Datum 25 juni 2010
Betreft Artikel 10 Waadi
Tijdens het door uw Kamer gehouden algemeen overleg op 25 maart jl., is het
zogenaamde onderkruipersverbod dat is opgenomen in artikel 10 van de Wet
allocatie arbeidskrachten door intermediairs (Waadi) aan de orde geweest. Bij die
gelegenheid heb ik u toegezegd naar concrete situaties te kijken die door de
Kamer zouden worden aangedragen over situaties die samenhangen met
mogelijke stakingsbreking als bedoeld in de Waadi en eventuele voorbeelden van
intimidatie/ontslagbescherming bij stakingsacties. Recentelijk heb ik de inbreng
van de leden van de SP-fractie mogen ontvangen (bijlage). Hier onder zal ik
daarop ingaan.
De leden van de SP-fractie merken op dat door de formulering van artikel 10
Waadi feitelijk niet wordt voorkomen dat een staking wordt ondermijnd doordat
andere werknemers kunnen worden ingezet om het werk, dat als gevolg van de
staking niet wordt gedaan, te verrichten. In reactie hierop wil ik nogmaals
benadrukken dat artikel 10 Waadi niet beoogt te voorkomen dat het door een
opdrachtgever ingekochte werk wordt uitgevoerd door uitzendkrachten. De
stakers hebben geen conflict met de opdrachtgever, maar met hun eigen
werkgever. Artikel 10 Waadi beoogt enkel te voorkomen dat het bestaakte bedrijf
uitzendkrachten inhuurt om het werk van de stakende werknemers over te
nemen. De opdrachtgever staat dus in zijn recht om de opdracht door iemand
anders te laten uitvoeren. Ook het gebruik van de door de leden van de SP-fractie
aangeduide driehoeksrelaties kan niet vallen onder het verbod krachtens artikel
10. De driehoeksrelaties hebben betrekking op intra-concern inlening en dat leidt
niet tot stakingsbreking, omdat intra-concern-uitlening geen ter
beschikkingstelling van arbeid vormt en deze vorm van arbeid dus niet binnen de
Waadi valt. In mijn brief van 24 maart j.l. ben ik hierop dieper ingegaan1.
Bij onderzoeken naar aanleiding van meldingen van mogelijke stakingsbreking
zijn twee elementen van belang. Ten eerste de mededeling aan partijen of het
onderkruipersverbod al dan niet is overtreden en ten tweede de termijn
waarbinnen hierover mededeling gedaan wordt aan partijen.
In de eerder genoemde brief ben ik ingegaan op het eerste punt namelijk de wijze
waarop de Arbeidsinspectie mededeling doet aan partijen omtrent het overtreden
van artikel 10 Waadi. Op dit moment biedt de Waadi uitsluitend de mogelijkheid
om bij een gebleken overtreding daarvan mededeling te doen. Thans wordt
onderzocht of, en zo ja op welke wijze, de Arbeidsinspectie in staat gesteld kan
worden om - ook als door de Arbeidsinspectie geen overtreding is geconstateerd -
1 Kamerstukken II 2009/10, 17 050, nr. 397
Pagina 1 van 2
informatie aan betrokken partijen te verstrekken. Het is vervolgens aan betrokken
partijen om te bepalen wat ze met die informatie doen. Zoals te doen gebruikelijk
zal de informatie van de Arbeidsinspectie geen gegevens bevatten waaruit de
identiteit van de in het onderzoek betrokken werknemers of werkzoekenden kan Datum
worden afgeleid.
Wat betreft het tweede aspect, het moment waarop de Arbeidsinspectie Onze referentie
mededeling doet over de resultaten van het onderzoek, merk ik het volgende op. AV/SDA/2010/10392
Ik erken dat het van belang kan zijn dat er zo spoedig mogelijk uitsluitsel wordt
gegeven over de vraag of de Waadi is overtreden. Bij de recente stakingen in de
schoonmaakbranche heeft de Arbeidsinspectie steeds adequaat gereageerd: in
veruit de meeste gevallen is naar aanleiding van een melding nog diezelfde dag
een onderzoek ter plaatse uitgevoerd. Ik wil er echter op wijzen dat het hier
vrijwel altijd gaat om zeer omvangrijke en complexe onderzoeken waarbij
meerdere partijen betrokken zijn. Het is dan ook onvermijdelijk dat enige tijd
verstrijkt tussen het moment waarop het onderzoek plaatsvindt en het moment
waarop de Arbeidsinspectie haar oordeel aan partijen kenbaar maakt.
De Minister van Sociale Zaken
en Werkgelegenheid,
J.P.H. Donner
Pagina 2 van 2
Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid