SGP


SGP: kleine partijen niet benadelen

De regering wil de mogelijkheid van lijstverbindingen schrappen voor de verkiezing van de Eerste Kamer. Dit is erg nadelig voor kleine partijen, vandaar dat SGP-Kamerlid Van der Staaij bij de behandeling van de wijz. Kieswet twee amendementen heeft ingediend.
---

Wijziging Kieswet in verband met de verkiezing van de leden van de Eerste Kamer (32191)
23 juni 2010
C.G. van der Staaij

Het wetsvoorstel dat we nu behandelen is sterk veranderd in de loop van de tijd. Mede naar aanleiding van de discussie in de Eerste Kamer zijn diverse voorstellen langsgekomen die ook weer zijn ingetrokken. Uiteindelijk wordt de mogelijkheid om een lijstverbinding aan te gaan bij de verkiezing van de leden van de Eerste Kamer helemaal geschrapt. Wij vinden dat geen goed voorstel. Er wordt een probleem verondersteld, dat feitelijk niet zo groot is. Maar als dit voorstel wordt aangenomen, is de Eerste Kamerverkiezing de enige verkiezing waarvoor geen lijstverbinding mogelijk is. De SGP-fractie vindt dit niet gewenst. Om die reden hebben wij ook een amendement ingediend om het wetsvoorstel op dit punt te wijzigen.

Twee verkiezingen, één systeem
De veronderstelling van het wetsvoorstel is dat het onwenselijk is om op grond van de uitslag van de provinciale statenverkiezingen de uitslag van de Eerste Kamerverkiezingen te sturen. Het kenmerk van de Eerste Kamerverkiezingen is juist dat ze indirect zijn. Het zijn dus de statenleden zelf die gaan over hun eigen stemmen en over de wijze waarop zij met die stem een zo goed mogelijke uitslag van de Eerste Kamerverkiezingen kunnen bewerkstelligen. Daarbij kan politieke of ideologische verwantschap een belangrijke rol spelen bij de wens om een extra zetel voor de eigen of een verwante partij te krijgen.

Over de samenhang van de verkiezingen voor de Provinciale Staten en de Eerste Kamer schreef de regering reeds in 1979 bij de behandeling van de Grondwetsherziening: âDe verkiezing van de Kamer door de direct verkozen leden van provinciale staten verschaft haar een voldoende democratische legitimatie voor het vervullen van de revisietaak. De aan het woord zijnde leden wijzen op de voorspelbaarheid van de uitkomst van de verkiezing door de leden van provinciale staten. Dat is inderdaad het geval, maar wij zien daarin geen bezwaar. Waar het op aankomt is dat de leden van de provinciale staten rechtstreeks door de kiezers worden gekozen en de uitkomst van die verkiezing is niet voorspelbaar. Het is dan ook niet juist de verkiezing door de leden van provinciale staten gelijk te stellen met een benoeming door de politieke partijen. De kiezers komen er wel degelijk aan te pas. Zij bepalen tegelijk met de samenstelling van de colleges van provinciale staten ook de samenstelling van de Eerste Kamer.â

Zoals er voor de verkiezing van de leden van Provinciale Staten een lijstverbinding aangegaan kan worden en dat geen bezwaren oproept, zo moet het naar onze mening ook mogelijk blijven voor de verkiezing van de Eerste Kamer. Op dit moment ziet de SGP-fractie geen reden om het huidige systeem af te schaffen: op basis van ideologische en/of politieke verwantschap is het juist een optimaliseren van de stem van de kiezer om samen een lijstverbinding aan te gaan.

Het is een goede zaak dat de zeven-provincie-eis uit het wetsvoorstel is gehaald, maar wat ervoor in de plaats komt is niet echt beter. Alternatieve voorstellen dienen uiteraard te voldoen aan de eis van artikel 55 van de Grondwet. Het staat niet ter discussie dat dit artikel betrekking heeft op het geheel van de verkiezingshandelingen. Dit was reeds het uitdrukkelijk uitgangspunt in de memorie van toelichting bij de wijziging van de Grondwet . De tussenoplossing om voorafgaand aan de verkiezing van de leden van de Provinciale Staten al verkiezingshandelingen te verrichten, is dus in strijd met de Grondwet.

Uitgaand van het principe dat lijstverbindingen mogelijk moeten blijven, verdient het voorstel van de Kiesraad om reeds op de dag voor de Statenverkiezingen aan te geven of men een lijstencombinatie aan wil gaan serieuze overweging. Wanneer men enkel de wens te kennen geeft â bijvoorbeeld onder het voorbehoud dat de lijstverbinding alleen geldt voor de partijen die ook daadwerkelijk een lijst indienen â een lijstencombinatie aan te gaan, dan kan men inderdaad met de Kiesraad stellen dat hierbij geen sprake is van een verkiezingshandeling in de zin van artikel 55 van de Grondwet. De Raad van State interpreteert naar onze mening dit Grondwetsartikel strikter dan noodzakelijk is. Met het uiten van een dergelijke wens â noem het een herenakkoord in combinatie met ons amendement - wordt zoveel mogelijk aangesloten bij de normale procedures rond lijstverbindingen en tevens bij de wensen die in de Eerste Kamer leven. Bovendien heeft de regering zelf in een eerder stadium aangegeven het systeem van lijstencombinaties als zodanig te willen handhaven.

Lijstverbinding en restzetelverdeling
De regering heeft destijds besloten het stelsel van restzetelverdeling gelijk te maken met dat voor de Tweede Kamerverkiezingen. Met dit voorstel wordt die beoogde gelijkschakeling van de stelsels doorbroken. Dan verdient het â als de Kamer niet kiest voor handhaving van het huidige stelsel van lijstverbindingen â aanbeveling om de restzetelverdeling uit te laten gaan van de grootste overschotten. Daarmee wordt het stelsel veel eerlijker en dat is ook volledig in lijn met de conclusies van het rapport van het burgerforum kiesstelsel. Daarmee wordt ook een deel van de door de regering genoemde bezwaren tegen de afschaffing van de mogelijkheid voor lijstverbindingen opgelost.

Bij de behandeling van de Kieswet is destijds het volgende gesteld ten aanzien van het systeem van restzetelverdeling: âIn het voorontwerp tot algehele herziening van de Kieswet erkent de Kiesraad, dat de hantering van het stelsel van de grootste gemiddelden bij de verkiezingen van de Eerste Kamer een ëdubbele benadeling» van de kleine partijen kan meebrengen. De Kiesraad wijst er echter op, dat deze partijen dit effect kunnen verminderen door een lijstverbinding aan te gaan. (â¦) De conclusie van het vorenstaande is, dat de kleine partijen de (dubbele) benadeling die zij ondervinden van het stelsel van de grootste gemiddelden in voldoende mate kunnen neutraliseren door lijstverbindingen aan te gaan.â

Wanneer dit effect van de lijstverbinding nu zou komen te vervallen, dan moet die dubbele benadeling van kleine partijen ongedaan gemaakt worden. Dus moet er gekozen gaan worden voor restzetelverdeling op basis van de grootste overschotten. Ik overweeg daarom ook op dit punt een amendement in te dienen.

De SGP stemt in met de wijziging die centrale inlevering van kandidatenlijsten bij de Kiesraad mogelijk maakt. Terecht besteedt de regering aandacht aan de mogelijkheid om regionaal gedifferentieerde lijsten in te dienen, maar daarbij moet het niet onnodig moeilijk worden gemaakt om de lijsten ook daadwerkelijk in te dienen. Waarom is het om van iedere provincie waarvoor de kandidatenlijst wordt ingeleverd van ten minste één lid van Provinciale Staten een ondertekende verklaring te hebben dat hij de lijst ondersteunt? Wat is de precieze doelstelling van de ondersteunende verklaring? Die lijkt ons niet aanwezig, omdat een Statenlid niet verplicht is om ook op die lijst te stemmen. We houden dan alleen maar administratieve rompslomp in stand. De consequentie ervan is bovendien dat niet elk Statenlid in het hele land op dezelfde lijsten kan stemmen. Wordt met deze eis de mogelijkheid voor statenleden om werkelijk vrij te stemmen op alle voor de Eerste Kamer ingediende lijsten niet onnodig ondergraven? In een amendement heb ik daarom voorgesteld om artikel R2 te wijzigen. Wanneer we alleen eisen dat één Statenlid een lijst ondersteunt, los van de provincie waar hij woont, dan is daarmee de band tussen Provinciale Staten en Eerste Kamer nog steeds gewaarborgd.

Voor elke provincie afzonderlijk wordt beoordeeld of de kandidatenlijst geldig is en of er kandidaten van de lijst moeten worden geschrapt. Zijn er naast de vraag of er voor een bepaalde provincie een geldige ondersteuningsverklaring is, nog andere eisen aan de hand waarvan de geldigheid wordt beoordeeld? Ten aanzien van de kandidaten die zouden moeten worden geschrapt moet uiteraard beoordeeld worden of de kandidaten voor die bepaalde provincie hebben bewilligd. Zijn er andere redenen op grond waarvan een kandidaat zou moeten worden geschrapt?

Tenslotte de andere voorstellen tot wijziging. Wij hebben geen bezwaar tegen het aanpassen van de voorkeursdrempel naar 100%, het kiezen van een vast tijdstip (15.00 uur) voor de verkiezing in Nederland en op de BES-eilanden, het inrichten van een briefstembureau op militaire bases.

Ten slotte nog iets over de tweede nota van wijziging. Voor zover wij weten is deze niet langs de Raad van State gegaan. Zou dat niet beter geweest zijn om de nota nog te laten toetsen? We hebben nu namelijk de indruk dat er nog technische onvolkomenheden in het wetsvoorstel zitten â bijvoorbeeld in de aanhef en de considerans en de formuleringen van artikel R2 en R5.

Het zal duidelijk zijn dat de SGP-fractie op dit moment nog geen steun kan verlenen aan het wetsvoorstel. We zien graag dat de amendementen worden aangenomen.