Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid

RAAD VAN Brussel, 17 mei 2010 (18.05) DE EUROPESE UNIE (OR. en)

9535/10

Interinstitutioneel dossier:
2008/0140 (CNS)

SOC 329 JAI 404 MI 140

VERSLAG
van: het voorzitterschap
aan: het Comité van permanente vertegenwoordigers (1e deel) / de Raad (EPSCO) nr. vorig doc.: 9312/10 SOC 314 JAI 387 MI 128
nr. Comv.: 11531/08 SOC 411 JAI 368 MI 246
Betreft: Voorstel voor een richtlijn van de Raad betreffende de toepassing van het beginsel van gelijke behandeling van personen ongeacht godsdienst of overtuiging, handicap, leeftijd of seksuele gerichtheid
- Voortgangsverslag

I. INLEIDING

De Commissie heeft op 2 juli 2008 een voorstel aangenomen voor een richtlijn van de Raad die erop is gericht de bescherming tegen discriminatie op grond van godsdienst of overtuiging, handicap, leeftijd of seksuele gerichtheid uit te breiden tot andere gebieden dan arbeid. Het richtlijnvoorstel vormt een aanvulling op de bestaande EU-wetgeving1 ter zake en voorziet in een verbod van discriminatie op bovengenoemde gronden op de volgende gebieden: sociale bescherming, met inbegrip van sociale zekerheid en gezondheidszorg; sociale voordelen; onderwijs; en toegang tot goederen en diensten, met inbegrip van huisvesting.


1 Met name de Richtlijnen 2000/43/EG, 2000/78/EG en 2004/113/EG van de Raad.

9535/10 dau/OMS/rv 1 DG G 2B NL




Een grote meerderheid van de delegaties heeft toen het voorstel in beginsel verwelkomd, en

vele delegaties stonden achter de idee dat het voorstel het bestaande juridische kader moet aanvullen door alle vier discriminatiegronden via een horizontale benadering aan te pakken.

De meeste delegaties hebben het belang bevestigd van de bevordering van gelijke behandeling als een gedeelde maatschappelijke waarde in de EU. Verschillende delegaties hebben in het bijzonder gewezen op de relevantie van het voorstel in het kader van het VN- Verdrag inzake de rechten van personen met een handicap (UNCRPD). Sommige delegaties zouden evenwel de voorkeur hebben gegeven aan ambitieuzere bepalingen inzake handicaps.

Sommige delegaties zijn wel overtuigd van het belang van discriminatiebestrijding, maar handhaven een algemeen voorbehoud omdat zij zich afvragen of het Commissievoorstel - dat volgens hen een inbreuk vormt op de nationale bevoegdheid voor bepaalde aangelegenheden en in strijd is met het subsidiariteits- en evenredigheidsbeginsel - in een behoefte voorziet.

Andere delegaties hebben ook verduidelijking gevraagd en hun zorgen geuit over met name het gebrek aan rechtszekerheid, de bevoegdheidsverdeling en de praktische, financiële en juridische gevolgen van het voorstel.

In dit stadium handhaven alle delegaties een algemeen studievoorbehoud bij het voorstel. CZ, DK, FR, MT en UK handhaven een parlementair voorbehoud, CY en PL handhaven een taal- voorbehoud. Intussen heeft de Commissie bevestigd dat zij vooralsnog vasthoudt aan haar oorspronkelijke voorstel en dat zij een studievoorbehoud handhaaft bij elke wijziging daarvan.

9535/10 dau/OMS/rv 2 DG G 2B NL




Het Europees Parlement heeft op 2 april 2009 in het kader van de raadplegingsprocedure advies uitgebracht2. Door de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon op
1 december 2009 valt het voorstel thans onder artikel 19 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie; bijgevolg is eenparigheid van stemmen in de Raad vereist, na goedkeuring door het Europees Parlement.

