensen met beperkte digitale vaardigheden te
herkennen en door te verwijzen.
Het UWV WERKbedrijf en gemeenten krijgen regelmatig te maken met
werkzoekenden die moeite hebben met lezen en schrijven en niet goed kunnen
omgaan met de computer. Vaak verbergen zij dit uit angst of schaamte. De e-
learning module geeft baliemedewerkers tips om deze problemen te signaleren en
de klant naar een passende cursus door te verwijzen. Hiermee worden de kansen
op volwaardige participatie in de maatschappij en deelname aan de arbeidsmarkt
vergroot.
De online e-learning module is onderdeel van de workshop `herkennen en
doorverwijzen' die de Stichting Lezen & Schrijven dit jaar op Werkpleinen in
Nederland geeft. Meer informatie kunt u vinden op het gemeenteloket:
http://gemeenteloket.szw.nl/index.cfm?fuseaction=dsp_dossier&set_id=1747&doctyp
e_id=6,228&rub_txt=Inleiding#10417800
U kunt zich als gemeente ook opgeven voor het (op de eigen locatie) volgen van
de workshop. Hieraan zijn géén kosten verbonden. U kunt hiervoor contact
opnemen met Ilse Zandbergen van Stichting Lezen & Schrijven
(telefoon 070-302 2666, e-mail: iz@lezenenschrijven.nl).
Pagina 5 van 30
9 Onderzoek Social return (zie bijlage 9)
Onze referentie
SZW heeft aan de Tweede Kamer toegezegd een onderzoek te laten verrichten RUA/RB/2010/11215
naar de succesvoorwaarden en arbeidsmarkteffecten bij de invoering van `social
return' bij het Rijk. Het onderzoek wordt uitgevoerd door TNO Kwaliteit van Leven
(voorheen TNO Arbeid). Zie bijlage 9 voor meer informatie over social return.
Eerste stap in het onderzoek is het inventariseren van de ervaringen die door
gemeenten de afgelopen jaren zijn opgedaan. Dit geschiedt door middel van een
webenquête. Alle directeuren van sociale diensten in Nederland worden
aangeschreven met het verzoek een korte digitale vragenlijst in te vullen.
Hierdoor ontstaat een beeld van het aantal gemeenten dat ervaring met `social
return' heeft opgedaan, welke ervaring dat is en de landelijke spreiding.
De inventarisatie onder gemeenten is een zeer belangrijke basis voor het verdere
onderzoek. Ik verzoek u daarom nadrukkelijk de webenquête in te vullen.
Mocht u ten onrechte niet zijn aangeschreven en/of de enquête nog niet hebben
ingevuld, dan kunt u deze starten door naar de volgende webpagina te gaan:
http://www.enquetes.tno.nl/Webenquete_social_return.htmlhttp://tnocorporate.m8.
mailplus.nl/nct2822492/HjDupydE3QpwvVV
De uitkomsten van de enquête geven een beeld van de ervaringen van
gemeenten met social return. In het vervolg van het onderzoek wordt een aantal
van deze ervaringen verder uitgediept. Op basis daarvan ontwikkelen we een visie
over de mogelijke toepasbaarheid bij het Rijk en zo mogelijk een handleiding
daarvoor. De onderzoeksresultaten zijn niet alleen bruikbaar voor het Rijk, maar
ook voor gemeenten die social return (willen) toepassen.
10 Deelname aan pilot loondispensatie
Van 9 juni tot en met 6 juli 2010 kunnen gemeenten en ook - onder voorwaarden
- bij gemeenschappelijke regelingen ingestelde openbare lichamen zich
aanmelden bij het Ministerie van SZW voor deelname aan de pilot
loondispensatie. Deelname aan de pilot biedt gemeenten de mogelijkheid om
mensen met een beperking, die niet het wettelijk minimumloon kunnen verdienen
en die nu vaak aan de kant staan, aan de slag te helpen. Het maximum aantal
gemeenten dat kan meedoen aan de pilot bedraagt 32.
De Tijdelijke wet pilot loondispensatie, die op 18 mei door de Eerste Kamer werd
aangenomen, maakt deze pilot mogelijk. Loondispensatie houdt in dat de
werkgever mag afwijken van de Wet minimumloon en een loon mag betalen dat
onder het wettelijk minimumloon ligt als de werknemer door een beperking niet in
staat is om het wettelijk minimumloon te verdienen. Naast het loon ontvangt de
werknemer van de gemeente een aanvullende uitkering. De vraag die in de pilot
centraal staat is of loondispensatie als instrument en de wijze waarop dit
instrument wordt gehanteerd, bijdraagt aan het bevorderen van de
arbeidsparticipatie van personen met een beperking.
Gemeenten die deelnemen aan de pilot zijn voorlopers bij het experimenteren
met het instrument loondispensatie. Zij hebben daar ook financieel belang bij.
Mensen die met loondispensatie gaan werken, verdienen immers zelf een loon. Dit
kan een aanzienlijke besparing op de uitkeringslasten betekenen, die vrij
besteedbaar is.
Pagina 6 van 30
Het aanmeldingsformulier en verdere informatie over deelname en criteria zijn te
vinden op de site over de pilots Werken naar vermogen: Onze referentie
www.ikkan.nl/meebouwenpilots/pilot4/informatie/index. RUA/RB/2010/11215
~~~~~~~~~~~~~~
Wilt u de Verzamelbrief in het vervolg digitaal ontvangen, stuur dan een e-mail
met uw naam, gemeente, functie en e-mailadres naar Verzamelbrief@minszw.nl.
Voor vragen met betrekking tot de inhoud van de Verzamelbrief kunt u een e-mail
sturen naar gemeenteloket@minszw.nl.
De reeds verschenen Verzamelbrieven zijn ook te vinden op het Gemeenteloket,
http://www.gemeenteloket.szw.nl
Hoogachtend,
de Minister van Sociale Zaken en
Werkgelegenheid,
J.P.H. Donner
Pagina 7 van 30
Bijlagen Onze referentie
RUA/RB/2010/11215
Verzamelbrief juni 2010
Het nummer van de bijlage verwijst naar het bijbehorende item in de
Verzamelbrief.
