Rijksoverheid


Datum 23 juni 2010

Betreft Kamervragen van het lid Van der Vlies (SGP) over het bericht "Schoolstage: pornofilms bewerken"

Hierbij zend ik u de beantwoording van de vragen van het lid Van der Vlies (SGP) over het bericht "schoolstage: pornofilms bewerken" (ingezonden 20 mei 2010) .

de staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

Marja van Bijsterveldt-Vliegenthart

Vraag 1.
Heeft u kennisgenomen van het bericht "Schoolstage: pornofilms bewerken"?1

Antwoord:
Ja.

Vraag 2.
Kunt u een toelichting geven op de gang van zaken rond de invulling en beëindiging van de stage?

Antwoord:
Tijdens de beroepspraktijkvorming (bpv), bestaande uit een stage of leerbaan, krijgt een mbo-student bij een leerbedrijf onderricht in de praktijk van het beroep als onderdeel van de beroepsopleiding. Deze bpv wordt verzorgd door het leerbedrijf, onder begeleiding en eindverantwoordelijkheid van de mbo-instelling, op basis van een overeenkomst. In deze overeenkomst worden de rechten en verplichtingen van partijen (student, leerbedrijf en mbo-instelling) vastgelegd, evenals dat deel van de kwalificatie(s) die de student tijdens de praktijkperiode dient te leren.

Bij de desbetreffende studente aan de mbo-opleiding Multimedia en Gamedesign maakte onder andere de bewerking van films onderdeel uit van de bpv. Op het moment dat de studente bij haar mbo-instelling aangaf tijdens de bpv in aanraking te komen met pornofilms, heeft de mbo-instelling navraag gedaan bij het leerbedrijf. Uit die navraag bleek dat het bij de streaming van films door de mbo--studente ook pornofilms hebben gezeten. Het zou daarbij gegaan zijn om technische bewerkingen waarbij de studente zelf overigens geen beelden heeft gezien. Desalniettemin heeft de mbo-instelling aangegeven richting het leerbedrijf dat toekomstige stagiaires op generlei wijze in aanraking hiermee mogen komen. De desbetreffende studente is door de mbo-instelling een vervangende bpv-plaats aangeboden. Dit had veeleer van doen met een niet zo goede stagerelatie tussen leerbedrijf en deze studente dan met dit incident.

Vraag 3.
Zijn u ten aanzien van stages in het onderwijs, in het bijzonder binnen de multimediale sector, soortgelijke gevallen bekend? Welke richtlijnen worden gehanteerd als het gaat om de inhoudelijke werkzaamheden tijdens de stage?


1 Dagblad van het Noorden, 19 mei 2010

Antwoord:
Nee.

Desgevraagd heeft GOC, het kenniscentrum van de grafimediabranche, bericht dat er geen soortgelijke gevallen bekend zijn.

Bedrijven of organisatie mogen uitsluitend de beroepspraktijkvorming (stage of leerbaan) voor mbo-studenten verzorgen indien zij door het kenniscentrum beroepsonderwijs bedrijfsleven zijn erkend als leerbedrijf. Een relevant erkenningscriterium in deze kwestie is dat het leerbedrijf een veilige leeromgeving moet bieden voor de mbo-student. Onder dit criterium wordt niet alleen verstaan het voorkomen van ongevallen, maar ook het bieden van sociale veiligheid Bij de invulling van dit criterium hanteren de kenniscentra zware maatstaven, aangezien de mbo-student veelal onervaren en soms erg jong is. Dit maakt ze kwetsbaar. Overigens betrof het hier volgens de mbo-instelling een meerderjarige mbo-studente. Als het leerbedrijf niet (meer) een veilige leeromgeving biedt, wordt de erkenning door het desbetreffende kenniscentrum ingetrokken.

Het kenniscentrum heeft inmiddels over deze kwestie contact opgenomen met de mbo-instelling en het leerbedrijf om te bezien of dit een eenmalig incident was of dat er redenen is om het leerbedrijf de erkenning te ontnemen.

Vraag 4.
Bent u ook van mening dat het zelfs in het kader van een stage binnen een multimediabedrijf niet normaal is dat leerlingen geconfronteerd worden met pornofilms en ook verwacht worden aan de bewerking ervan mee te werken? Bent u bereid hierover met de betrokkenen in contact te treden?

Antwoord:
Ja.
Dergelijke activiteiten passen niet binnen een sociaal veilige leeromgeving, zeker als het gaat om minderjarige mbo-studenten.

De mbo-instelling heeft aangegeven de kwestie uitgebreid te hebben besproken met het leerbedrijf, waarbij het leerbedrijf heeft aangegeven dat in de toekomst eventuele mbo-stagiaires hier niet meer mee in aanraking zullen komen.

Zoals ik in mijn antwoord bij vraag 3 al aangaf, beziet daarnaast het kenniscentrum, dat wettelijk belast is met de kwaliteitszorg voor de leerbedrijven in deze sector, de kwestie nog nader.

Vraag 5.
Is het waar dat de instelling heeft aangedrongen op beëindiging van de stage? Bent u ook van mening dat de instelling eerst naar een andere invulling van de stage bij hetzelfde bedrijf had moeten streven? Zo ja, waarom is dat niet gebeurd?

Antwoord:
Ja.

De instelling heeft gezorgd voor een vervangende, passende bpv-plaats voor deze mbo-studente. Hieraan lag als belangrijkste overweging ten grondslag dat de stagerelatie tussen de mbo-studente en het leerbedrijf ook in andere opzichten was verstoord.


1) Dagblad van het Noorden, 19 mei 2010