22 jun 2010
Onderdeel: LEI
Voor de landbouw was 2009 economisch gezien een slecht jaar. De
productie nam iets toe, maar de meeste opbrengstprijzen in de primaire
landbouw gingen onderuit. In de laatste twintig jaar is het gemiddelde
agrarische inkomen niet zo laag geweest, het daalde tot gemiddeld 5.500
euro per bedrijf. De gemiddelde grondprijs is sinds 2006 gestegen van
29.000 tot 47.000 euro per ha. Vooral in 2009 was een verband tussen
grondprijs en bedrijfsuitkomsten ver te zoeken. Ook op langere termijn
blijkt de grondprijs veel sterker te stijgen dan de toegevoegde waarde
in de grondgebonden landbouw.
Dit zijn enkele uitkomsten uit het Landbouw-Economisch Bericht 2010
dat vandaag gepresenteerd is door het LEI, onderdeel van Wageningen UR.
De netto milieulasten in de landbouw bedroegen zoân 6% van de bruto
productiewaarde in de periode 2003-2007. In een jaar als 2009 met
tegenvallende opbrengsten loopt dit percentage uiteraard op. In tijden
waarbij de lasten voor zowel milieu als bijvoorbeeld dierenwelzijn voor
de sector vermoedelijk verder zullen toenemen, zou de landbouw juist
beter moeten verdienen om aan deze eisen â die veelal investeringen
vergen of anderszins aanpassingen in de bedrijfsvoering â te kunnen
voldoen. Zo bleek uit onderzoek dat slechts 34% van de varkensbedrijven
nu in staat is te investeren om aan toekomstige wetgeving op het gebied
van milieu en dierenwelzijn te kunnen voldoen. Dit was reden om de
ambities bij te stellen. Ook de beoogde verdere liberalisering van de
landbouwmarkten en het EU-landbouwbeleid zal voor veel bedrijven kunnen
betekenen dat ze met âzwaarderâ weer te maken krijgen. Lichtpuntje is
de verwachting dat de voedselprijzen zullen aantrekken, het voordeel
dat de boeren daarvan kunnen ondervinden zal sterk afhangen van de
ontwikkeling van belangrijke kostenposten als energie en veevoer.
Invloed Nederlandse consument is beperkt
De Nederlandse landbouwsector produceert in belangrijke mate voor de
export. Zoân 65% van de toegevoegde waarde wordt over de grens â maar
voor het merendeel binnen de EU â verdiend. De voedings- en
genotmiddelenindustrie haalt op zijn beurt een belangrijk deel van de
grondstoffen uit het buitenland. In discussies over gewenste
veranderingen in de primaire landbouw en de rol die de Nederlandse
consument daarin zou kunnen spelen, is het belangrijk dit niet uit het
oog te verliezen. In alle delen van de agroketen vindt schaalvergroting
en concentratie plaats, al was het aantal fusies en overnames in 2009
veel kleiner dan in voorgaande jaren. De omzet van de detailhandel in
voedingsmiddelen groeide in 2009 slechts met ongeveer 0,5%, geheel
dankzij de hogere consumentenprijzen die het kleinere afzetvolume
compenseerden.
Daling aantal landbouwbedrijven gaat door
De gemiddelde bedrijfsoppervlakte in de grondgebonden landbouw
(akkerbouw en rundveehouderij) is tussen 1997 en 2009 gegroeid van 25
tot 31 ha. In lijn met de langjarige trend nam het aantal bedrijven in
de Nederlandse landbouw verder af met bijna 3%. Hetzelfde geldt voor de
oppervlakte grond in gebruik bij de landbouw, die daalde met 0,3%. Het
aantal vaste arbeidskrachten in de land- en tuinbouw is na enkele jaren
van groei tussen 2008 en 2009 vrij sterk gedaald, met 7,6%. Deze daling
wordt voor een deel gecompenseerd door meer tijdelijk personeel en door
zelfstandigen zonder personeel (zzpâers) in te schakelen. Het aantal
biologische landbouwbedrijven en het areaal biologische landbouw
vertoont een stijgende lijn, al gaat het nog steeds om enkele procenten
van het totaal.
Milieudruk neemt af op aantal gebieden
Het natuurbeheer door agrariërs vertoont de laatste jaren qua areaal
een teruggang, nadat het in de tijd daarvoor sterk was gegroeid. Een
van de oorzaken van de terugloop betreft de hoogte van de vergoedingen
in relatie tot de geëiste prestaties.
Het verbruik van chemische gewasbeschermingsmiddelen neemt de laatste
jaren niet meer af, nadat het tussen 1985 en 2001 ruimschoots was
gehalveerd.
De uitstoot van broeikasgassen door de land- en tuinbouw neemt de
laatste jaren toe door de hernieuwde uitbreiding van de veestapel en de
sterke groei van de elektriciteitsproductie met behulp van
warmtekrachtkoppeling in de glastuinbouw. Door dat laatste vermindert
wel de uitstoot in andere sectoren. De glastuinbouw heeft de
doelstelling voor 2010 ten aanzien van de energie-efficiency al
bereikt, maar het aandeel van duurzame energie neemt onvoldoende toe.
Er blijft discussie over de vraag of biobrandstoffen echt duurzaam
zijn, vooral omdat er veel grond voor nodig is.
De hoeveelheden stikstof en fosfaat die in de bodem terechtkomen, nemen
de laatste tijd af, vooral dankzij de aanscherping van de mestnormen.
De eindigheid van de voorraden fosfaat, dat onmisbaar is voor de
voedselvoorziening, krijgt tegenwoordig vrij veel aandacht. Het sluiten
van de fosfaatkringloop is echter verre van eenvoudig. De emissie van
ammoniak vanuit de veehouderij neemt de laatste jaren niet veel meer
af. In 2008 trad echter weer een daling op, zodat de
beleidsdoelstelling voor 2010 wellicht gehaald wordt .
Contact
Helene Stafleu, persvoorlichter
helene.stafleu@wur.nl
070 - 335 83 38
Petra Berkhout
petra.berkhout@wur.nl
LEI