Bijlage 4 Wijziging bedragen WWB, WIJ, IOAW, IOAZ en WWIK per 1 juli
2010
Bijlage 6 Statistiek re-integratie gemeenten
a. brief minister Donner aan Tweede Kamer
b. toelichting op proces rond rappelleren
Bijlage 7 Regeling uitstapprogramma's voor prostituees
Bijlage 9 Onderzoek Social return
Pagina 8 van 30
Bijlage 4 Wijziging bedragen WWB, WIJ, IOAW, IOAZ en WWIK
per 1 juli 2010 Onze referentie
RUA/RB/2010/11215
1. Inhoud bijlagen I t/m VIII
In bijlage I zijn de bijstandsnormen opgenomen zoals deze per 1 juli 2010 zullen
gelden. De berekening van de bijstandsnormen per maand voor een echtpaar, een
alleenstaande ouder en een alleenstaande van 21 tot 65 jaar is weergegeven in
bijlage II. Per 1 juli 2010 eindigt de overgangsperiode voor bijstandsgerechtigden
jonger dan 27 jaar die voor de inwerkingtreding van de WIJ op 1 oktober 2009
een WWB-uitkering ontvingen. Tot 1 januari 2011 kent de WWB echter nog wel
normen voor jongeren tot 27 jaar. Er geldt namelijk een uitzondering voor
alleenstaande ouders tot 27 jaar die in een gemeente wonen die deelneemt aan
het Experiment bevordering arbeidsinschakeling alleenstaande ouders. Deze
groep gaat per 1 januari 2011 over naar de WIJ (in verband met het onderzoek in
het kader van het genoemde experiment). De netto in de IOAW en de IOAZ
genoemde bedragen, die uitgangspunt vormen voor de grondslagen staan in
bijlage III, de grondslagen ingevolge de IOAW en de IOAZ in bijlage IV en de
WWIK-bedragen in bijlage V. In bijlage VI staan de formules en percentages
genoemd in paragraaf 6 (vakantietoeslag) van de Regeling WWB voor 2010. Deze
bijlage is niet gewijzigd ten opzichte van 1 januari 2010. Hetzelfde geldt voor
bijlage VII waarin de bedragen genoemd in de Regeling financiering en
verantwoording IOAW, IOAZ en Bbz 2004 zijn opgenomen. In bijlage VIII zijn de
bedragen van de Wet investeren in jongeren opgenomen per 1 juli 2010.
2. In de algemene bijstand begrepen vakantietoeslag
In artikel 19, derde lid, van de WWB is aangegeven hoe hoog het aandeel is van
de in de algemene bijstand begrepen vakantietoeslag. Het in dat artikel
genoemde percentage geeft de verhouding weer tussen de netto aanspraak op
vakantietoeslag en het maandloon inclusief vakantietoeslag die bij het netto
minimumloon bestaat. Het percentage blijft per 1 juli 2010 5 procent.
3. Bijstandsnormen voor personen van 65 jaar of ouder
Ten aanzien van de bijstandsnormen voor personen van 65 jaar of ouder wordt
aangesloten bij de netto AOW-bedragen. Daarbij wordt rekening gehouden met de
voor AOW-gerechtigden geldende algemene heffingskorting, de ouderenkorting en
- voor zover van toepassing - de aanvullende ouderenkorting. Ten aanzien van
het normbedrag voor de persoon van 65 jaar of ouder met een partner die jonger
is dan 65 jaar wordt daarbij tevens in aanmerking genomen de algemene
heffingskorting voor de (minstverdienende) jongere partner voor zover de door de
bejaarde partner verschuldigde loonheffing daarvoor toereikend is. Deze
algemene heffingskorting voor de jongere partner moet door de betrokkene bij de
Belastingdienst worden aangevraagd. Gelet op de bepalingen van de WWB dient
deze als middel in aanmerking te worden genomen bij de bepaling van de hoogte
van de uitkering.
4. Tegemoetkoming aan AOW-gerechtigden
De AOW- tegemoetkoming bedraagt voor het hele jaar 2010 34,26 bruto per
uitkeringsgerechtigde per maand. Dit resulteert in een netto hoger bedrag van
31,85 per maand. Voor gehuwden, waarvan beide partners 65 jaar of ouder
zijn, is de netto tegemoetkoming 31,85 per gerechtigde, voor beide partners
samen dus 63,70.
Voor de toepassing van de WWB geldt dat de tegemoetkoming naar zijn aard niet
tot de middelen wordt gerekend. Dit is geregeld in artikel 31, tweede lid,
onderdeel p, van de WWB.
Pagina 9 van 30
5. Belasting over bijstandsuitkeringen Onze referentie
A. Bijstandspercentagetarief gedurende het jaar 2010 RUA/RB/2010/11215
Het bijstandspercentagetarief wijzigt niet per 1 juli 2010. Het percentage dat
gedurende het jaar 2010 dient te worden gehanteerd bedraagt 25 % en wordt
berekend over de netto bijstandsuitkering verhoogd met de inkomensafhankelijke
bijdrage ingevolge de Zorgverzekeringswet. Het opslagpercentage voor de
inkomensafhankelijke bijdrage bedraagt per genoemde datum 8,97%
(zie bijlage I).
B. Rekenvoorschrift voor de berekening van de loonbelasting/premie
volksverzekeringen aan het eind van het jaar 2010
Het rekenvoorschrift wijzigt niet per 1 juli 2010. Het ongewijzigde
rekenvoorschrift geldt voor het hele jaar 2010.
6. Regeling WWB (Paragraaf 6: Vakantietoeslag)
De formules die ten behoeve van de forfaitaire berekening van de in aanmerking
te nemen vakantietoeslag in paragraaf 6 van de Regeling WWB zijn opgenomen
zijn gebaseerd op de per 1 januari 2010 geldende belastingtarieven en premies.
Aangezien deze per 1 juli 2010 niet veranderen vindt er geen wijziging plaats in
deze formules. Volledigheidshalve zijn in bijlage VI bij deze brief de bedragen en
premies opgenomen zoals die vanaf 1 januari 2010 van toepassing zijn.
7. Grondslagen IOAW en IOAZ
De bruto grondslagen ingevolge de IOAW en de IOAZ worden zodanig vastgesteld
dat deze netto gelijk zijn aan de in die wetten genoemde netto bedragen. Als
gevolg van de wijziging van het netto minimumloon veranderen ook de netto
bedragen en daardoor de grondslagen per 1 juli 2010.
In de bijlagen III en IV zijn de netto IOAW- en IOAZ-bedragen, respectievelijk de
daaraan gekoppelde grondslagen, opgenomen zoals die per 1 juli 2010 van toe-
passing zullen zijn. Bij de vaststelling van de grondslagen is ten aanzien van de in
te houden loonheffing rekening gehouden met de algemene heffingskorting. Bij de
vaststelling van de grondslagen voor alleenstaande ouders is daarnaast de
alleenstaande-ouderkorting in aanmerking genomen. In de praktijk komt het er
op neer dat de inhouding van de loonheffing via de te hanteren groene
loonbelastingtabel tot een hogere loonheffing, dus een lagere netto uitkering leidt.
