Datum 28 juni 2010
Betreft Voorjaarsrapportage cao-afspraken 2010
Bijgaand treft u de Voorjaarsrapportage cao-afspraken 2010 aan zoals deze door
mijn ministerie is opgesteld. De rapportage geeft voor 2009 de stand van zaken
over cao-afspraken en biedt tevens een eerste inzicht in de cao-ontwikkelingen in
2010. Aan de orde komen cao-afspraken over contractloonmutatie, laagste
loonschalen, (re)integratie; employability en werkgelegenheid.
In de Voorjaarsrapportage is ook gekeken naar de loonontwikkeling na het Sociaal
Akkoord van 24 maart 2009 dat het kabinet met sociale partners heeft gesloten.
In het akkoord is een terughoudende loonontwikkeling voor 2010 afgesproken. De
cao's die sinds het akkoord tot stand zijn gekomen kennen een gemiddelde
loonstijging van 1,0%, ongeveer op het niveau van de inflatie. Wanneer ook
rekening wordt gehouden met loonafspraken in eerder afgesloten cao's komt de
totale loonstijging voor 2009 uit op 2,5% op niveaubasis en 2,8% op jaarbasis.
Voor 2010 komt de loonstijging in cao's voorlopig uit op 0,8% op niveaubasis en
1,1% op jaarbasis.
De huidige economische situatie is ook zichtbaar in de ontwikkeling van andere
cao-afspraken. Zo hebben sociale partners veel aandacht voor scholing en
werkgelegenheid. Het percentage cao's met een afspraak over een persoonlijk
opleidingsbudget is in de laatste twee jaren gestegen van 16% naar 19%. Het
aantal werkervaringsplaatsen en werkgelegenheidsplannen is verdubbeld, van
1100 in 2008 naar ruim 2200 in 2009. De werkervaringsplaatsen en
werkgelegenheidsplannen zijn vooral gericht op de inzet van jongeren en
langdurig werklozen. In het Sociaal Akkoord is het belang van het voorkomen van
jeugdwerkloosheid onderstreept. Hierbij speelt het creëren van
werkervaringsplaatsen een belangrijke rol.
Tevens belangrijk bij het bevorderen van de arbeidsparticipatie is het verkleinen
van het verschil tussen het wettelijk minimumloon en de laagste loonschalen. Uit
de rapportage blijkt dat het verschil tussen het wettelijk minimumloon en de
laagste loonschalen voor werknemers van 23 jaar en ouder in 2009 verder is
afgenomen tot 3,0%. In 2000 was dit verschil nog 6,3%.
Tot slot bericht ik u hierbij over een eerder gedane toezegging over een eventuele
wettelijke nawerking van algemeen verbindend verklaarde van cao-bepalingen.
Tijdens het algemeen overleg met de vaste commissie voor Sociale Zaken en
Werkgelegenheid over cao's op 5 november 2008 (Kamerstukken II, 2008/09, 29
544, nr. 181) is er ondermeer gesproken over mijn brief d.d. 28 oktober 2008
inzake de `avv-loze periode', de periode waarin er in een sector waar normaal een
algemeen verbindend verklaarde cao geldt, tijdelijk geen algemeen verbindend
verklaarde cao geldt (Kamerstukken II, 2008/09, 26 544, nr. 177). In die brief
kwam ik tot de conclusie dat er onvoldoende aanleiding is om de situatie rondom
de avv-loze periode te wijzigen. Tijdens het algemeen overleg heb ik toegezegd
Pagina 1 van 2
om met de Stichting van de Arbeid te bespreken of een eventueel te vragen SER-
advies over de nawerking van avv een ander resultaat zou kunnen opleveren dan
het verdeelde SER-advies `Algemeen-verbindendverklaring' uit 1992 (92/14). Ik
heb dit in november 2008 aan de Stichting van de Arbeid voorgelegd. Vervolgens
is daarover enkele malen met de Stichting gesproken. De Werkgroep Datum
28 juni 2010
Toetsingskader AVV van de Stichting ziet tot op heden geen aanleiding voor een
nieuwe SER-adviesaanvraag. In de vergadering van 29 april jl. kwam de Onze referentie
werkgroep tot de conclusie om de discussie over dit onderwerp eventueel opnieuw AV/SDA/2010/12213
op te pakken nadat een lopend onderzoek van de Vereniging voor Arbeidsrecht is
afgerond. In dat onderzoek wordt o.a. gekeken naar de internationale aspecten
van het cao- en avv-instrumentarium. Indien de ontwikkelingen daartoe
aanleiding geven zal ik u nader berichten.
De Minister van Sociale Zaken
en Werkgelegenheid,
J.P.H. Donner
Pagina 2 van 2
Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid