UMC St Radboud
Nieuw protocol besluitvorming vruchtbaarheidsbehandelingen
18-06-2010
Arts medeverantwoordelijk voor welzijn toekomstig kind
De Nederlandse Vereniging voor Obstetrie en Gynaecologie (NVOG) heeft
een nieuw protocol vastgesteld rondom de besluitvorming bij
vruchtbaarheidsbehandelingen. Het protocol noemt mogelijke situaties
die een behandeling in de weg kunnen staan en beschrijft wat
hulpverleners moeten doen als zij twijfels hebben over wel of niet
behandelen. De arts kan afzien van een behandeling als er sprake kan
zijn van een risico op ernstige schade bij een toekomstig kind. Een
dergelijke weigering kan alleen worden genomen na multidisciplinair
overleg met andere deskundigen.
Arts medeverantwoordelijk voor toekomst kind
Per jaar ondergaan tienduizenden vrouwen in Nederland een
vruchtbaarheidsbehandeling. Naar schatting is 1 op de 20 kinderen het
resultaat van een dergelijke behandeling. Gynaecologen hanteren bij
hulp rondom voortplanting een `ja-tenzij' beleid. In principe zet de
arts zich in om elke vrouw te behandelen die niet in staat is om op
natuurlijke wijze zwanger te worden. Er is geen algemene toets om te
beoordelen of iemand in staat is om een kind op te voeden. Net als bij
natuurlijke zwangerschappen wordt gesteld dat elk wilsbekwaam mens het
belang van het kind goed kan afwegen. Dit in tegenstelling tot adoptie,
waarbij wel wettelijk is vastgelegd dat toekomstige ouders worden
getoetst.
Toch stelt de beroepsgroep dat bij vruchtbaarheidsbehandelingen niet
alleen de patiënt een verantwoordelijkheid heeft, maar ook de
behandelend arts. Een arts is niet alleen verantwoordelijk voor een
behandeling, maar ook voor de gevolgen ervan en is dus ook
medeverantwoordelijk voor het welzijn van het toekomstige kind. Daarom
kan een arts, bij het vermoeden van een groot risico op schade bij het
kind, besluiten om meer informatie te verkrijgen en advies te vragen.
Op basis hiervan kan een arts overwegen een behandeling te weigeren.
Tot voor kort waren er geen algemene richtlijnen voor hulpverleners hoe
om te gaan met dergelijke twijfels, terwijl er wel grote behoefte
bestond binnen de beroepsgroep. Hierin komt verandering dankzij het
nieuwe NVOG-protocol.
Weigeren bij dreiging van ernstige schade
Prof. dr. Jan Kremer, voorzitter van de NVOG commissie die het protocol
heeft geschreven en hoogleraar Voortplantingsgeneeskunde bij het UMC St
Radboud licht toe: `We bieden met het protocol praktische, concrete
richtlijnen voor hulpverleners. De basis voor elke besluitvorming is
het welzijn van het kind. Het protocol stelt onder meer dat een arts
een hulpvraag kan weigeren als er groot risico is op ernstige schade
voor het kind. Hiervan kan sprake zijn als eerdere kinderen vanwege
mishandeling of verwaarlozing uit huis zijn geplaatst. Of als er
twijfel bestaat over goed ouderschap door bijvoorbeeld ernstige
psychische problemen, verslaving of een zeer instabiele relatie. Maar
ook mogelijke medische schade, bijvoorbeeld door ernstige erfelijke
aandoeningen van ouders, kan leiden tot morele twijfel. We zijn van
mening dat een besluit om een behandeling te weigeren altijd genomen
moet worden na een zorgvuldige multidisciplinaire bespreking. Een
behandelend arts mag nooit weigeren zonder dit te hebben besproken met
andere deskundigen, zoals huisarts of psycholoog. Ook dient hij de
patiënt altijd te informeren over zijn twijfel en het vervolgtraject.
Het protocol biedt algemene richtlijnen, maar stelt niet dat patiënten
in een bepaalde categorie per definitie geen behandeling mogen
ontvangen. Elk besluit moet individueel onderzocht worden.'
Het protocol is opgesteld met financiële ondersteuning van het
Ministerie van VWS en is het eerste in Europa dat hulpverleners
concrete praktische richtlijnen biedt. Een commissie bestaande uit
onder meer gynaecologen, fertiliteitartsen, psychologen, medisch
ethici, huisartsen, juristen en patiënten-vertegenwoordigers heeft het
protocol vormgegeven.