Gerechtelijke organisatie

Samenvatting uitspraken Hoge Raad van 22 juni n.a.v. een samenscholingsverbod in Utrecht

Den Haag, 23 juni 2010 - De kern van de uitspraak is dat de Hoge Raad de officier van justitie niet-ontvankelijk heeft verklaard in het hoger beroep. Aan de vraag of in deze zaken sprake is van een geldig samenscholingsverbod en of het hof de verdachten terecht heeft veroordeeld komt de Hoge Raad niet toe.

Achtergrond
Het hof Amsterdam, zitting houdende in Arnhem, heeft drie verdachten veroordeeld wegens het overtreden van het samenscholingsverbod in de wijk Kanaleneiland-Noord in Utrecht. Ter bestrijding van overlast door jongeren in die wijk gold op basis van de APV een specifiek handhavingsbeleid met een samenscholingsverbod. De verdachten stonden als 18-jarigen gedurende enige tijd in een groepje van meer dan vijf personen bij elkaar.
Op 13.2.2008 waren zij door de kantonrechter van de rechtbank Utrecht vrijgesproken, omdat niet bleek dat sprake was van een (dreigende) ordeverstoring (zie LJN BC4152, BC4155 en BC4158). De officier van justitie had tegen die vrijspraken niet het juiste rechtsmiddel ingesteld: cassatie in plaats van hoger beroep. Het hof heeft het OM wel ontvankelijk in het hoger beroep verklaard. Het hof heeft dus het aangewende onjuiste rechtsmiddel van cassatie verstaan als het juiste, openstaande rechtsmiddel. De verdachten zijn door het hof op 1 oktober 2008 veroordeeld tot een geldboete van ⬠100 (zie LJN BF3946).

De procedure bij de Hoge Raad
De verdachten hebben cassatieberoep ingesteld tegen de uitspraak van het hof. Volgens hun advocaten, mr. B.J. Tieman en mr. R.M. Maanicus beiden in Utrecht, heeft het hof het OM ten onrechte in het hoger beroep ontvangen en zijn de verdachten ten onrechte veroordeeld. Advocaat-generaal mr. G. Knigge heeft op 19 januari 2010 de Hoge Raad geadviseerd het arrest van het hof te vernietigen omdat naar zijn mening het hof het begrip âsamenscholingâ in de APV-bepaling verkeerd heeft uitgelegd.

De uitspraak van de Hoge Raad
Het hof heeft de officier van justitie ten onrechte in het hoger beroep ontvangen. Bij de vraag welk rechtsmiddel de officier van justitie heeft ingesteld, is volgens vaste jurisprudentie de tekst van de âakte rechtsmiddelâ beslissend. Het hof is ten onrechte van die vaste jurisprudentie afgeweken.
De Hoge Raad doet de zaak zelf af en verklaart de officier van justitie alsnog niet-ontvankelijk in het hoger beroep. Aan de vraag of in deze zaken sprake is van een geldig samenscholingsverbod en of het hof de verdachten terecht heeft veroordeeld komt de Hoge Raad niet toe.

Gevolgen van deze uitspraak
Aangezien de officier van justitie alsnog niet in het hoger beroep wordt ontvangen, blijven de gegeven vrijspraken van de kantonrechter in stand.

Dit is een samenvatting van de uitspraken van de Hoge Raad van 22 juni 2010. Bij verschil tussen deze samenvatting en de volledige uitspraak is laatstgenoemde beslissend.

Den Haag, 23 juni 2010
mw. mr. E. Hartogs, griffier
tel 070-3611236

LJ Nummers

BK9728
BK9729
BK9727

Zie het origineel
Bron: Hoge Raad der Nederlanden Datum actualiteit: 23 juni 2010 Naar boven