Dit wordt gecompenseerd door de Voorlopige Teruggaaf (VT) die maandelijks door
de Belastingdienst wordt uitbetaald. De VT moet wel door de belanghebbende zelf
bij de Belastingdienst worden aangevraagd. De VT wordt - evenals overige
heffingskortingen die als VT worden uitbetaald - in het kader van de IOAW en de
IOAZ niet als middel in aanmerking genomen. Samen met de als VT uitbetaalde
alleenstaande-ouderkorting levert de eerdergenoemde lagere netto uitkering het
in de wet genoemde netto uitgangspunt op.
8. Toepassing van artikel 9, vierde en vijfde lid, van de IOAW
Door de verhoging van het bruto minimumloon per 1 juli 2010 dienen de
toetsingsinkomens van IOAW-gerechtigden, die zijn onderworpen aan de
beperkende werking van artikel 9, vierde en vijfde lid van de IOAW, eveneens te
worden aangepast. Deze aanpassing is gelijk aan de procentuele stijging van het
bruto minimumloon, te weten 0,60 %.
Pagina 10 van 30
9. Wet werk en inkomen kunstenaars (WWIK)
De WWIK kent een bruto uitkeringsstructuur en is daardoor in dat opzicht Onze referentie
enigszins vergelijkbaar met de IOAW. Een belangrijk verschil in dit verband is dat RUA/RB/2010/11215
de WWIK geen aparte vakantie-uitkering kent en geen gesplitste uitbetaling. De
bruto bedragen zijn zodanig vastgesteld dat ze netto gelijk zijn aan de van het
netto minimumloon afgeleide netto bedragen; deze zijn inclusief vakantie-
uitkering. Op de uitkeringen dient de normale groene loonbelastingtabel te
worden toegepast. Bij de vaststelling van de bruto bedragen is ten aanzien van de
loonheffing rekening gehouden met de algemene heffingskorting. Bij de
vaststelling van de bedragen voor alleenstaande ouders is daarnaast - evenals bij
de IOAW - rekening gehouden met de alleenstaande ouderkorting. Bij gehuwden
is rekening gehouden met de algemene heffingskorting voor de
(minstverdienende) partner. In de praktijk betekent dit dat de inhouding van de
loonheffing via de te hanteren groene loonbelastingtabel tot een hogere
loonheffing, dus een lagere netto uitkering leidt. Dit wordt gecompenseerd door
de Voorlopige Teruggaaf (VT) die maandelijks door de Belastingdienst wordt
uitbetaald. De VT moet wel door de belanghebbenden zelf bij de Belastingdienst
worden aangevraagd. De VT wordt - evenals overige heffingskortingen die als VT
worden uitbetaald - in het kader van de WWIK niet als middel in aanmerking
genomen. Tezamen met de als VT uitbetaalde heffingskorting levert de
eerdergenoemde lagere netto uitkering het beoogde netto uitgangspunt op.
De kunstenaar met een uitkering op grond van de WWIK is een
inkomensafhankelijke bijdrage verschuldigd van 7,05 % van zijn uitkering. De
inkomensafhankelijke Zvw-bijdrage wordt ingehouden op de bruto uitkering en
wordt vergoed door de inhoudingsplichtige, i.c. de gemeente. Als de definitieve
WWIK-uitkering na afloop van een kalenderjaar op een ander bedrag wordt
vastgesteld dient de reeds door de centrumgemeente ingehouden en afgedragen
inkomensafhankelijke bijdrage Zvw te worden herberekend.
10. Wet investeren in jongeren (WIJ)
Met de invoering van de WIJ per 1 oktober 2009 is de toegang tot de bijstand
voor jongeren tot 27 jaar afgesloten. Hiervoor in de plaats heeft de jongere recht
gekregen op een werkleeraanbod door de gemeente. De WIJ verplicht gemeenten
om op verzoek van de jongere een werkleeraanbod te doen. Dit werkleeraanbod is
er zoveel mogelijk op gericht dat jongeren uit het aanbod voldoende inkomsten
genereren om in hun bestaan te kunnen voorzien. Er kunnen zich echter situaties
voordoen waarin dit streven (nog) niet te realiseren is. Met het oog hierop is in de
WIJ een inkomensvoorziening opgenomen. De normen van deze
inkomensvoorziening komen overeen met de normen van de WWB. De bedragen
per 1 juli 2010 zijn opgenomen in bijlage VIII.
Per 1 juli 2010 wordt de WIJ op een aantal punten gewijzigd (met de Wet tot
aanpassing van de Wet investeren in jongeren en enkele andere wetten ter
verduidelijking en verbetering van enige punten). In het kader van deze
normenbrief zijn de volgende wijzigingen van belang: in artikel 28, eerste en
tweede lid, wordt onderdeel c gewijzigd en komen de onderdelen d en e te
vervallen. Verder wordt geregeld dat de bedragen in artikel 28, eerste lid,
onderdeel c, en tweede lid, onderdeel c, eenmalig bij ministeriële regeling zullen
worden aangepast waarbij al rekening is gehouden met de aanpassing in verband
met de wijziging van het wettelijk minimumloon.
Pagina 11 van 30
Bijlage I Onze referentie
RUA/RB/2010/11215
Overzicht van de bedragen genoemd in de Wet werk en bijstand en het Bbz 2004 per 1 juli
2010.
De oude bedragen zijn tussen haakjes opgenomen.
1-7-2010 (oud)
I. Wet werk en bijstand
Belanghebbenden jonger dan 21 jaar zonder ten laste komende kinderen (art. 20, eerste lid)
- alleenstaanden 225,35 ( 224,43 )
- gehuwden; beide echtgenoten 18, 19 of 20 jaar 450,70 ( 448,86 )
- gehuwden; één echtgenoot 21 jaar of ouder 877,54 ( 873,95 )
Belanghebbenden jonger dan 21 jaar met een of meer ten laste komende kinderen (art. 20,
tweede lid)
- alleenstaande ouder 486,22 ( 484,24 )
- gehuwden; beide echtgenoten 18, 19 of 20 jaar 711,57 ( 708,67 )
- gehuwden; één echtgenoot 21 jaar of ouder 1.138,41 ( 1.133,76 )
Belanghebbenden van 21 jaar of ouder doch jonger dan 65
jaar (art. 21)
- alleenstaande 652,19 ( 649,52 )
- alleenstaande ouder 913,06 ( 909,33 )
- gehuwden, beide echtgenoten jonger dan 65 jaar 1.304,37 ( 1.299,04 )
Belanghebbenden van 65 jaar of ouder (art. 22)
- alleenstaande 1.003,66 ( 999,17 )
- alleenstaande ouder 1.260,94 ( 1.255,47 )
- gehuwden, beide echtgenoten 65 jaar of ouder 1.379,66 ( 1.374,32 )
- gehuwden, een echtgenoot jonger dan 65 jaar 1.379,66 ( 1.374,32 )
Maximale toeslag (art. 25, tweede lid) 260,87 ( 259,81 )
Verblijf in een inrichting (art. 23, eerste lid)
- alleenstaande of alleenstaande ouder 290,45 ( 289,26 )
- gehuwden 451,76 ( 449,92 )
NB. De hierbovengenoemde bedragen zijn inclusief vakantietoeslag.