II. BESPREKINGEN VAN DE RAAD TIJDENS HET SPAANSE VOORZITTERSCHAP

Nadat de Raad (EPSCO) op 30 november 2009 in kennis was gesteld van de vooruitgang die onder het Zweedse voorzitterschap is geboekt 3, heeft de Groep sociale vraagstukken de bespreking van het voorstel onder het Spaanse voorzitterschap voortgezet op basis van de tekstvoorstellen van het voorzitterschap betreffende met name de werkingssfeer van de richtlijn, de bevoegdheidsverdeling tussen de Europese Unie en de lidstaten, en de bepalingen inzake handicap 4. Deze tekstvoorstellen strekken er onder meer toe:


- de tekst aan te passen aan het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en daarbij ook het verband te verduidelijken tussen de bescherming van het recht op gelijke behandeling en de grondrechten die zijn neergelegd in het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie;


2 Zie doc. A6-0149/2009. Kathalijne Maria Buitenweg (Fractie Verts/ALE) was hiervoor rapporteur. De nieuwe rapporteur van het EP is Raúl Romeva I Rueda (ES, Fractie Verts/ALE).

3 Zie doc. 15575/09.

4 Doc. 5188/10, 6092/10, 7349/1/10 REV 1, 8173/10, 8872/10 en 8889/10. De groep heeft het voorstel tijdens vijf vergaderingen besproken: op 22 januari, 10 maart, 18 maart, 22 april en 3 mei 2010.

9535/10 dau/OMS/rv 3 DG G 2B NL





- het begrip discriminatie beter te definiëren, met inbegrip van discriminatie of

intimidatie door associatie (artikel 2) alsook discriminatie op basis van veronder- stellingen binnen het begrip directe discriminatie (overweging 12);


- de werkingssfeer te verduidelijken door artikel 3 en de overeenkomstige overwegingen aan te passen, ook met betrekking tot de bevoegdheidsverdeling tussen de Europese Unie en de lidstaten op gebieden als sociale bescherming (waaronder sociale huisvesting) en onderwijs;


- de bepalingen inzake handicap nader te preciseren, onder meer door het onderscheid te verduidelijken tussen de algemene eis om "toegankelijkheid" op de onder de richtlijn vallende gebieden te waarborgen voor personen met een handicap en de meer specifieke eis om in bepaalde gevallen "redelijke aanpassingen" te doen om "toegang" mogelijk te maken, door het opnemen van eisen inzake de geleidelijke uitvoering met betrekking tot toegankelijke huisvesting, en het verfijnen van de criteria om te bepalen of sommige maatregelen "een onevenredige belasting" vormen;


- de bepalingen betreffende legitieme verschillen in behandeling, onder meer op grond van leeftijd en handicap, vooral bij het verlenen van financiële diensten, verder te verduidelijken; en


- het voorlopige tijdpad voor uitvoering verder aan te passen door te voorzien in aparte uitvoeringstermijnen voor het bewerkstelligen van toegankelijkheid in nieuwe gebouwen, voorzieningen, voertuigen en infrastructuur, alsmede in bestaande gebouwen, voertuigen, voorzieningen en infrastructuur die ingrijpend gerenoveerd worden (5 jaar), en in alle overige bestaande gebouwen, voorzieningen en infrastructuur (20 jaar), en door te voorzien in uitvoeriger verslaglegging over de geleidelijke uitvoering van de bepalingen inzake handicap met betrekking tot huisvesting.

9535/10 dau/OMS/rv 4 DG G 2B NL




De meeste delegaties stonden in ruime mate achter de tekst van het voorzitterschap en de

algemene aanpak. Uit de besprekingen is echter ook gebleken dat aan vele aspecten van het voorstel nog hard moet worden gewerkt.

III. ONOPGELOSTE VRAAGSTUKKEN


1. Bevoegdheidsverdeling, werkingssfeer en subsidiariteit (artikel 3)

Er is verder beraad nodig over de werkingssfeer, ook met de bedoeling om het beoogde bereik van de bepalingen inzake handicap vast te stellen (zie hierna) en om de bevoegd- heidsverdeling tussen de lidstaten en de Europese Unie in het licht van de rechts- grondslag nog scherper af te bakenen dan voorheen 5. Er is met name nog meer werk nodig ter verduidelijking van het delicate onderscheid tussen toegang tot bepaalde terreinen, zoals onderwijs, gezondheidszorg en sociale bescherming, en de organisatie hiervan, die een nationale bevoegdheid is.


2. De bepalingen inzake handicap (artikelen 4, 4bis en 4ter)

Verder beraad is nodig over:


- de reikwijdte van de bepalingen en de concrete verplichtingen die moeten worden ingesteld, ook wat betreft de publieke ruimte; nieuwe en bestaande gebouwen, voorzieningen, voertuigen en infrastructuur; verschillende soorten gebouwen en huisvesting en de passende maatregelen voor verschillende delen daarvan; vervoer, en het ontwerpen en vervaardigen van goederen, met name met betrekking tot de toepassing van het beginsel inzake gelijke behandeling op personen met een handicap;


5 Zie eveneens het advies van de Juridische dienst van de Raad (doc. 14896/08).

9535/10 dau/OMS/rv 5 DG G 2B NL





- de criteria om na te gaan wat een onevenredige belasting uitmaakt, waaronder: de

levensduur van infrastructuren, voorwerpen en diensten, veiligheidsvraagstukken, en het evenwicht tussen de kosten en het positieve effect van de maatregelen;


- de financiële, administratieve en praktische gevolgen van de bepalingen en hun werkingssfeer, met name voor het mkb en zelfstandigen; en


- het precieze onderlinge verband tussen de ontwerp-richtlijn en meer gedetailleerde sectorale normen of specificaties inzake de toegankelijkheid van bepaalde goederen en diensten, met inbegrip van het openbaar vervoer.

3. Tijdpad voor uitvoering

De delegaties konden zich in het algemeen vinden in de steeds genuanceerdere aanpak met betrekking tot het tijdpad voor uitvoering, maar hebben ook gevraagd om, voordat data worden afgesproken, verduidelijking te scheppen inzake de verplichtingen die de richtlijn in het leven roept.

4. Rechtszekerheid van de richtlijn in haar geheel

Met hun pleidooi voor rechtszekerheid hebben de delegaties de wens geuit dat er in de toekomst geen zaken meer voor het Europees Hof van Justitie (HvJ) behoeven te komen. In dezelfde lijn hebben zij gepleit voor zo duidelijk mogelijke bewoordingen en benadrukt dat er moet worden gezorgd voor samenhang met de bestaande wetgeving.

5. Andere vraagstukken

Een groot aantal andere punten behoeft eveneens verder beraad, onder meer 6:


6 Verdere informatie en bijzonderheden van de standpunten van de delegaties zijn te vinden in doc. 5790/10 + COR 1, 6847/10, 7758/10, 8887/1/10 REV 1, 9312/10.

9535/10 dau/OMS/rv 6 DG G 2B NL





- de begrippen intimidatie, opdracht tot discriminatie, discriminatie door associatie

en discriminatie op basis van veronderstellingen;


- legitieme verschillen in behandeling op grond van leeftijd (met name met betrekking tot minderjarigen), en op grond van handicap en leeftijd bij het verlenen van financiële diensten (met inbegrip van bankverrichtingen en verzekeringen); en


- het gewenste evenwicht tussen discriminatiebestrijding enerzijds en de rechten van de persoonlijke levenssfeer anderzijds (onder meer vrijheid van meningsuiting en van godsdienst).

IV. CONCLUSIE

Hoewel er onder het Spaanse voorzitterschap aanzienlijke vooruitgang is geboekt met de pogingen om de werkingssfeer, de bevoegdheidsverdeling en de bepalingen inzake handicap te verduidelijken, moet er beslist nog verder worden gewerkt aan het voorstel. Het Comité wordt verzocht nota te nemen van dit verslag en het toe te zenden aan de Raad EPSCO van
7 juni 2010.

_________________

9535/10 dau/OMS/rv 7 DG G 2B NL