Rijksoverheid
Datum 22 juni 2010
Betreft
Beantwoording Kamervragen Biskop en De Rouwe
Hierbij zend ik u de antwoorden op de Kamervragen van de leden Biskop en De
Rouwe (ingezonden 23 april 2010, kenmerk 2010Z07389) over mbo'ers die
bevreesd zijn voor hun toekomst op de arbeidsmarkt.
de staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
Marja van Bijsterveldt-Vliegenthart
a
na 1 van 4
Pagi
Datum
2010Z07389 28 mei 2010
Onze referentie
Vragen van de leden Biskop en De Rouwe (beiden CDA) aan de BVE/BMO/212774
staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap over mbo'ers die
bevreesd zijn voor hun toekomst op de arbeidsmarkt. (Ingezonden 23
april 2010)
1
Wat is uw mening over het artikel "Mbo'ers onzeker over werk: we
hebben niks geleerd"? 1)
Antwoord vraag 1
Ik vind het positief om te lezen dat vele honderden jongeren de
manifestatie in Drachten voor werkloze jongeren en bijna afgestudeerde
mbo'ers hebben bezocht. Het Actieplan Jeugdwerkloosheid, in het kader
waarvan deze manifestatie is georganiseerd, heeft in de laatste vier
maanden van 2009 29.000 jongeren in Nederland aan een baan,
leerwerkplek of stage geholpen.1 Deze bemoedigende eerste resultaten
geven aan dat het kabinet er hard aan werkt om de
(arbeidsmarkt)gevolgen van de crisis voor jongeren aan te pakken.
Tevens schrijft het artikel over de voor jongeren geruststellende gedachte
dat de dip in de werkgelegenheid van korte duur is. In mijn ogen hoeven
mbo-leerlingen dus niet zeer bevreesd over hun toekomst te zijn.
2
Is de kritiek die de in het artikel opgevoerde leerlingen leveren op hun
opleiding terecht? Hoe verhouden hun signalen zich met de bevindingen
van de onderwijsinspectie? Hoe denken de werkgevers erover?
Aangezien uit het genoemde artikel niet duidelijk wordt om welke
opleiding(en) en/of welke mbo-instelling het gaat, kan ik hierover geen
(algemene) uitspraken doen.
3
Deelt u de mening dat onderwijs waarin leerlingen veel zelf moeten
uitzoeken (al dan niet middels internet) en min of meer aan hun lot
worden overgelaten weinig van doen heeft met competentiegericht
onderwijs? Op welke gaat u het betreffende Regionaal Opleidingscentrum
(ROC) prikkelen om het onderwijs te verbeteren?
Ik deel die mening zonder meer. Competentiegericht onderwijs (cgo)
heeft niet als doel dat leerlingen min of meer aan hun lot worden
overgelaten. Uitgangspunt bij de ontwikkeling van de
competentiegerichte kwalificatiedossiers is geweest dat kennis,
vaardigheden èn houding de kern vormen van het beroepsonderwijs. Het
Pagina 2 van 4
is aan de mbo-school om hieraan uitwerking te geven. Het Datum
kwalificatiedossier bepaalt de basis, dus wat de leerling moet kunnen en 28 mei 2010
weten. De school bepaalt hoe dit aan de leerling wordt aangeboden.
Onze referentie
Alhoewel in de aanloopperiode van cgo op sommige mbo-scholen de BVE/BMO/212774
balans in het onderwijsprogramma niet optimaal was, zijn de meeste
scholen inmiddels prima in staat om vorm te geven aan het cgo. Dat
neemt niet weg dat er op sommige scholen kwaliteitsproblemen zijn,
zowel in het competentiegerichte onderwijs als in het eindtermgerichte
onderwijs. De afgelopen jaren zijn diverse maatregelen getroffen die nog
niet overal de uitwerking hebben gehad die ik voor ogen heb. Dit is ook
aan de orde geweest in het ao van 14 april jl. Hierin is ook stilgestaan bij
de werking van de Ombudslijn mbo en heb ik twee commissies
aangekondigd: de commissie bestuurbaarheid bve en de commissie
kwalificatiedossiers & doelmatigheid van het opleidingenaanbod in het
mbo. Daarnaast heb ik uw Kamer op 20 mei jl. geïnformeerd over mijn
besluit tot invoering van een minimumnorm van 240 instructie-uren per
studiejaar voor de beroepsbegeleide leerweg (bbl).