Deze bedraagt van de betreffende bijstandsnorm c.q. toeslag (art. 19, 5% ( ongewijzigd )
derde lid):
Verhoging genoemd in artikel 23, tweede lid, (premie Zorgverzekeringswet)
- alleenstaande 44,= ( ongewijzigd )
- gehuwden 81,= ( ongewijzigd )
Pagina 12 van 30
Onze referentie
Bijlage I - vervolg RUA/RB/2010/11215
1-7-2010 (oud)
Niet tot de middelen te rekenen bedragen (art. 31, tweede
lid)
premie in kader van voorziening gericht op arbeidsinschakeling 2.239,= ( 2.229,= )
(onderdeel j)
Onkostenvergoeding voor het verrichten van vrijwilligerswerk bedoeld in onderdeel k
- bedrag per maand ten hoogste 95,= ( ongewijzigd )
- maximum bedrag per jaar 764,= ( ongewijzigd )
idem, in kader van voorziening gericht op arbeidsinschakeling
- bedrag per maand ten hoogste 150,= ( ongewijzigd
- maximum bedrag per jaar 1.500,= ( ongewijzigd
maximaal vrij te laten inkomsten uit arbeid (onderdeel o) 187,= ( ongewijzigd )
Bijzonder inkomen (art. 33, tweede lid)
In aanmerking te nemen inkomen uit studiefinanciering
- thuisinwonende studerende 310,23 ( ongewijzigd )
- uitwonende studerende 557,27 ( ongewijzigd )
Pagina 13 van 30
Onze referentie
Bijlage I - vervolg RUA/RB/2010/11215
1-7-2010 (oud)
Buiten beschouwing te laten particuliere oudedagsvoorziening (art. 33, vijfde lid)
- alleenstaande en alleenstaande ouder 18,15 ( ongewijzigd )
- echtpaar 36,30 ( ongewijzigd )
Buiten beschouwing te laten vermogen (art. 34, tweede en
derde lid)
in de woning gebonden vermogen voor zover dit minder bedraagt 46.200,= ( ongewijzigd )
dan
vermogensgrenzen
- alleenstaande 5.480,= ( ongewijzigd )
- alleenstaande ouder 10.960,= ( ongewijzigd )
- gehuwden 10.960,= ( ongewijzigd )
Drempelbedrag bijzondere bijstand (art. 35, tweede lid) 120,= ( ongewijzigd )
II. Besluit bijstandverlening zelfstandigen 2004
bedrag genoemd in artikel 3, eerste lid, onderdelen a en b 172.011,= ( ongewijzigd )
bedrag genoemd in artikel 3, eerste lid, onderdeel b 40.931,= ( ongewijzigd )
bedrag genoemd in artikel 3, tweede lid 120.408,= ( ongewijzigd )
percentage genoemd in artikel 6, tweede lid 20,0% ( ongewijzigd )
maximale geldlening (art. 20, eerste lid) 178.731,= ( ongewijzigd )
Bedrijfskapitaal om niet aan gevestigde zelfstandige (art. 22) 8.937,= ( ongewijzigd )
Bedrijfskapitaal aan beginnende zelfstandige (art. 24) 32.905,= ( ongewijzigd )
Inkomenseis oudere zelfstandige (art. 25) 7.098,= ( ongewijzigd )
Bijstand voor bedrijfskapitaal oudere zelfstandigen (art. 26) 8.937,= ( ongewijzigd )
Voorbereidingskosten starter (art. 29, eerste lid) 2.718,= ( ongewijzigd )
Over de bijstand verschuldigde loonbelasting, premies
volksverzekeringen en inkomensafhankelijke bijdrage Zvw gedurende het
jaar 2010
heffings- proc. bijdrage
percentage 1) Zvw 2)
a. personen van 65 jaar en ouder 0,0% 5,21%
b. personen als bedoeld in de artikel 20, eerste lid, onderdelen a en b, 0,0% 7,05%
en tweede lid, onderdelen a en b en artikel 23, eerste en tweede lid van
de Wet werk en bijstand
c. overige personen 25,0 8,97%
bij onbelaste uitkeringen (o.a. krediethypotheek)
- personen jonger dan 65 jaar 0,0% 0,00%
- personen van 65 jaar en ouder 0,0% 0,00%
1) het heffingspercentage dient te worden toegepast op de netto bijstand
vermeerderd met de procentuele bijdrage Zvw
2) de procentuele bijdrage Zvw dient te worden berekend over de netto
bijstandsuitkering
Pagina 14 van 30
Bijlage Ia
Onze referentie
Rekenvoorschrift voor de berekening van de loonbelasting/premie RUA/RB/2010/11215
volksverzekeringen aan het eind van het jaar 2010.
Overzicht met toe te passen percentages en bedragen voor
bijstandsgerechtigden:
jonger dan 65
jaar van 65 jaar en ouder
A Loonheffingskorting *) 1.987 gehuwden 1.609
alleenstaanden 2.027
B Tariefpercentage 1e schijf van 33,45% 15,55%
het schijventarief
C Tariefpercentage 1e schijf van 31,574% 14,677%
het schijventarief na correctie
arbeidskorting
D Bruteringspercentage bijstand 55,78% 19,56%
E Bruteringspercentage bijstand 50,26% 18,41%
waarover geen
Ziekenfondspremie is
verschuldigd (bijvoorbeeld
kinderalimentatie)
F Bruteringsfactor bijdrage- 1,0000 1,052
inkomen Zvw
G Inkomensafhankelijke Zvw- 7,05% 4,95%
bijdrage
H Vergoeding Zvw-bijdrage 7,05% n.v.t
J Bijdrage en vergoeding Zvw 7,05% 7,05%
over andere looninkomsten
K Maximum bijdrage-inkomen 33.189 33.189
Zvw per jaar
*) De loonheffingskorting wordt in aanmerking genomen voorzover die nog niet
bij een andere inhoudingsplichtige te gelde is gemaakt.
