Datum 21 juni 2010 VENW/DGMo-2010/3755
Trillingen langs het spoor
-
Geachte voorzitter,
In deze brief informeer ik u, mede namens de minister van VROM, over trillingen
langs het spoor, zoals ik heb toegezegd naar aanleiding van de motie die tijdens
het Nota-overleg op 14 december 2009 door de heer Aptroot c.s. werd
voorgesteld (Kamerstuk 32.123A, nr 51).
De tekst van de motie luidt als volgt:
De Kamer, gehoord de beraadslaging,
overwegende, dat met het intensiever gebruik van het spoor er
klachten zijn over geluid en trillingen langs het spoor;
constaterende, dat er geen normen zijn voor trillingen veroorzaakt
door treinvervoer;
spreekt als haar mening uit dat er voor trillingen langs het spoor
normen moeten worden opgesteld;
spreekt als haar mening uit dat een inventarisatie moet worden
gemaakt van spoortrajecten waar bebouwing dicht langs het spoor
ligt en sprake is van substantiële klachten van omwonenden;
spreekt voorts als haar mening uit dat voor deze trajecten moet
worden gemeten of sprake is van overtreding van geluidsnormen en
trillingsnormen;
verzoekt de regering normen te stellen voor trillingen;
verzoekt de regering een inventarisatie en metingen te starten in
2010, te beginnen met de IJssellijn;
verzoekt de regering op basis van de resultaten zo nodig
aanpassingsplannen op te stellen als geluid en/of trillingen de
normen overschrijden;
verzoekt de regering voorts de Kamer daarover regelmatig te
informeren, onder andere in de stukken behorende tot de
begrotingscyclus,
en gaat over tot de orde van de dag.
Op mijn verzoek hebben de indieners de motie aangehouden, zodat ik de
gelegenheid kreeg om met mijn collega van VROM hierover te overleggen en met
een gezamenlijke reactie te komen.
a
agina 1 van 2
P
Ministerie van Verkeer en
Waterstaat
Normering trillinghinder
Datum
Er bestaat geen wettelijke normering voor trillingen en trillinghinder, maar dat
betekent niet dat er geen normen zijn.
Ons kenmerk
Het doel van het hebben van een "norm" is dat daarmee een ijkpunt beschikbaar VENW/DGMo-2010/3755
is om gemeten of berekende trillingwaarden aan te toetsen; zijn de trillingen
hoger dan de ijkwaarde dan is er mogelijk sprake van hinder of schade.
Dergelijke "ijkpunten" voor trillingen zijn beschikbaar: voor het bepalen en
beoordelen van trillingen en trillinghinder wordt in Nederland sinds jaar en dag
gebruik gemaakt van de richtlijnen inzake trillingen van de Stichting
Bouwresearch1. Deze richtlijnen bestaan uit drie delen, waarvan als het om
overlast ten gevolge van trillingen gaat, de delen A en B relevant zijn:
SBR-deel A: schade aan bouwwerken door trillingen,
SBR-deel B: hinder voor personen in gebouwen door trillingen,
SBR-deel C: storing aan apparatuur door trillingen.
De SBR-richtlijnen bevatten richtlijnen voor het meten en beoordelen van hinder
als gevolg van trillingen. Voor het beoordelen van de mate van hinder bevatten de
SBR-richtlijnen diverse streefwaarden die niet overschreden zouden moeten
worden.
De vraag is nu of het ontbreken van een wettelijke normering nadelige gevolgen
heeft bij het beoordelen van trillingen en trillinghinder in de dagelijkse praktijk.
Omdat het voorstel van de heer Aptroot c.s. zich beperkte tot trillingen
veroorzaakt door spoorverkeer, doe ik dat verder in deze brief ook.
Trillingen door spoorverkeer in de praktijk
Als het gaat om nieuwe infrastructuur wordt in het kader van de voorbereiding
van het Tracébesluit door ProRail onder andere onderzoek gedaan naar trillingen
en de mogelijke hinder daarvan. De berekende trillingen als gevolg van het
project worden in de huidige praktijk getoetst aan de eerdergenoemde SBR-
streefwaarden, en zo nodig worden, als onderdeel van het Tracébesluit, extra
maatregelen getroffen om trillinghinder te beperken.
Tegen een Tracébesluit kan beroep worden ingesteld, zodat een rechter zich een
oordeel kan vormen over het aspect trillingen, zowel ten aanzien van het
onderzoek als ten aanzien van eventuele maatregelen. Dat is in de afgelopen
jaren bij Tracébesluiten over spoorprojecten in meer of mindere mate
voorgekomen, waarmee tevens de bruikbaarheid van de SBR-richtlijnen is komen
vast te staan.
Waar het gaat om bestaande infrastructuur zal, in gevallen waar klachten daar
aanleiding toe geven, de situatie eveneens op basis van de SBR-richtlijnen
beoordeeld worden. Ingeval er metingen worden verricht geschiedt dat thans
gebruikelijk volgens de methoden die zijn beschreven in de SBR-richtlijnen. De
resultaten van metingen worden in de huidige praktijk beoordeeld op basis van de
streefwaarden van de SBR-richtlijnen voor schade aan gebouwen en/of voor
hinder voor personen.
Conclusies in relatie tot de motie Aptroot
De aangehouden motie Aptroot verzoekt de regering "normen te stellen voor
trillingen". Uit de overwegingen van de motie blijkt dat gedoeld wordt op
wettelijke normen voor trillingen als gevolg van treinverkeer.
1 Vroeger werd wel de Duitse richtlijn DIN 4150 gehanteerd
agina 2 van 3
P
Ministerie van Verkeer en
Op basis van het voorgaande zie ik hiervoor geen reden. Waterstaat
In de huidige praktijk werken de streefwaarden uit de SBR-richtlijnen als
Datum
normerende ijkwaarden. Bovendien zou het introduceren van wettelijke normen
voor trillingen leiden tot meer regeldruk en een verdere juridificering van de
besluitvorming over infrastructuur, hetgeen slecht past bij de doelen die ik - en de Ons kenmerk
VENW/DGMo-2010/3755
Kamer - nastreven met het programma "Sneller en Beter" (uitwerking voorstellen
commissie Elverding).
Op verzoek van de Vaste Kamercommissie Verkeer en Waterstaat (gedaan tijdens
het Algemeen Overleg over diverse Spoorzaken op 18 mei 2010) heb ik nog
gekeken naar de mogelijkheid om wetgeving op het gebied van trillingen op te
nemen in de nieuwe geluidwetgeving (SWUNG), zoals die nu bij de Tweede Kamer
ligt. Dit is echter een optie waarvoor ik niet wil kiezen. De huidige richtlijnen zoals
opgesteld door de SBR werken - zoals hierboven ook aangegeven - goed. Het
opnemen van wettelijke normen voor trillingen in de geluidregelgeving is
mogelijk, maar leidt tot extra regeldruk. Door een consequente toepassing van
een helder kader als de SBR-richtlijnen kan een even goede bescherming tegen
overlast worden verkregen zonder de hier genoemde nadelen.
In de aangehouden motie Aptroot wordt ook verzocht om een inventarisatie en
metingen te starten in 2010, te beginnen met de IJssellijn. Daarnaast hebben
enkele Twentse gemeenten (Oldenzaal, Hengelo en Borne) klachten over trillingen
onderzocht.
Voor de IJssellijn en de spoorlijn Deventer - Almelo is een metingenprogramma
voor trillingen vastgelegd in april 2000 door mijn ambtsvoorganger, in het kader
van het besluit om geen nieuwe Noord-oostelijke verbinding van de Betuweroute
naar Twente aan te leggen (het zogenaamde NaNOV besluit, Kamerstuk 22 589,
nr. 157). Ter uitvoering van dat besluit heeft ProRail in 2003 trillingmetingen
gedaan langs de IJssellijn en langs de spoorlijn Deventer - Almelo; over de
resultaten heeft ProRail toen overleg gevoerd met de betrokken gemeenten en
provincies. Volgens het zogenaamde NaNOV-besluit zullen die metingen herhaald
worden als en wanneer de samenstelling van het treinverkeer substantieel
veranderd is doordat er meer goederentreinen rijden.
Naar aanleiding van de motie Aptroot heb ik ProRail gevraagd om die tweede
ronde trillingmetingen naar voren te halen en nog dit jaar uit te voeren, en om
aansluitend met de betrokken gemeenten en provincies daarover overleg te
voeren.
Hoogachtend,
DE MINISTER VAN VERKEER EN WATERSTAAT,
ir. Camiel Eurlings
agina 3 van 3
P