Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer
Biobrandstoffen in perspectief
De directeur-generaal Milieu spreekt namens minister Huizing over
biobrandstoffen bijeenkomst van de VNPC `Biobrandstoffen in
perspectief' 24 juni 2010, in het Museon te Den Haag.
Dames en heren,
Dank voor deze visie op biobrandstoffen. Allereerst wil ik minister
Tineke Huizinga excuseren. Zij had hier graag gestaan, maar agenda's
van ministers staan net zo vaak onder druk als de verdediging van het
Nederlands elftal.
Ik heb begrepen dat u vanmiddag een levendig en interessant debat heeft
gevoerd over de rol die biobrandstoffen kunnen spelen in onze transitie
naar een duurzame energievoorziening. Dank aan de VNPI voor dit
initiatief.
Ik zal deze conclusies grondig bestuderen, want het denken over
biobrandstoffen en de rol die zij kunnen spelen in onze duurzame
energievoorziening staat niet stil. Niet bij 't bedrijfsleven en de
kennisinstituten, niet bij maatschappelijke organisaties, en ook niet
bij de overheid!
Het doet mij dan ook een groot genoegen te zien dat u hier vanmiddag in
een breed gezelschap over heeft gesproken en gediscussieerd.
We staan met z'n allen voor een enorme opgave voor de komende decennia;
de zorg voor een wereldwijde solide, slimme en eerlijke
energievoorziening en de noodzaak om de klimaatcrisis aan te pakken.
Via de EU richtlijn hernieuwbare energie hebben we de doelstellingen
vastgesteld op 20 procent voor 2020. De doelstelling voor het gebruik
van hernieuwbare energie in het vervoer is vastgesteld op minimaal 10
procent in 2020. Ik ben ervan overtuigd dat we deze doelstelling op een
duurzame en verantwoordelijke wijze kunnen invullen! En dat
biobrandstoffen hier een belangrijke bijdrage aan kunnen leveren.
Eind mei heeft de minister de Tweede Kamer geïnformeerd over de
doelstelling voor vervoer voor de komende jaren. Voor dit jaar geldt in
Nederland een nationale doelstelling van 4 procent biobrandstoffen voor
het wegverkeer. Zoals u weet wil het kabinet de komende jaren deze
nationale doelstelling jaarlijks in kleine stapjes laten stijgen.
Essentieel hierbij is dat we van de biobrandstof de duurzaamheid moeten
garanderen.
En dat is ook de kern van de Europese richtlijn. De Europese Commissie
wil dat tien procent van de brandstof voor de vervoersector afkomstig
moet zijn van plantaardige brandstoffen. Maar die tien procent zullen
dan wel aan strenge eisen moeten voldoen. Of zoals Eurocommissaris
Oettinger het verwoordde: "Our certification scheme is the most
stringent in the world and will make sure that our biofuels meet the
highest environmental standards."
Zeker na recente communicatie van de Europese Commissie is het
overduidelijk dat biobrandstoffen écht duurzaam moeten zijn. Dit
betekent: geen kap van oerbossen of secundaire bossen, geen teelt in
natuurgebieden, op veengronden en gronden die belangrijk zijn voor de
biodiversiteit. Daarnaast moeten producenten oog hebben voor de
welvaart en het welzijn van vooral arme bevolkingsgroepen te worden
verbeterd.
Ook wil de Commissie dat de industrie, overheden en NGO's certificaten
en rapportages opstellen die betrouwbaar en fraude bestendig' zijn.
Tevens moet er onafhankelijke controle plaatsvinden die de hele
productieketen beslaat - `van de boer tot de fabriek' via de `handelaar
tot aan de pomp'.
Nederland loopt voorop binnen Europa en de wereld op het gebied van het
stimuleren van duurzame biobrandstoffen en het toepassen van
duurzaamheidcriteria. En de VNPI is een goed voorbeeld van.
Nog maar een maand geleden ondertekenden de sector en minister Huizinga
een intentieverklaring. In deze verklaring verzegelden wij dat gegevens
over aard en herkomst van biobrandstoffen - vooruitlopend op de
wetgeving van 2011 - al in 2010 op vrijwillige basis zullen worden
verzameld.
Nu een paar weken later ben ik bij het symposium dat door uw vereniging
wordt georganiseerd op bezoek om te praten over hetzelfde onderwerp.
U kunt daar twee conclusies aan verbinden. Één, de VNPI timmert goed
aan de weg wat betreft het stimuleren en toepassen van duurzame
biobrandstoffen. En twee...uw voorzitter, de heer Boot, heeft in korte
tijd een warme relatie opgebouwd met mijn ministerie.
