Promotie F.J. Blees
Titel proefschrift
De weg naar schadevergoeding in het internationale gemotoriseerde
verkeer
---
Promotors:
Prof.mr. J.H. Wansink
---
Datum
22 juni 2010 15:30
---
Locatie:
Woudestein, senaatszaal
---
Faculteit
Faculteit der Rechtsgeleerdheid (FR)
Een Europa voor schadevergoeding bij gemotoriseerd verkeer nog ver weg
Ook Nederland heeft Europese Richtlijn nog niet volledig ingevoerd
Wie in het buitenland betrokken raakt bij een auto-ongeluk, krijgt
veelal te maken met een ingewikkelde en soms moeizame afwikkeling. Toch
zijn er Europese regels die er juist voor moeten zorgen dat in heel
Europa de schade op dezelfde manier verhaald kan worden. In zijn
proefschrift De weg naar schadevergoeding in het internationale
gemotoriseerde verkeer toont F. J. Blees aan dat er grote verschillen
bestaan bij de schadeafwikkeling binnen het verenigde Europa. Hij
promoveert dinsdag 22 juni 2010 aan de Erasmus Universiteit Rotterdam.
Jaarlijks vinden er in Europa honderdduizenden ongevallen in het
wegverkeer plaats waarbij, als benadeelde dan wel als aansprakelijke,
een buitenlander is betrokken. Hoewel de Europese regels tot doel
hebben dat alle slachtoffers van verkeersongelukken binnen de EU
vergelijkbaar worden behandeld, blijkt dat in de praktijk door diverse
oorzaken nog niet het geval.
Weliswaar heeft de verzekeringspolis een geharmoniseerde
minimum-inhoud, er zijn nog grote verschillen in dekking tussen de
verschillende lidstaten. Daarnaast verschilt ook het
aansprakelijkheids- en schadevergoedingsrecht nog sterk binnen de EU.
Het onderzoek van Blees richt zich vanuit een verzekeringsrechtelijke
invalshoek op de vraag naar de bescherming van de benadeelde bij een
internationaal verkeersongeval. Daarbij staan drie vragen centraal: 1.
Wie kan de benadeelde in de gegeven omstandigheden aanspreken? 2. Op
welke bescherming kan hij aanspraak maken? 3. Hoe wordt de schade
daarna ten laste gebracht van de (verzekeraar van de) aansprakelijke?
Het onderzoek biedt de Nederlandse rechtstoepasser een handvat voor de
behandeling van schadegevallen in het internationale wegverkeer. De
bescherming van het verkeersslachtoffer is de afgelopen decennia door
EU-wetgeving sterk verbeterd, onder meer door de verhoging van minimaal
te verzekeren sommen, het rechtstreekse vorderingsrecht op de
verzekeraar, inperking van de mogelijkheden voor de verzekeraar om zich
op polisuitsluitingen te beroepen en door het recht op een aanbod of
een gemotiveerd antwoord binnen drie maanden.
Daarnaast bieden waarborgfondsen en schadevergoedingsorganen een
vangnet, onder meer als de benadeelde geen verzekeraar kan aanspreken.
Toch zijn er nog lacunes. Zo moeten bijvoorbeeld degenen die een
ongeluk krijgen in een andere lidstaat waarvoor een verzekerde
automobilist uit een niet-lidstaat aansprakelijk is, hun schade in het
buitenland verhalen, terwijl dat in Nederland kan als de aansprakelijke
onverzekerd blijkt te zijn..
Ook blijkt dat Nederland de Europese wetten op dit terrein niet
volledig heeft ingevoerd. Zo hebben aanhangers in Nederland wel een
kenteken, maar zijn de aanhangers niet verzekeringsplichtig. Dat leidt
tot vreemde situaties waarbij schade niet verhaald kan worden terwijl
de eigenaar van de aanhanger wel bekend is, maar dat van het trekkende
voertuig niet.
Deze verschillen en het gebrek aan harmonisatie van het
aansprakelijkheids- en schadevergoedingsrecht in de lidstaten hebben
dan ook tot gevolg dat het streven van de EU naar een vergelijkbare
behandeling van verkeersslachtoffers, ongeacht de plaats in de Unie
waar het ongeval zich voordoet (nog) niet is bereikt.
F.J. Blees is directeur van het Waarborgfonds Motorverkeer en van het
Nederlandse Bureau der Motorrijtuigverzekeraars.
Erasmus Universiteit Rotterdam