Pagina 15 van 30
Bijlage II Onze referentie
RUA/RB/2010/11215
I. Berekening van het nettominimumloon als bedoeld in artikel 37 van de Wet werk
en bijstand per 1 juli 2010
A. Bruto en netto minimumloon inclusief vakantieuitkering 1.529,28
af: inkomensafhankelijke bijdrage Zvw 7,05% 107,81
premie Awf 0,00% 0,00
loonheffing 224,91
bij: verg. ink.afh. bijdrage Zvw 107,81 224,91
netto minimumloon ex art. 37, eerste lid, WWB 1.304,37
Voor de berekening van de in de bijstandsnorm begrepen vakantie-uitkering wordt het
bruto-netto traject tweemaal doorlopen. Eenmaal inclusief vakantie-uitkering en eenmaal
exclusief vakantieuitkering. Het verschil is de in het nettominimumloon begrepen vakantieuitkering
B. Bruto en netto minimumloon exclusief vakantieuitkering
Bruto minimumloon 1.416,00
af: inkomensafhankelijke bijdrage Zvw 7,05% 99,82
premie Awf 0,0% 0,00
loonheffing 174,58
bij: verg. ink.afh. bijdrage Zvw 99,82 174,58
netto minimumloon 1.241,42
=
In netto minimumloon begrepen netto vakantie-uitkering is 1.304,37 - 1.241,42 62,95
II. Berekening van de bijstandsnorm per maand voor gehuwden, een alleenstaande
ouder en een alleenstaande van 21 tot 65 jaar per 1 juli 2010
gehuwden, beide partners 21 jaar of ouder = 1.304,37
hierin begrepen vakantietoeslag: 5% *) van 1.304,37 = 65,22
alleenstaande ouder 21 jaar of ouder 70%van 1.304,37 = 913,06
hierin begrepen vakantietoeslag: 5% *) van 913,06 = 45,65
alleenstaande 21 jaar of ouder 50%van 1.304,37 = 652,19
hierin begrepen vakantietoeslag: 5% *) van 652,19 = 32,61
*) Het percentage, genoemd in artikel 19, derde lid, geeft de verhouding weer tussen de netto
aanspraak op vakantietoeslag en het maandloon inclusief vakantietoeslag die bij het netto
minimumloon bestaat
Netto vakantieuitkering 62,95
Nettominimumloon 1.304,37
verhouding 62,95 / 1.304,37 x 100% = 4,8%
afgerond 5%
Pagina 16 van 30
Bijlage III
Onze referentie
Wijziging van de netto bedragen genoemd in de IOAW en de IOAZ RUA/RB/2010/11215
per 1 juli 2010
(voor grondslagen zie bijlage IV)
1-7-2010 (oud)
IOAW
netto bedragen genoemd in artikel 5 van de IOAW voor:
werkloze werknemer en de echtgenoot, beiden 21 jaar of ouder 652,19 ( 649,52 )
alleenstaande werkl. werkn. van 21 jaar of ouder met een of meer 1.173,93 ( 1.169,14 )
kinderen
alleenstaande werkl. werkn. van 21 jaar of ouder zonder kinderen
- van 23 jaar of ouder 913,06 ( 909,33 )
- van 22 jaar 750,29 ( 746,75 )
- van 21 jaar 658,85 ( 655,04 )
alleenstaande werkl. werkn. jonger dan 21 jaar met een of meer
kinderen
- alleenstaand 1.141,05 ( 1.135,84 )
- thuisinwonend 855,31 ( 851,35 )
alleenstaande jonger dan 21 jaar zonder kinderen, alleenwonend 633,92 ( 631,02 )
alleenstaande jonger dan 21 jaar, thuisinwonend 348,18 ( 346,53 )
IOAZ
netto bedragen genoemd in artikel 5, vijfde lid, van de IOAZ voor:
gewezen zelfstandige en de echtgenoot 652,19 ( 649,52 )
alleenstaande gewezen zelfstandige met een of meer kinderen 1.173,93 ( 1.169,14 )
alleenstaande gewezen zelfstandige zonder kinderen 913,06 ( 909,33 )
Pagina 17 van 30
Bijlage IV Onze referentie
RUA/RB/2010/11215
Grondslagen als bedoeld in artikel 5 van de IOAW en de IOAZ
per 1 juli 2010
IOAW 1-7-2010 (oud)
werkloze werknemer en de echtgenoot met of zonder kinderen 1.513,00 ( 1.504,42 )
alleenst. werkl. werkn. van 21 jaar of ouder met een of meer kind. 1.462,91 ( 1.454,86 )
alleenstaande werkl. werkn. van 21 jaar of ouder zonder kinderen
- van 23 jaar of ouder 1.163,67 ( 1.156,76 )
- van 22 jaar 909,83 ( 903,11 )
- van 21 jaar 767,97 ( 760,97 )
alleenstaande werkl. werkn. jonger dan 21 jaar met een of meer
kinderen
- alleenstaand 1.395,81 ( 1.387,38 )
- thuisinwonend 950,77 ( 945,16 )
alleenstaande jonger dan 21 jaar zonder kinderen, alleenwonend 728,49 ( 723,97 )
alleenstaande jonger dan 21 jaar, thuisinwonend 348,18 ( 346,53 )
vrij te laten bedragen genoemd in het Inkomensbesluit
IOAW
- maximale vrijlating (art. 3, tweede lid, onderdeel 291,04 ( ongewijzigd )
d)
- premie in het kader van voorziening gericht op 2.239,= ( 2.229,= )
arbeidsinschakeling (art. 7, tweede lid, onderdeel h)
- kostenvergoeding voor het verrichten van vrijwilligerswerk
(art. 7, tweede lid, onderdeel i)
per maand 95,= ( ongewijzigd )
per jaar 764,= ( ongewijzigd )
idem, in kader van voorziening gericht op arbeidsinschakeling
- bedrag per maand ten hoogste 150,= ( ongewijzigd )
- maximum bedrag per jaar 1.500,= ( ongewijzigd )
IOAZ
gewezen zelfstandige en de echtgenoot 1.513,00 ( 1.504,42 )
alleenstaande gewezen zelfstandige met een of meer kinderen 1.462,91 ( 1.454,86 )
alleenstaande gewezen zelfstandige zonder kinderen 1.163,67 ( 1.156,76 )
bedrag genoemd in artikel 5, tweede lid, 2º 19.792,= ( ongewijzigd )
bedrag genoemd in art. 5, tweede lid, 3º en derde lid, 2º 20.937,= ( 20.806,= )
buiten beschouwing te laten vermogen (art. 8, tweede lid) 120.408,= ( ongewijzigd )
bedrag genoemd in artikel 5, eerste lid van de Regeling
vermogenswaardering IOAZ (art. 5, eerste lid) 114.982,= ( 114.478,= )
Correctiepercentage IOAW en IOAZ
Vereveningsbijdrage 0,00% ( ongewijzigd )
hierbij geldt een franchise per maand 1.392,00 ( ongewijzigd )
van
Pagina 18 van 30
Bijlage IV - vervolg
Onze referentie
Berekening van enkele netto IOAW- en IOAZ-uitkeringen per 1 juli 2010 RUA/RB/2010/11215
gehuwde Alleenstaande Alleenstaande
ouder >23 jaar
werkloze partner
