Rijksoverheid
Vragen van het lid Dijkgraaf (SGP) over de effecten van etnische diversiteit
op onderwijsprestaties
2010Z09654
Vragen van het lid Dijkgraaf (SGP) aan de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap over de effecten van etnische diversiteit op onderwijsprestaties. (Ingezonden 22 juni 2010)
1
Hebt u kennisgenomen van de inaugurele rede van prof. dr. Jaap Dronkers over de effecten van etnische diversiteit op onderwijsprestaties? 1)
2
Deelt u de conclusie van prof. Dronkers dat een grotere etnische diversiteit van scholen de onderwijsprestaties belemmert van zowel leerlingen met een immigrantenachtergrond als van autochtone leerlingen?
3
Deelt u de conclusie van prof. Dronkers dat er onvoldoende empirische steun is voor een afgedwongen vergroting van diversiteit van scholen?
4
Wat is uw reactie op de conclusie van prof. Dronkers dat een duidelijk conceptueel en beleidsmatig onderscheid tussen diversiteit en samenstelling van scholen noodzakelijk is en dat het huidige onderzoek en beleid niet voldoen? Welke implicaties heeft dat voor het gevoerde beleid?
5
Wat is uw reactie op de bevinding van prof. Dronkers dat etnische diversiteit van wezenlijk belang is bij de beoordeling van leerresultaten? Op welke wijze wordt in de bestaande beoordelingssystematiek met deze conclusie rekening gehouden?
6
Hoe verhoudt zich de analyse van prof. Dronkers tot de wijziging van de gewichtenregeling, waarbij in plaats van etniciteit het criterium opleidingsniveau centraal wordt gesteld? Welke conclusie verbindt u aan de stelling dat het maken van onderscheid naar landen van herkomst noodzakelijk is?
7
Welke concrete correctiefactoren past de Inspectie voor het onderwijs toe om leerresultaten te corrigeren naar sociale en maatschappelijke achtergronden van leerlingen? Hoe toont de Inspectie aan dat zij voldoende correctiefactoren heeft toegepast om te kunnen spreken van een eerlijke en objectieve systematiek die recht doet aan de complexe sociale werkelijkheid van het onderwijs?
8
Is het niet opmerkelijk dat u in antwoord op eerdere Kamervragen over de wetenschappelijke onderbouwing van de methodiek van de Onderwijsinspectie verwijst naar een algemene publicatie waarin zelfs tegengestelde opinies te vinden zijn? 2) Kunt u een onafhankelijke wetenschappelijke onderbouwing leveren voor de specifieke opbrengstsystematiek die door de Onderwijsinspectie wordt gehanteerd?
9
Hoe verdedigt u uw opvatting dat door de mogelijkheid van bijstelling van de opbrengstsystematiek juist sprake is van verhoogde rechtszekerheid 2), wanneer men bijvoorbeeld let op een school die als zeer zwak wordt behandeld op basis van een systematiek die enkele jaren later door gewijzigd inzicht een ander resultaat kan geven?
1) Maastricht, 17 juni 2010
2) Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2009-2010, nr. 2517