Anders dan thans het geval is, mag de tijdsbesteding aan de
beroepspraktijkvorming niet langer meer worden meegenomen als
onderwijstijd voor de bbl. Deze aanscherping zal borgen dat de
educatieve waarde van de onderwijstijd in de bbl voldoende substantieel
van omvang is.
4
Deelt u het standpunt dat het gegeven dat een leerling evengoed thuis
een opleiding had kunnen volgen, een slecht signaal is over de kwaliteit
van de opleiding richting het Friese bedrijfsleven? Denkt u het Friese
bedrijfsleven te kunnen overtuigen van een goede kwaliteit van het
beroepsonderwijs?
De opmerking van één mbo-leerling die stelt dat ze haar opleiding beter
thuis had kunnen volgen wegens een gebrek aan begeleiding, kan niet
indicatief zijn voor het totaalbeeld van de kwaliteit van de opleiding, hoe
vervelend het ook is dat deze leerling ontevreden is over haar opleiding.
Uit de JOB-Monitor 2008 (de volgende versie verschijnt eind 2010) blijkt
dat bijna de helft van de mbo-studenten positief is over de
studiebegeleiding op hun opleiding, versus ruim 20% met een negatief
oordeel (ca. 30% heeft geen mening). Bij het thema `studiebegeleiding' is
de studenten gevraagd naar de waardering van de begeleiding bij zowel
de studie in het algemeen als bij leerproblemen. Studenten oordelen met
het oplopen van de metingen telkens iets positiever over de
studiebegeleiding, maar de 20% met een negatief oordeel is voor mij wel
reden om scherp te zijn en blijven in het toezicht op de kwaliteit. De
maatregelen die ik daartoe neem of reeds heb genomen, staan
beschreven in de brief `kwaliteit middelbaar beroepsonderwijs' die ik uw
Kamer op 12 april j.l. heb toegezonden (BVE/Stelsel/203520).
Ik deel niet uw standpunt dat als gevolg van één signaal de kwaliteit van
de opleiding als `slecht' bestempeld kan worden. Het is aan de mbo-
instellingen in Friesland om, in samenwerking met het regionale
bedrijfsleven, kwalitatief goede leerlingen op te leiden die de
arbeidsmarkt kunnen betreden of kunnen doorleren op een ander niveau.
Pagina 3 van 4
Datum
5 28 mei 2010
Ziet u mogelijkheden waarop de ROC's hun onderwijs beter kunnen
Onze referentie
afstemmen met het bedrijfsleven, zodat het gegeven onderwijs de BVE/BMO/212774
zorgwekkende jeugdwerkloosheid bestrijdt?
Weliswaar is de stijging van de jeugdwerkloosheid in Friesland onder
jongeren tot 27 jaar groter dan landelijk in dezelfde periode (eind
december 2009-eind maart 2010), de stijging is echter met 8,4%
(landelijk 6,1%) minder hoog en minder zorgwekkend als de in het artikel
gesuggereerde stijging van bijna 17%.
Daarnaast volgt uit de Colo-basiscijfers voor de regio Friesland d.d.
februari 2010 dat het aantal erkende leerbedrijven voor mbo-studenten in
Friesland met ca. 11.672 leerbedrijven stabiel is gebleven. Wel vinden er
als gevolg van de economische crisis verschuivingen plaats in de
mogelijkheden voor stages en leerbanen. Echter, op de lange termijn
verwachten de kenniscentra dat als gevolg van economisch herstel en de
aankomende vergrijzing de kansen voor vrijwel alle sectoren gunstig zijn.
De dertig convenantregio's dienen bij het opstellen van de regionale
plannen ter bestrijding van de jeugdwerkloosheid ook de
onderwijsinstellingen te betrekken. Op deze wijze komt de gewenste
afstemming tot stand. Bij de regionale plannen dient ook te worden
stilgestaan bij knelpunten rondom stageplaatsen en leerbanen, met
inbegrip van het bestrijden van bepaalde tekorten. Ook wordt in Friesland
het School Ex Programma waarmee mbo-studenten worden `verleid' om
langer door te leren ter vergroting van hun arbeidsmarktperspectief
uitgevoerd. Ten slotte geldt in zijn algemeenheid voor mbo-opleidingen
een zorgplicht om alleen opleidingen aan te bieden met voldoende
arbeidsmarktperspectief.
1) Leeuwarder Courant, 20 april 2010
Pagina 4 van 4
---- --