bruto grondslag 756,50 756,50 1462,91 1163,67
Bruto uitkering 700,46 700,46 1354,55 1077,47
(grondslag*100/108)
premie Awf 0,00% 0,00 0,00 0,00 0,00
ink.afh.bijdr. Zvw 7,05% 49,38 49,38 95,49 75,96
werkg.verg. Zvw 49,38 49,38 95,49 75,96
Tabelloon 747,00 747,00 1449,00 1152,00
totaal heffing 84,25 84,25 240,33 *) 219,75
Netto 616,21 616,21 1114,22 857,72
Vakantieuitkering
bruto per maand 56,04 56,04 108,36 86,20
premie Awf 0,00% 0,00 0,00 0,00 0,00
ink.afh.bijdr, Zvw 3,95 3,95 7,36 6,07
werkg.verg Zvw 6,90% 3,95 3,95 7,36 6,07
grondslag loonheffing 59,99 59,99 115,99 92,27
loonheffing vakantieuitkering 20,06 20,06 48,65 30,86
Netto 35,98 35,98 59,71 55,34
Totaal 652,19 652,19 1173,93 913,06
*) toelichting in aanmerking genomen loonheffing
alleenstaande ouder
loonheffing volgens de groene maandtabel 319,08
af: alleenstaande-ouderkorting per maand 78,75
in aanmerking genomen loonheffing 240,33
Pagina 19 van 30
Bijlage V
Onze referentie
Bedragen genoemd in de Wet werk en inkomen kunstenaars RUA/RB/2010/11215
per 1 juli 2010
1-7-2010 (oud)
Bijzonder inkomen (artikel 6)
inkomen uit studiefinanciering
- thuisinwonende studerende 310,23 ( ongewijzigd )
- uitwonende studerende 557,27 ( ongewijzigd )
Vermogen (artikel 7)
In de woning gebonden vermogen (tweede lid) 46.200,= ( ongewijzigd )
Vermogensgrenzen genoemd in derde lid
- alleenstaande 5.480,= ( ongewijzigd )
- alleenstaande ouder 10.960,= ( ongewijzigd )
- voor de gehuwden tezamen 10.960,= ( ongewijzigd )
Toetredingsgrens (artikel 8)
- alleenstaande 1.162,89 ( 1.157,66 )
- alleenstaande ouder 1.451,68 ( 1.443,14 )
- gehuwden 1.531,20 ( 1.520,20 )
Hoogte van de uitkering (artikel 15)
- alleenstaande 736,97 ( 732,78 )
- alleenstaande ouder 1.019,92 ( 1014,75 )
- gehuwden 1.087,61 ( 1.081,90 )
Maximale hoogte uitkering bij definitieve vaststelling
(artikel 16)
- alleenstaande 1.535,58 ( 1525,24 )
- alleenstaande ouder 1.984,91 ( 1973,26 )
- gehuwden 2.123,46 ( 2.111,13 )
Pagina 20 van 30
Bijlage V - vervolg Onze referentie
RUA/RB/2010/11215
Berekening van de netto WWIK-uitkering ex. artikel 15, eerste lid, van de
WWIK per 1 juli 2010
bruto uitkering onderdeel a onderdeel b onderdeel c
alleenstaande alleenstaande gehuwden
ouder
Bruto uitkering incl. vakantieuitkering 736,97 1019,92 1087,61
premie Awf (franchise 1392) 0,00 0,00 0,00
ink. afh. bijdrage werkn. 51,95 71,90 76,67
vergoeding werkg. ink.afh.bijdrage 51,95 71,90 76,67
tabelloon 787,50 1080,00 1161,00
totaal heffing *) 97,83 119,91 57,16
netto 639,14 900,01 1030,45
* toelichting bedrag loonheffing alleenstaande alleenst. ouder gehuwde
marginale loonheffing per jaar 3.161,00 4.371,00 4.660,00
algemene heffingskorting per jaar 1.987,00 1.987,00 1.987,00
inhouding volgens tabel 1174,00 2.384,00 2.673,00
alleenstaande ouderkorting per jaar 945,00
minstverdienende partnerkorting per jaar 1.987,00
in aanmerking genomen loonheffing per jaar 1174,00 1.439,00 686,00
idem, per maand 97,83 119,91 57,16
Pagina 21 van 30
Bijlage VI
Onze referentie
Formules en percentages genoemd in paragraaf 6 (Vakantietoeslag) van RUA/RB/2010/11215
de Regeling WWB voor het jaar 2010 (deze bijlage is niet gewijzigd t.o.v.
1 januari 2010)
Artikel 11. Vakantieaanspraak voor personen jonger dan 65 jaar met
inkomen uit tegenwoordige arbeid
bij een netto inkomen per maand
gelijk aan of meer bedraagt de aanspraak op vakantietoeslag
dan en minder dan
0,00 451,65 8,00% x ink
451,65 489,91 5,14% x ink
489,91 597,06 7,76% x ink - 12,84
597,06 1099,81 6,59% x ink - 5,87
1099,81 1112,98 6,59% x ink - 5,87
1112,98 1174,17 5,66% x ink - 5,04
1174,17 5,65% x ink - 5,04
Artikel 12. Vakantieaanspraak voor personen jonger dan 65 jaar met
inkomen uit vroegere arbeid
bij een netto inkomen per maand
gelijk aan of meer bedraagt de aanspraak op vakantietoeslag
dan en minder dan
0,00 428,24 8,00% x ink
428,24 462,42 5,14% x ink
462,42 941,92 8,01% x ink - 13,26
941,92 1009,22 8,00% x ink - 13,25
1009,22 1059,28 6,86% x ink - 11,37
1059,28 6,86% x ink - 11,37
Artikel 13. Vakantieaanspraak voor personen jonger dan 65 jaar voor wie
bij het in aanmerking te nemen netto inkomen geen rekening is gehouden
met de algemene heffingskorting
bij een netto inkomen per maand
gelijk aan of meer bedraagt de aanspraak op vakantietoeslag
dan en minder dan
0,00 828,31 8,00% x ink
828,31 843,64 8,00% x ink + 0,00
843,64 893,84 6,87% x ink + 0,00
893,84 6,87% x ink + 0,00
Pagina 22 van 30
Onze referentie
Bijlage VI - vervolg RUA/RB/2010/11215
Artikel 14. Vakantieaanspraak voor personen van 65 jaar of ouder
1. Indien het inkomen bestaat uit een gekort AOW-pensioen bedraagt de daarbij
behorende de aanspraak op vakantie-uitkering voor:
a. een alleenstaande 5,60% x ink
b. een alleenstaande ouder, indien
- het inkomen 941,11 of meer bedraagt 5,69% x ink - 9,59
- het inkomen lager is dan 941,11 4,73% x ink
c. gehuwden, beide partners 65 jaar of ouder 5,82% x ink
d. gehuwden, één partner jonger dan 65 jaar,
indien
- het inkomen 756,61 of meer bedraagt 5,82% x ink - 7,80
- het inkomen lager is dan 756,61 5,82% x ink
2. Indien naast de gekorte AOW sprake is van een ander inkomen dat
recht geeft op vakantietoeslag bedraagt de aanspraak op die
vakantietoeslag 8,00%
Pagina 23 van 30
Onze referentie
RUA/RB/2010/11215
Bijlage VII
Bedragen genoemd in de Regeling financiering en verantwoording IOAW, IOAZ en
Bbz 2004 in 2010.
1-7-2010 (1-1-2010)
Artikel 5, eerste lid
Vergoeding per besluit op een aanvraag van ondernemers in 294,- (ongewijzigd)
de binnenvaart om verlening van bijstand (art. 56, eerste lid,
onderdeel a, Bbz 2004)
Artikel 5, tweede lid
- onderdeel a
voor een uitgebreid rapport betrekking hebbend op 2.888,- (ongewijzigd)
bijstandverlening aan een startende of reeds gevestigde
zelfstandige
voor een verkort rapport betrekking hebbend op 1.707,- (ongewijzigd)
bijstandsverlening aan een startende of reeds gevestigde
zelfstandige
- onderdeel b
voor een rapport betrekking hebbend op bijstandsverlening 1.049,- (ongewijzigd)
aan een oudere of een beëindigende zelfstandige of een nader
of vervolgrapport betrekking hebbend op bijstandsverlening
aan een zelfstandige
Artikel 5, derde lid
Aan derden opgedragen begeleiding van persoon aan wie
algemene bijstand wordt verstrekt
- belanghebbende bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel 1.741,- (ongewijzigd)
b, Bbz 2004
- belanghebbende bedoeld in artikel 2, derde lid, Bbz 2004 3.481,- (ongewijzigd)
Artikel 5, vierde lid
Kosten van een aan derden opgedragen onderzoek betrekking 1.180,- (ongewijzigd)
hebbend op een aanvraag om uitkering op grond van de IOAZ
Pagina 24 van 30
Bijlage VIII Onze referentie
RUA/RB/2010/11215
Wet investeren in jongeren
1-7-2010
Artikel 26 norm alleenstaande
- alleenstaande 18, 19 of 20 jaar 225,35
- alleenstaande 21 tot en met 26 jaar 652,19
Artikel 27 norm alleenstaande ouder
- alleenstaande ouder van 18, 19 of 20 jaar 486,22
- alleenstaande ouder van 21 tot en met 26 jaar 913,06
Artikel 28 norm gehuwden zonder ten laste komende
kinderen
- gehuwden, beiden 18, 19 of 20 jaar 450,70
- gehuwden, waarvan een 18, 19 of 20 jaar en de ander 21 tot en 877,54
met 26 jaar
- gehuwden, waarvan een 18, 19 of 20 en de ander 27 jaar of ouder 1.304,37
Artikel 28 norm gehuwden met ten laste komende kinderen
- gehuwden waarvan beide echtgenoten 18,19 of 20 jaar 711,57
- gehuwden, waarvan een 18, 19 of 20 jaar en de ander 21 tot en 1.138,41
met 26 jaar
- gehuwden, waarvan een 18, 19 of 20 en de ander 27 jaar of ouder 1.304,37
Artikel 29 norm bij verblijf in inrichting
- alleenstaande of alleenstaande ouder 290,45
- gehuwden 451,76
Verhoging lid 2
- alleenstaande of alleenstaande ouder 44,-
- gehuwden 81,-
Artikel 30 verhoging alleenstaande (ouder)
- toeslag 260,87
Artikel 36 vakantietoeslag 5%
Pagina 25 van 30
Bijlage 6a SRG: brief van minister Donner aan de Tweede Kamer
Onze referentie
Tekst van de brief over Statistiek Re-integratie Gemeenten die minister Donner op RUA/RB/2010/11215
29 april 2010 aan de Tweede Kamer heeft gestuurd.
"De afgelopen periode heeft uw Kamer vele debatten met mij gevoerd over de
resultaten van re-integratie. Ik heb ook meerdere malen met de VNG gesproken
over de wijze waarop de transparantie over de inspanningen van gemeenten kan
worden bevorderd. Het resultaat is vastgelegd in het Plan van Aanpak Re-
integratie (Tweede Kamer, vergaderjaar 2008-2009, 28719, nr 60). Heel concreet
is daarin toegezegd dat binnen de gemeentelijke trajecten een onderscheid
gemaakt gaat worden tussen trajecten die al direct gericht zijn op werk en
inspanningen die zich richten op de voorliggende fase waarin mensen worden
ondersteund om hun afstand tot werk te verkleinen.
Voor dit doel is in overleg met de VNG en gemeenten de Statistiek Re-integratie
Gemeenten per 1-1-2009 uitgebreid met de re-integratiepositie van de cliënt. De
cijfers over 2009 zouden als nulmeting gebruikt worden om een jaar later in het
jaarverslag 2010 te kunnen rapporteren over de voortgang die werklozen met
langlopende trajecten binnen hun traject maken. Ik heb bij de behandeling van de
begroting 2010 aan u toegezegd in 2010 te rapporteren over de uitkomsten van
het nieuwe kenmerk re-integratiepositie (Tweede Kamer, vergaderjaar 2009-
2010, 32123, nr 6).
Ik heb van het CBS vernomen dat, ondanks een verbetering in het aantal
gemeenten dat de re-integratiepositie aanlevert, de kwaliteit van de door
gemeenten aangeleverde informatie vooralsnog niet goed genoeg is om over deze
re-integratiepositie te publiceren. Dit gegeven is in een overleg met de VNG
besproken op 19 april. Ik heb geconstateerd dat de VNG het belang van meer
informatie over de gemeentelijke re-integratieinspanningen onverkort
onderschrijft. De VNG blijft gemeenten stimuleren goede informatie aan te
leveren. Er worden een aantal concrete acties uitgewerkt.
Om te beginnen is Divosa voornemens om een onderdeel van de Divosa-monitor
2010 sneller te laten verwerken. Daardoor kan Divosa mij eind mei informeren
over de samenstelling van re-integratietrajecten en re-integratieuitgaven in 2009
naar activiteit.
Daarnaast onderzoeken VNG en Divosa de haalbaarheid van een onderzoek bij 10
representatieve gemeenten op basis van gegevens over 2009, 2010 en 2011 dat
tot doel heeft meer inzicht te bieden in de mate waarin de afstand tot werk wordt
verkleind.
