Datum 28 juni 2010 Uw kenmerk
Havenontvangstvoorzieningen -
1
Geachte voorzitter,
Hierbij informeer ik u over de afgiftecijfers van scheepsafval in de Nederlandse
zeehavens in 2009 en over het havenafvalbeleid in 2010.
Ik zal hierbij tevens ingaan op de toezegging van de Staatssecretaris van Verkeer
en Waterstaat uit de brief van 15 januari 2010, (kenmerk VenW/DGLM-
2009/4687), over de verscherping van de afgifteplicht in de Griekse wetgeving.
Afgiftecijfers 2009
De Europese richtlijn 2000/59/EC over ,,havenontvangstvoorzieningen voor
scheepsafval en ladingresiduen" 1 is in Nederland geïmplementeerd in de "Wet
voorkoming verontreiniging door schepen" (Wvvs) en de daarop gebaseerde
regelgeving. Jaarlijks ontvang ik van de Nederlandse zeehavens een rapportage
over het havenafvalbeleid in het voorafgaande jaar. Op basis hiervan informeer ik
u jaarlijks over de resultaten van het havenafvalbeleid.
De economische teruggang heeft ertoe geleid dat zowel het totaal aantal
havenaanlopen in de Nederlandse zeehavens over 2009, als het totaal aantal
schepen dat in 2009 in de Nederlandse zeehavens de verplichte bijdrage betaalde
voor de kosten van afvalverwerking, met 7 % is gedaald (zie bijlage).
Onderstaande tabel laat echter zien dat het aantal schepen dat afval heeft
afgegeven alsmede de hoeveelheid afgegeven afval, toch licht zijn toegenomen.
1 Richtlijn 2000/59/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van
27 november 2000 betreffende havenontvangstvoorzieningen voor scheepsafval en
ladingresiduen (PbEU L 332)
a
agina 1 van 4
P
Tabel 1: totaal aantal afgevende schepen en totale hoeveelheid scheepsafval (niet
Ons kenmerk
zijnde ladingresiduen) in de Nederlandse Zeehavens VENW/BSK-2010/44434
Aantal schepen dat afval Hoeveelheid scheepsafval
afgeeft (in kubieke meters)
2009 22.741 (+ 2,5%) 149.427 ( +1%)
2008 22.152 ( - 1,5%) 148.483 (+11%)
2007 22.486 (+22%) 133.517 (+28%)
2006 18.296 (+27%) 104.698 (+7%)
2005 14.394 98.241
De Nederlandse zeehavens spannen zich in om hun havenafvalsystemen verder te
optimaliseren. De havenafvalplannen worden volgens de vereisten in de richtlijn
havenontvangstvoorzieningen elke drie jaar herzien. De Inspectie Verkeer en
Waterstaat (IVW) keurt namens mij de havenafvalplannen goed.
In de havenafvalplannen worden de werkwijze bij de inzameling, het tarief van de
afvalbijdrage, de daaraan gekoppelde afgiftegrenzen en de communicatie naar de
scheepvaart zodanig op elkaar afgestemd, dat een zo groot mogelijke afgifte kan
worden gerealiseerd.
Met name de havens van Amsterdam en Rotterdam hebben geconstateerd dat de
scheepvaart, nu zij enkele jaren ervaring heeft opgedaan met de werking van de
richtlijn havenontvangstvoorzieningen, steeds efficiënter gebruik maakt van de
mogelijkheden die de richtlijn biedt. Zij hebben het voornemen om in de komende
periode te onderzoeken of de effectiviteit van het havenafvalsysteem nog verder
kan worden verhoogd, zoals bijvoorbeeld door een bijstelling van de tarieven en
afgiftegrenzen.
Havenafvalbeleid in 2010
Verscherping afgifteplicht
In de brief van 19 maart 2010 (Kamerstuk 28694 nr.85) heeft de Minister van
VROM u gemeld dat aan de Griekse autoriteiten om verduidelijking is gevraagd
over de in hun wetgeving opgenomen verplichte afgifte van scheepsafval. Deze
reactie is inmiddels ontvangen. Alvorens ik nader in ga op de Griekse situatie, is
het nodig kort in te gaan op de huidige Nederlandse wetgeving ten aanzien van
de afgifte van scheepsafval en ladingresiduen.
a. Geldende wetgeving en Richtlijn 2000/59
In de eerste plaats geldt, volgens de Wet voorkoming verontreiniging door
schepen (Wvvs), een afgifteplicht van al het scheepsafval (artikel 12b, eerste lid).
Artikel 12b, tweede lid, geeft de kapitein van een zeeschip het recht af te zien van
deze verplichting indien aan twee voorwaarden is voldaan:
er is in de volgende aanloophaven een toereikend aanbod aan
havenontvangstvoorzieningen beschikbaar, en
er is aan boord van het schip voldoende opslagcapaciteit beschikbaar voor
het scheepsafval dat reeds aan boord is en dat tot de volgende
aanloophaven nog zal ontstaan.