Uw visie op de ontwikkeling van - met name tweede generatie
biobrandstoffen - beschouw ik als een ondersteuning van het
kabinetsbeleid. Populair samengevat, biobrandstoffen, ja, mits
duurzaam...!
De afgelopen jaren is immers duidelijk geworden dat aan toepassing van
biobrandstoffen ook nadelen kleven, voor mens en milieu. Kritische
rapporten over onder andere boskap, de druk op onze biodiversiteit en
de concurrentie met voedsel stonden in het brandpunt van de
belangstelling.
In Nederland is toen besloten een pas op te plaats te maken met het tot
dan toe succesvolle beleid van bijmengen van biobrandstoffen. Ik weet
dat dit heeft geleid tot onzekerheid in de biobrandstoffenmarkt. Ik heb
dan ook begrip voor de problemen die sommige investeerders en bedrijven
in deze markt hadden en hebben. Maar u en ik zijn het denk ik eens dat
politiek en maatschappelijk draagvlak essentieel is voor de verdere
groei van de biobrandstoffenmarkt. De negatieve effecten voor natuur en
mens waren soms of te onbekend of onverantwoord groot.
Met ondertekening van de intentieverklaring is aangetoond dat
maatschappelijk verantwoord ondernemen hoog in het vaandel bij u staat.
U gaat rapporteren over het duurzame karakter van de door u op de markt
gebrachte biobrandstoffen. Een belangrijke stap voorwaarts op het
gebied van transparantie en ook een belangrijke stap om het draagvlak
voor verantwoorde en duurzame biobrandstoffen weer te vergroten. De
eerste rapportages zijn afgelopen maandag bij de Nederlandse
Emissieautoriteit ingediend. Ik hoop op korte termijn een eerste
rapportage te publiceren.
Daarmee lopen we vooruit op de wettelijke implementatie van de Europese
richtlijn voor hernieuwbare energie in 2011.
Ik hecht zeer aan de duurzaamheidcriteria. Het is een groot succes dat
we deze binnen Europa hebben kunnen vaststellen. Ik begreep dat tijdens
de discussie vanmiddag ook gesproken is over de indirecte veranderingen
van landgebruik. Zoals ik al zei moeten biobrandstoffen echt duurzaam
zijn. Alle achterdeurtjes moeten worden gedicht. Daarom wil ik vol
inzetten op het complementeren van de duurzaamheideisen met maatregelen
tegen indirecte veranderingen van landgebruik.
Als we dit voor elkaar krijgen zijn de negatieve consequenties waarover
nu veelvuldig wordt gesproken aangepakt en wacht er een stralende
toekomst voor de echt duurzame en verantwoorde biobrandstoffen.
Zo aan het einde van mijn toespraak wil ik u een heldere boodschap
meegeven: u allen kunt initiatieven nemen om de duurzaamheid verder te
stimuleren. We kunnen het volume aan biobrandstoffen alleen verder
laten toenemen als daar garanties voor duurzaamheid tegenover staan.
Maatschappelijk verantwoord ondernemen is een katalysator om de markt
voor biobrandstoffen te vergroten. Ik zie hier mooie toekomstkansen. De
inzet van biobrandstoffen helpt ons op weg op onze moeilijke, maar
noodzakelijke reis naar een duurzame energievoorziening, de aanpak van
de klimaatcrisis en een stop op het verlies van biodiversiteit.
En de duurzaamheidcriteria kunnen bijvoorbeeld ook als `good practise'
dienen voor andere producten en ketens.
Tot slot, dames en heren.
Mijn ministerie streeft ernaar dat de ontwikkeling van duurzame
biobrandstoffen doorzet. En dan uiteraard binnen duidelijke voorwaarden
voor mens en milieu. Die uitdaging wil de overheid graag samen met u
aangaan, bedrijfsleven, maatschappelijke organisaties en
kennisinstituten!
We hebben onlangs de Commissie Corbey gevraagd om goed te kijken naar
de mogelijkheid om een hogere doelstelling te verwezenlijken dan de
huidige 10 procent doelstelling voor hernieuwbare energie voor de
vervoersector uit de Richtlijn. Dit nieuwe advies verwacht ik in
september. Ik hoop oprecht dat het nieuwe kabinet van milieu hier
haar of zijn voordeel mee gaat doen en zich ook sterk gaat maken voor
de groene zaak!
Dank u!
Tineke Huizinga