Rijksoverheid



Datum 23 juni 2010 Uw brief

Betreft: Broninhouding voor het innen van de eigen bijdrage AWBZ

Geachte voorzitter,
In het plenaire debat van 8 april 2010 over de vrijwillige bewonersbijdrage heeft uw Kamerlid mevrouw Leijten (SP) een motie ingediend waarin de regering wordt verzocht het CAK op te dragen om voor broninhouding toestemming te vragen van degene die het geld toekomt of zijn of haar wettelijke vertegenwoordiger. De motie is op mijn verzoek aangehouden zodat ik eerst een schriftelijke reactie kan geven. Met deze brief voldoe ik aan deze toezegging.

Ik heb de kwestie inmiddels verkend en met het CAK besproken. Ik heb geconstateerd dat de voormalige Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) de Kamer in het verslag van het schriftelijk overleg dat is vastgesteld op 17 februari 2010 heeft geïnformeerd over de broninhouding (Kamerstukken II 2009/10, nr. 29 689, nr. 290). Zij is daarin uitvoerig op deze kwestie ingegaan.

Broninhouding is sinds 1975 in diverse uitkeringswetten ingevoerd, zoals onder meer in artikel 20 van de Algemene Ouderdomswet, artikel 57 van de Algemene Nabestaande Wet, artikel de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen, artikel 49 van de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering jonggehandicapten, artikel 49 van de Wet op de
arbeidsongeschiktheidsverzekering, artikel 71 van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen en artikel 39 van de Werkeloosheidswet. De doelstellingen van de broninhouding zijn het voorkomen van nodeloze administratieve inspanningen voor de desbetreffende burger, het verlagen van het incassorisico en het voorkomen van incasso- en betalingsproblemen bij de burger. De uitvoeringskosten voor de inning zullen zonder broninhouding fors hoger zijn. De Sociale Verzekeringsbank (SVB) en het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV) voeren de broninhouding uit. De wettelijke bepalingen geven de SVB en het UWV de bevoegdheid de bijdrage zonder machtiging van de klant op de uitkering in te houden. Een voorafgaande toestemming, zoals in de motie wordt voorgesteld, strookt niet met de bedoeling van deze wettelijke bepalingen en leidt tevens tot extra administratieve lasten betekenen.

Pagina 1 van 3





Broninhouding geschiedt bij alle cliënten met de hoge eigen bijdrage voor zorg Ons kenmerk met verblijf op grond van Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ), Z/VU-3004202 waarvan het CAK doorkrijgt van het UWV of de SVB dat zij een uitkering genieten. Met de hoge bijdrage bedoel ik de inkomensafhankelijke bijdrage die alleenstaanden of partners die samen zijn opgenomen in een AWBZ-instelling, verschuldigd zijn. Als de eigen bijdrage hoger is dan het bedrag dat door de SVB of UWV wordt ingehouden, krijgt betrokkene nog een factuur van het CAK voor het resterende deel.
De eerste keer dat broninhouding wordt toegepast op de uitkering van een cliënt, ontvangt de cliënt een beschikking van de SVB of het UWV waarin staat dat broninhouding op verzoek van het CAK wordt gestart. Tegen deze beschikking tot broninhouding staat bezwaar en beroep open.
Ongeveer 245 000 cliënten zijn een bijdrage schuldig voor zorg met verblijf. De totale opbrengst is jaarlijks 1 564 miljoen. Bij ongeveer 149 000 cliënten wordt broninhouding toegepast.
Via de broninhouding wordt jaarlijks 1 195 miljoen geïnd, waarvan 918 miljoen via de SVB en 277 miljoen via het UWV.
Ongeveer 26 000 cliënten hebben een gedeeltelijke broninhouding en ontvangen van het CAK een aanvullende factuur. Het bedrag dat aanvullend wordt opgelegd, bedraagt jaarlijks 369 miljoen.

Slechts een beperkt aantal klachten dat het CAK ontvangt over de uitvoering van de eigen bijdrage voor zorg met verblijf, betreft de broninhouding. In 2009 betrof dat 40 klachten. Het grootste deel van deze klachten had betrekking op foutieve broninhouding, te weten een te hoge eigen bijdrage waardoor de cliënt onder de zak- en kleedgeldgrens uitkwam of een ten onrechte uitgevoerde broninhouding in verband met een ketenprobleem. Overigens zijn er maar weinig klachten over het fenomeen broninhouding zelf.
Een cliënt kan het CAK verzoeken de broninhouding stop te zetten. Of dat verzoek wordt ingewilligd, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval. Het CAK gaat daar coulant mee om. Broninhouding wordt op verzoek onder meer stopgezet bij bezwaar en beroep. De stopzetting is dan in beginsel tot de uitspraak en de eventuele nieuwe beschikking. Bij beroep wordt vaak wel met de cliënt overlegd of broninhouding niet voortgezet zal worden, omdat de cliënt anders een hoge naheffing kan krijgen. De uitspraak kan bij beroep immers lang op zich laten wachten. Ook als een cliënt om andere redenen geen broninhouding wil, kan die stopgezet worden. De cliënt krijgt dan facturen. Betaalt een cliënt vervolgens structureel niet, dan gaat het CAK weer tot bronheffing over om te voorkomen dat er een vordering ontstaat die onevenredig hoog is ten opzichte van het inkomen. Op een later moment zal anders weer een betalingsregeling moeten worden getroffen voor de opgelopen vordering. Uitvoering van deze motie zal naar verwachting leiden tot meer onbetaalde rekeningen en betalingsregelingen.

Gezien het vorenstaande is mijn conclusie dat het niet wenselijk is en nodig is om het CAK op te dragen cliënten vooraf toestemming te vragen voor broninhouding. Dat strookt ook niet met de wettelijke bepalingen. Een dergelijke voorafgaande toestemming betekent extra administratieve lasten voor de burger en het CAK met als gevolg een hoger incassorisico, meer onbetaalde rekeningen, betalingsregelingen en hogere uitvoeringskosten.
Expliciet is n.a.v. uw motie bezien of de burger voldoende mogelijkheden heeft om problemen met betrekking tot de broninhouding kenbaar te maken. In de eerste plaats ontvangt hij de eerste keer dat broninhouding wordt toegepast een Pagina 2 van 3





beschikking van de SVB of het UWV, waartegen bezwaar en beroep open staat. De Ons kenmerk verzekerde is dus op de hoogte van de broninhouding. Het is dus niet zo dat Z/VU-3004202 mensen zomaar worden geconfronteerd met broninhouding zonder dat zij het weten. Verder zet het CAK de broninhouding stop op verzoek van de cliënt als daarvoor goede redenen zijn. Voorts geldt dat het verzoek tot inhoudingen en stopzettingen door het CAK en daadwerkelijke broninhouding door het UWV en de SVB is een volledig geautomatiseerd proces. Dit leidde er tot voor kort toe dat als een verzoek om stopzetting van de broninhouding door het CAK was ingewilligd en daarna werd er een gegeven in de keten herzien, bijvoorbeeld een correctie op het inkomen, dan werd de broninhouding automatisch weer in gang gezet. Dat leidde tot grote irritatie bij de cliënt. Het CAK heeft in december 2009 de programmatuur aangepast. Dit probleem zal zich dus niet meer voordoen. Alles afwegende ontraad ik deze motie.

Hoogachtend,
de Minister van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport,

dr. A. Klink

Pagina 3 van 3






---- --