Ten slotte wordt bezien hoe de Participatieladder het inzicht kan verschaffen in
ontwikkelingen van re-integratieposities van gemeentelijke cliënten. De
Participatieladder is van onderop door gemeenten zelf ontwikkeld en geeft een
vergelijkbaar inzicht als de re-integratiepositie van de SRG. Op dit moment
werken al 65 gemeenten/samenwerkingsverbanden met de ladder. Zij
vertegenwoordigen 80% van het WWB-klantenbestand en 80% van het
Participatiebudget. Het aantal deelnemers groeit nog steeds. Met deze groei zal de
representativiteit uiteraard ook nog blijven stijgen. Omdat de Participatieladder
ook wordt ingezet voor klanten waar geen instrument voor wordt ingezet,
ontstaat ook meer inzicht in de selectiviteit waarmee re-integratie wordt
toegepast.
Ik acht bovenstaande initiatieven, die op termijn meer inzicht gaan bieden in de
resultaten van re-integratie, van belang. Het feit dat de re-integratiepositie één
Pagina 26 van 30
jaar na invoering nog niet door voldoende gemeenten kan worden gerapporteerd
baart mij wel zorgen. Onze referentie
Daarom ben ik van mening dat het noodzakelijk is om aanvullend een aantal RUA/RB/2010/11215
activiteiten in gang te zetten die benadrukken welk belang de Statistiek Re-
integratie Gemeenten voor mij heeft. Het gaat hier immers niet om een
vrijblijvend verzoek van het CBS: gemeenten zijn op grond van een AMvB van
SZW verplicht de informatie aan te leveren.
Om dit te benadrukken is een escalatieprotocol opgesteld met het CBS. In het
protocol is vastgelegd dat het CBS sneller bij SZW terug gaat leggen welke
gemeenten de gevraagde informatie niet of te laat aanleveren. Die gemeenten
worden daarover door SZW aangesproken.
Voorts bereid ik het wetsvoorstel Verzamelwet klein beleid voor. Daarin neem ik
een aanpassing op waardoor na 1-1-2011 bij te late aanlevering van de
statistiekgegevens de maandelijkse bevoorschotting van het participatiebudget
tijdelijk wordt opgeschort totdat de informatie is geleverd. Uiteraard hoop ik dat
het escalatieprotocol voldoende helder maakt hoeveel belang deze
informatievoorziening heeft. Daarom verwacht ik dat ik deze maatregel slechts
zeer incidenteel hoef toe te gaan passen."
Pagina 27 van 30
Bijlage 6b SRG: toelichting op proces rond rappelleren
Onze referentie
Vanaf 1 augustus 2010 start het CBS met het rappelleren van gemeenten die nog RUA/RB/2010/11215
geen bestand hebben verstuurd. Ook de kwaliteit van de levering zal hierin
betrokken worden. Wanneer er op 1 september nog geen bestand is ontvangen,
zal dit doorgegeven worden aan SZW. SZW ontvangt van CBS een overzicht van
gemeenten die niet hebben geleverd, inclusief (voor zover bekend) de opgegeven
reden. CBS zal tevens eventuele verzoeken om uitstel na 1 september aan SZW
doorgeven inclusief de inschatting of dit tot problemen kan leiden. Dit kan voor
SZW aanleiding zijn deze gemeenten aan te spreken. Ook onvoldoende kwaliteit
van de levering kan voor SZW aanleiding zijn gemeenten aan te spreken.
Voorts wordt in het wetsvoorstel Verzamelwet klein beleid een aanpassing
opgenomen waardoor na 1-1-2011 bij te late aanlevering van de
statistiekgegevens de maandelijkse bevoorschotting van het participatiebudget
tijdelijk wordt opgeschort totdat de informatie is geleverd.
Pagina 28 van 30
Bijlage 7 Regeling uitstapprogramma's voor prostituees
Onze referentie
Het kabinet wil een extra impuls geven aan programma's voor prostituees die uit RUA/RB/2010/11215
het vak willen stappen. Prostituees die hun loopbaan buiten de prostitutie voort
willen zetten ondervinden daarbij in de praktijk vaak belemmeringen, zoals
problemen met schulden en hoge kosten, huisvesting, gewenning aan de
levensstijl en uitgavenpatroon, verslaving. Ook het ontbreken van bruikbare
arbeidsmarktkwalificaties kan een belemmering vormen. Het gaat vaak om een
complexe problematiek die in één keer moet worden aangepakt om succesvol uit
te kunnen stappen.
In 2009 zijn op basis van de RUPS uitstapprogramma's voor prostituees opgezet
in diverse gemeenten (o.a. Amsterdam, Breda, Den Haag, Deventer, Eindhoven
Groningen, Haarlem, Nijmegen, Rotterdam, Utrecht, Zwolle). Tot die tijd hadden
slechts weinig gemeenten ervaring opgedaan met uitstapprogramma's. Alle
uitstapprogramma's besteden aandacht aan een aantal specifieke leefgebieden,
waaronder huisvesting, financiën, werk, sociaal, psychisch, lichamelijk
functioneren en zingeving. Omdat er een risico op terugval bestaat is ook nazorg
een onderdeel van het uitstapprogramma.
Nadere informatie over onderwerpen op het terrein van prostitutie en werk (zoals
belastingen, gezond en veilig werken, geldzaken, schulden, werk- en
verblijfsvergunningen) is te vinden op www.prostitutiegoedgeregeld.nl. Deze
informatie is ook beschikbaar op het Gemeenteloket: www.gemeenteloket.szw.nl.
Daar is ook informatie opgenomen over de uitstapprogramma's in diverse
gemeenten.
Pagina 29 van 30
Bijlage 9 Onderzoek Social return
Onze referentie
De Tweede Kamer wil dat de rijksoverheid het instrument `social return' integraal RUA/RB/2010/11215
toepast op alle aanbestedingen, naar analogie van diverse gemeenten, om ook
langs deze weg zoveel mogelijk langdurig werklozen, jongeren, wajongers, enz
aan werk of werkervaring te helpen.
Met `social return' (ook wel `contract compliance', 5% regeling, social return on
investment of sociaal bestek genoemd) wordt bedoeld het stellen van sociale
besteksvoorwaarden bij aanbestedingen en uitbesteding van opdrachten om op
deze manier extra stage- en (leer)werkplekken te creëren voor onder meer
langdurig werklozen, jongeren met een beperking en werkloze schoolverlaters.
In een brief van 8 december 2009 (Kamerstukken II, 2009/10, 29 544, nr. 215)
hebben de bewindslieden van SZW aan de Kamer toegezegd dat de effecten van
`social return' op het arbeidsmarkt- en re-integratiebeleid en de
succesvoorwaarden verder onderzocht zullen worden. Onder regie van de minister
van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, verantwoordelijk voor inkoop en
aanbestedingen van het Rijk, zullen op enkele departementen een aantal pilots
met `social return' uitgevoerd worden. (Kamerstukken II, 2009/10, 29 544, nr.
225).
Pagina 30 van 30
Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid