Belgische Federale Overheid
Akkoord over hervorming universitaire ontwikkelingssamenwerking
Datum: 28 juni 2010
Op 22 april ondertekenden de minister van Ontwikkelingssamenwerking en
de vertegenwoordigers van de universitaire koepelorganisaties VLIR-UOS
en CIUF-CUD een akkoord over de principes van de hervorming van de
universitaire ontwikkelingssamenwerking. De belangrijkste vernieuwingen
zijn de geografische concentratie en de invoering van
zesjarenprogramma's.
België ondertekende in 2005 de Verklaring van Parijs over de
Doeltreffendheid van de Hulp. De verklaring beoogt de impact van de
ontwikkelingssamenwerking te vergroten door doeltreffende
partnerschappen aan te gaan tussen donorlanden en begunstigde landen.
De basisprincipes uit de verklaring zijn een verhoogd eigenaarschap van
het begunstigde land, afstemming en harmonisering van de hulp,
resultaatsgericht beheer en wederzijdse verantwoordelijkheid van de
donor- en begunstigde landen.
Op vraag van de Belgische ontwikkelingssamenwerking hebben de
universitaire koepelorganisaties een akkoord uitgewerkt om de principes
van de Verklaring van Parijs te vertalen naar de universitaire
ontwikkelingssamenwerking. Dit akkoord past binnen het streven naar een
verhoogde geografische concentratie, complementariteit en synergie
binnen de Belgische ontwikkelingssamenwerking.
De belangrijkste punten uit het nieuwe akkoord zijn:
1. Zesjarenprogramma's: met ingang van 2013 zullen VLIR-UOS en CIUF-CUD
werken met strategische programma's van zes jaar, onderverdeeld in twee
driejarige actieplannen.
2. Budgetgarantie: de Belgische Ontwikkelingssamenwerking waarborgt het
budget voor de periode van een actieplan. Voor het eerste actieplan is
een jaarlijkse budgetstijging van minimum 3% voorzien.
3. Geografische concentratie: beide koepelorganisaties zullen vanaf
2013 hun werking beperken tot 20 partnerlanden, op basis van een
landenstrategie die focust op de rol van de universiteiten in de
ontwikkeling van hun land of regio. 70% van de middelen zijn bestemd
voor universitaire samenwerking met de partnerlanden van de Belgische
bilaterale samenwerking.
4. Vrije marge: de overheid voorziet een vrije marge van 6% van het
budget voor eigen voorstellen van de koepels, zonder dat ze
noodzakelijk gebonden zijn aan de geografische concentratie. Hiermee
kunnen ze inspelen op relevante creatieve initiatieven en
opportuniteiten voor universitaire ontwikkelingssamenwerking.
5. Competitieve oproepen: de koepels blijven werken met een systeem van
competitieve oproepen voor projectfinanciering. Dit systeem garandeert
enerzijds een hoge kwaliteit van de projectvoorstellen en anderzijds
een grote motivatie bij de indieners. Het zijn immers de
projectpartners zelf die het initiatief nemen, binnen het kader van de
oproepen.
6. Resultaatgericht beheer: de koepels engageren zich om de principes
van resultaatgericht beheer toe te passen. De opvolging en evaluatie
van de programma's zal gebeuren via vooraf bepaalde indicatoren.
7. Complementariteit en synergie: de koepels zullen in de uitvoering
van de programma's steeds zoeken naar complementariteit en synergie met
andere nationale en internationale spelers. Hiermee willen ze
versnippering in de ontwikkelingssamenwerking tegengaan en de
afstemming nastreven van de verschillende initiatieven op de
prioriteiten, systemen en procedures van de partnerlanden.
Het akkoord heeft geen betrekking op de Noord- en beurzenprogramma's.
Deze programma's zullen aan bod komen in andere akkoorden.
De universitaire koepelorganisaties VLIR-UOS aan Vlaamse kant en
CIUF-CUD aan Franstalige, staan in voor het opzetten en uitvoeren van
de Belgische universitaire ontwikkelingssamenwerking. Ze ontvangen
hiervoor financiering van de Belgische Ontwikkelingssamenwerking.
VLIR-UOS: www.vliruos.be
CIUF-CUD: www.cud.be