Dit artikellid is een implementatie van artikel 7, tweede lid, van Richtlijn
2000/59/EG betreffende havenontvangstvoorzieningen voor scheepsafval
agina 2 van 4
P
en ladingresiduen. De achtergrond van dit artikel is de onwenselijkheid in termen
Ons kenmerk
van kosten, tijd en administratieve lasten om in iedere Europese haven kleine VENW/BSK-2010/44434
hoeveelheden afval af te geven.
Ditzelfde artikel 7, tweede lid, van de richtlijn havenontvangstvoorzieningen stelt
verder dat "indien er goede redenen zijn om aan te nemen dat er geen
toereikende havenontvangstvoorzieningen beschikbaar zijn in de beoogde haven
van afgifte, of indien die haven niet bekend is en er derhalve een risico bestaat
dat het afval op zee zal worden geloosd, de lidstaat alle nodige maatregelen
neemt om verontreiniging van de zee te voorkomen, indien nodig door te eisen
dat het schip voor vertrek uit de haven zijn scheepsafval afgeeft". Ook deze
laatste verplichting is in de Wvvs geïmplementeerd. Indien de volgende
aanloophaven niet bekend is, kan de beschikbaarheid van een toereikend aanbod
aan havenontvangstvoorzieningen in de volgende aanloophaven niet worden
aangenomen, en geldt op grond van artikel 12b van de Wvvs een afgifteplicht.
b. Implementatie afgifteplicht wetgeving van Griekenland
De Griekse autoriteiten hebben mij laten weten dat zij van mening zijn dat er
goede gronden zijn om aan te nemen dat toereikende
havenontvangstvoorzieningen niet beschikbaar zijn in de volgende aanloophaven,
als deze haven is gelegen buiten de EU. Zij beschouwen een afgifteplicht voor
schepen, waarvan de volgende aanloophaven buiten de EU is gelegen, als een
invulling van het gestelde in de richtlijn dat lidstaten alle nodige maatregelen
nemen om verontreiniging van de zee te voorkomen, indien nodig door te eisen
dat het schip voor vertrek uit de haven zijn scheepsafval afgeeft.
De geografische ligging van Griekenland kan hierin mogelijk een rol spelen.
Alhoewel ik begrip kan opbrengen voor het Griekse standpunt kan ik daarin, ten
aanzien van de Nederlandse wetgeving, niet meegaan. Volgens de Europese
richtlijn heeft een kapitein het recht om af te zien van afgifte indien er voldoende
opslagcapaciteit aan boord is en in de volgende aanloophaven voldoende
havenontvangstvoorzieningen beschikbaar zijn.
Deze voorzieningen kunnen ook beschikbaar zijn in een haven buiten de EU. De
richtlijn maakt hierin geen onderscheid.
Zoals ook al is meegedeeld aan uw Kamer in antwoord op eerdere vragen (TK
2006-2007, 22343, nr. 147 antwoord op vraag 12), kan alleen dan worden
afgeweken van het door de richtlijn gegarandeerde recht van de kapitein om af te
zien van afgifte van scheepsafval, indien er op grond van het internationale recht
strengere voorschriften zijn vastgesteld, aldus artikel 7, derde lid, van de richtlijn.
Nederland mag dus autonoom geen strengere afgifteplicht vaststellen, wanneer
de EU of IMO geen strengere voorschriften heeft vastgesteld. Artikel 7, tweede
lid, geeft Nederland de armslag om afgifte af te dwingen, als dit nodig is.
c. Beleidsinzet Nederland in Europees verband
Ik verwacht dat de Europese Commissie bij de komende herziening van de
richtlijn verdergaande voorstellen zal doen ten aanzien van de afgifteplicht en de
daaraan verbonden voorwaarden. Nederland zal zich daarbij sterk maken voor
aanscherping van de afgifteplicht, voor die schepen die vanuit een EU-haven naar
een niet-EU haven vertrekken. Bij een herziening van de richtlijn geldt de
aanscherping voor alle EU-lidstaten en wordt voorkomen dat het level playing
field wordt verstoord. Deze aanpak is ook te verkiezen uit oogpunt van
effectiviteit en harmonisatie van de havenafvalsystemen tussen de verschillende
agina 3 van 4
P
EU-lidstaten. Voorop staat dat een eventuele aanscherping natuurlijk wel
Ons kenmerk
handhaafbaar moet zijn. VENW/BSK-2010/44434
Ik heb, voorafgaand aan de Transportraad van 11 maart 2010, het punt van
aanscherping van de richtlijn nadrukkelijk aan de orde gesteld tijdens een
gesprek met de nieuwe Eurocommissaris van Transport, de heer Kallas. Deze
heeft geantwoord dat de Commissie dit nader zal bestuderen. Een herziening van
de richtlijn is volgens de Europese Commissie naar verwachting te voorzien in
2011. Ik zie de voorstellen met belangstelling tegemoet.
In de tussentijd hecht ik eraan dat de IVW streng blijft toezien op de beschikbare
opslagcapaciteit op schepen.
Hoogachtend,
DE MINISTER VAN VERKEER EN WATERSTAAT,
ir. Camiel Eurlings
agina 4 van 4
P