Internationale Walvisvaart Conventie
23 juni 2010 - kamerstuk
Kamerbrief waarin minister Verburg een beoordeling geeft van de
juridische procedure die Australië bij het Internationale Gerechtshof
heeft aangespannen tegen Japan in verband met het vangen van walvissen.
Geachte Voorzitter,
Op 23 juni heeft de vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit
mij verzocht uw Kamer een beoordeling van de juridische procedure inzake
walvisvaart die Australië heeft aangespannen tegen Japen bij het Internationale
Gerechtshof, toe te zenden.
In reactie op dat verzoek bericht ik u als volgt.
Op 1 juni 2010 heeft Australië bij het Internationaal Gerechtshof een rechtszaak
tegen Japan aanhangig gemaakt vanwege het voortdurende vangen van grote
aantallen walvissen onder de noemer van wetenschappelijk onderzoek. Australië
stelt dat het grootschalig vangen van walvissen geen aantoonbare relevantie voor
wetenschappelijk onderzoek heeft, dat dit in strijd is met de Internationale
Walvisvaart Conventie en dat enige andere verdragen (te weten de conventie over
de internationale handel in bedreigde in het wild levende dier- en plantensoorten
(CITES) en het verdrag over biodiversiteit (CBD)) worden geschonden door de
Japanse vangst en verwerking van walvissen. Australië blijft pogingen
ondersteunen om tot een diplomatieke oplossing te komen. Australië is de
rechtszaak begonnen omdat het meent dat de onderhandelingen in de
Internationale Walvisvaart Commissie (IWC) vooralsnog niet of onvoldoende in de
richting bewegen van een einde aan de walvisvangst in de zuidelijke Atlantische
oceaan en een hervorming van het artikel (VIII) van de Internationale Walvisvaart
Conventie waarop Japan zich beroept voor zijn 'wetenschappelijke walvisvangst'.
Uit een analyse van de mogelijkheden voor Nederland om zich aan te sluiten bij
de Australische aanklacht versus Japan blijkt dat dit op grond van de geldende
regels van het Internationaal Gerechtshof niet mogelijk is als gevolg van het
ontbreken van een juridisch belang van Nederland dat door een uitspraak van het
Hof wordt aangetast. Dat wil zeggen dat Nederland zich alleen zou kunnen
aansluiten bij de Australische aanklacht als een belang kan worden aangetoond
dat niet reeds onderwerp is van de procedure. Dat is niet het geval.
Nederland treedt op in EU-verband. We zullen in elk geval in overleg moeten
treden met de Europese Commissie en de andere in de IWC deelnemende
lidstaten van de Europese Unie bij het afwegen van eventuele verdere stappen.
DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUUR EN
VOEDSELKWALITEIT,
G. Verburg
Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit