Rijksoverheid
Datum 24 juni 2010
Beantwoording vragen over toezeggingen aan Drentse gedeputeerde
over CCS
Ons kenmerk
CCS / 10075084
Hierbij bieden wij u de antwoorden aan op de vragen van het lid Van der Staaij
(SGP) over toezeggingen aan de Drentse gedeputeerde Klip over het
demonstratieproject voor CO2-opslag in Noord-Nederland die 3 mei 20100 werden
toegestuurd met kenmerk 2010Z07684.
1
Heeft u kennisgenomen van het bericht "CO2 pas in Noorden als Barendrecht
doorgaat"? 1
Antwoord
Ja.
2
Welke afspraken heeft u gemaakt met of welke toezeggingen heeft u gedaan aan
de gedeputeerde voor milieu van de provincie Drenthe?
Antwoord
Tijdens het bestuurlijk overleg d.d. 26 april jl. met de gedeputeerden van de drie
noordelijke provincies hebben we gesproken over de stappen die zullen moeten
worden gezet ter voorbereiding van de totstandkoming van een grootschalig CCS-
demonstratieproject in het noorden.
Het rijk heeft toegezegd dat er een breed communicatietraject over CCS zal
worden gestart, gericht op alle bewoners en stakeholders in Noord-Nederland, en
heeft de wens uitgesproken dat de noordelijke provincies in dat traject zullen
participeren. Daarnaast zijn afspraken gemaakt over de wijze waarop het rijk de
lijst zal bekendmaken van de gasvelden die de voorkeur van het rijk hebben om
als eerste in aanmerking te nemen voor grootschalige CO2-opslag in het noorden
in het kader van een demonstratieproject. Tenslotte is afgesproken een bestuurlijk
afstemmingsoverleg in te stellen tussen vertegenwoordigers van rijk, de
betrokken provincie(s) en gemeenten. Doel van het overleg is elkaar maximaal te
informeren en alle procedures en activiteiten zoveel mogelijk onderling af te
stemmen.
1 www.dvhn.nl, 27 april 2010
Pagina 1 van 3
Interdepartementale
Projectorganisatie CCS
Ons kenmerk
CCS / 10075084
3
Gelden deze afspraken/toezeggingen ook voor de provincies Friesland en
Groningen?
Antwoord
Ja.
4
Op grond van welke overwegingen heeft u, anders dan in de brief van 12 april jl.2
en in het recente debat richting de Kamer is gecommuniceerd, tot deze
afspraken/toezeggingen besloten?
Antwoord
Zoals in het antwoord op vraag 2 is aangegeven, hebben de afspraken met het
noorden betrekking op het communicatietraject, op de onderlinge taak- en
rolverdeling tussen rijk en provincies en op het overleg tussen rijk en provincies.
Tijdens het recente debat in de Kamer is onder andere gewezen op het belang van
goede communicatie en onderlinge samenwerking. De gemaakte afspraken zijn
derhalve in lijn met hetgeen recentelijk met de Kamer is besproken.
5
Betekenen de genoemde afspraken/toezeggingen dat het traject voor het
demonstratieproject in Noord-Nederland wordt stopgezet zodra het proefproject in
Barendrecht niet doorgaat?
Antwoord
Zoals onder andere tijdens het recente overleg met de Kamer is aangegeven, ziet
dit kabinet het project in Barendrecht als een noodzakelijke tussenstap voor de
verdere uitrol van CO2-opslag in gasvelden onder land. De voorbereiding van het
project wordt dan ook voortgezet. Het kabinet heeft tijdens het recente overleg
met de Kamer toegezegd geen stappen te zullen zetten die onomkeerbaar leiden
tot CO2-opslag bij Barendrecht, dan wel de juridische positie van Shell in deze
versterken.
Wij zijn van mening dat indien zich onaanvaardbare veiligheidsrisico's zouden
voordoen bij het project Barendrecht, dit consequenties zal hebben voor het
project in het noorden. Echter, zowel uit het MER als uit de aanvullende
onderzoeken blijkt dat de veiligheid van het project in Barendrecht gewaarborgd
is. Voor dit kabinet geldt dat veiligheid bij CO2-opslag, waar dan ook, een
noodzakelijke voorwaarde is voordat toestemming voor een project zal kunnen
worden gegeven.
6
Erkent u dat met de genoemde afspraken/toezeggingen de besluitvorming in de
Kamer en het maatschappelijk debat en draagvlak onder ongewenste druk komen
te staan?
2 Kamerstuk 28 982, nr. 104
Pagina 2 van 3
Interdepartementale
Projectorganisatie CCS
Ons kenmerk
CCS / 10075084
Antwoord
Integendeel. Wij verwachten dat de gemaakte afspraken een positieve bijdrage
zullen leveren aan het maatschappelijke debat en het draagvlak voor een CCS-
project in het noorden. Zoals gemeld in het antwoord op vraag 2, hebben de
afspraken betrekking op het communicatietraject, de bestuurlijke afstemming en
de wijze waarop de lijst van potentiële opslaglocaties die de voorkeur hebben van
het rijk bekend zal worden gemaakt. Al deze zaken zijn van belang bij het
verwerven van voldoende draagvlak voor een project in het noorden.
7
Hoe rijmt u de uitspraak van gedeputeerde Klip dat `als het daar niet veilig is het
niet uit te leggen is dat het hier wel kan' met het feit dat u richting de Kamer
steeds hebt aangegeven dat het proefproject in Barendrecht nodig is vanwege de
bedrijfseconomische en juridische leeraspecten en de veiligheid in orde is?
Antwoord
De uitspraak van mevrouw Klip heeft geen betrekking op de levenscyclus van CCS
en op de volgorde van kleinschalige en grootschalige demonstratieprojecten, maar
op de hypothetische situatie dat het project in Barendrecht zou worden stopgezet
vanwege onaanvaardbare veiligheidsrisico's van het project. Zij is van mening dat
in een dergelijke situatie niet aan de bewoners in het noorden kan worden
uitgelegd dat er in het noorden dan wel een grootschalig CCS-demonstratieproject
zou kunnen worden gerealiseerd.
Zoals reeds in het antwoord op vraag 5 is aangegeven, zijn wij van mening
dat indien zich onaanvaardbare veiligheidsrisico's zouden voordoen bij het project
Barendrecht, dit consequenties zal hebben voor het project in het noorden.
8
Bent u bereid de gemaakte afspraken/toezeggingen te heroverwegen?
Antwoord
Heroverweging van de gemaakte afspraken vinden wij onwenselijk, omdat de
gemaakte afspraken juist erop gericht zijn een positieve bijdrage te leveren aan
het draagvlak voor een grootschalig CCS-demonstratieproject.
(w.g.) Maria J.A. van der Hoeven (w.g.) J.C. Huizinga-Heringa
Minister van Economische Zaken Minister van Volkshuisvesting,
Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer
Pagina 3 van 3
---- --