Rijksoverheid


Beantwoording vragen over de betalingstermijn van gemeenten

Kamerstuk | 21-06-2010 | EZ

Minister Van der Hoeven heeft, mede namens de staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, de antwoorden op de vragen die zijn gesteld door het lid Gesthuizen (SP) over de betaaltermijnen van gemeenten naar de Tweede Kamer gestuurd. De vragen werden de minister toegestuurd op 4 mei 2010 onder nummer 2010Z07724.

Verzoek om vervolgonderzoek naar strategische kostentoerekening door warmtebedrijven

Naar aanleiding van mijn brief over het effectonderzoek Warmtewet en de consultatie van het warmtebesluit van 12 mei heeft uw Kamer aangegeven prijs te stellen op vervolgonderzoek. Dit vervolgonderzoek zou zich moeten richten op de vraag of eventueel sprake is van strategische toerekening van kosten door energiebedrijven waarbij de warmteproducent en de warmteleverancier tot hetzelfde concern behoren.
De uitvoering van een dergelijk vervolgonderzoek acht ik nuttig. Ik zal daarom serieus bezien op welke wijze onderzoek naar dit onderwerp mogelijk is. Ik hecht eraan twee zaken op te merken over de uitvoering van dit onderzoek. Ten eerste wil ik aantekenen dat de uitvoering van een dergelijk onderzoek complex is en het niet zeker is of hieruit bruikbare resultaten zullen komen. Zo zullen de inkoopprijzen onderling moeilijk vergelijkbaar zijn omdat elke warmtebron zijn eigen karakteristieken heeft. De NMa heeft in haar onderzoeksrapport reeds aangegeven dat een toets op de redelijkheid van de kostentoerekening van warmtebedrijven moeilijk is. Naar aanleiding van het verzoek van uw Kamer tot vervolgonderzoek heb ik contact gehad met de NMa. Deze geeft aan dat voor een dergelijk onderzoek meer gegevens nodig zijn. Knelpunt hierbij is dat de NMa geen formele bevoegdheid heeft om gegevens bij producenten op te vragen en hierdoor afhankelijk is van de vrijwillige medewerking van warmteproducenten en -leveranciers om deze informatie te verkrijgen, hetgeen ook effect kan hebben op de doorlooptijd van het onderzoek. Gezien het voorgaande is de verwachting van de NMa dat de uitvoering van een dergelijk onderzoek ongeveer zes maanden in beslag zal nemen. Ten tweede wil ik opmerken dat het mijn voorkeur heeft dat de Kamerbehandeling over het warmtebesluit en de brief van 12 mei niet door de uitvoering van het onderzoek wordt vertraagd. Eventuele uitkomsten van het vervolgonderzoek zullen de punten die ik in mijn brief van 12 mei heb toegelicht namelijk niet veranderen. In deze brief heb ik geconstateerd dat een aantal punten dat naar voren is gekomen uit de consultatie, kan worden geadresseerd in het warmtebesluit. Daarnaast blijken ook obstakels en eerder niet voorziene effecten te bestaan, die nopen tot aanpassingen op bepaalde punten van de wet.

Mogelijke aanpassingen liggen op de volgende gebieden: de complexiteit van het tariefstelsel, de terugwerkende kracht, de omvang van de verbruikersgroep waarop de wet ziet, en de monopoliepositie van warmteproducenten. Het door uw Kamer voorgestelde vervolgonderzoek houdt verband met het laatstgenoemde onderwerp. Eventuele uitkomsten uit het onderzoek zullen echter slechts inzicht geven in de vraag of er in het verleden mogelijk sprake is geweest van misbruik van de monopoliepositie van producenten, en niet in de wijze waarop een eventuele wetsaanpassing vormgegeven kan worden. Het onderzoek onderstreept hiermee het belang van regulering van de warmtesector en het zodanig aanpassen van de Warmtewet dat ook de monopoliepositie van producenten hierin wordt geadresseerd. Ongeacht de resultaten van het onderzoek, acht ik een dergelijke wetsaanpassing wenselijk. Ik acht het daarom van belang om de Kamerbehandeling voort te zetten, zodat we kunnen spreken over de wenselijkheid van zowel deze als de andere mogelijke wetsaanpassingen. Zowel consumenten als warmteleveranciers hebben belang bij voortvarendheid in dit dossier. Om te voorkomen dat de onzekerheid voor consumenten en leveranciers onnodig lang voortduurt, acht ik overleg voor de zomer dan ook wenselijk.

(w.g.) Maria J.A. van der Hoeven

Minister van Economische Zaken