Hoge Raad oordeelt dat een woningcorporatie winst uit illegale
onderverhuur mag afromen
Den Haag, 18 juni 2010 - De kern van deze uitspraak is dat een
woningcorporatie de winst uit illegale onderverhuur kan afromen door
van haar huurder schadevergoeding op basis van artikel 6:104 BW te
vorderen.
Dat artikel maakt het mogelijk dat schade van een benadeelde onder
omstandigheden kan worden begroot op het bedrag van de winst die degene
die onrechtmatig heeft gehandeld of wanprestatie heeft gepleegd daamee
heeft behaald.
Achtergrond
Ymere is de grootste woningbouwvereniging in Amsterdam. Zij heeft een
vordering ingesteld tegen een huurster die in strijd met de bepalingen
van de huurovereenkomst haar woning niet zelf bewoonde maar geheel
heeft onderverhuurd aan vier studenten. De vordering tegen de huurster
tot ontruiming van de woning wegens wanprestatie is toegewezen.
Daarnaast heeft Ymere wegens de illegale onderverhuur ook
schadevergoeding van de huurster gevorderd. Zij voert aan dat illegale
onderhuur van sociale huurwoningen in Amsterdam veel voorkomt. Daardoor
kunnen woningbouwcorporaties de woningen niet eerlijk verdelen, hebben
zij lagere inkomsten als gevolg van het niet vrijkomen van de woningen,
en krijgen zij te maken met extra uitgaven voor de leefbaarheid van de
omgeving en voor het realiseren van meer nieuwbouw.
Ymere heeft haar vordering tot schadevergoeding gebaseerd op
bovengenoemd art. 6:104 Burgerlijk Wetboek. In deze procedure is onder
meer de vraag aan de orde of de bepaling ook kan worden gebruikt door
een sociale woningbouwvereniging die zelf niet beoogt om winsten te
behalen zoals die met illegale onderverhuur kunnen worden gerealiseerd.
Ymere wil op deze wijze een extra en effectief instrument verkrijgen in
de strijd tegen illegale onderverhuur in de sociale huursector, waarmee
duidelijk wordt dat dergelijke onderverhuur onaantrekkelijk is. Zij
vordert daarom in deze procedure een bedrag van ⬠13.800 (de door de
huurster gedurende 40 maanden gerealiseerde nettowinst).
De procedure bij de Hoge Raad
Het gerechtshof in Amsterdam heeft de vordering van Ymere op 9
september 2008 toegewezen (LJN: BF1347). De huurster heeft daartegen
cassatieberoep ingesteld.
Als advocaat voor de huurster treedt in cassatie mr. H.J.W. Alt in Den
Haag op, en als advocaten voor Ymere mr. R.A.A. Duk in Den Haag en mrs.
M. Ynzonides en J.W.M.K. Meijer in Amsterdam. Advocaat-generaal Wissink
heeft op 9 april 2010 geadviseerd het cassatieberoep te verwerpen.
De uitspraak
De Hoge Raad heeft op 18 juni 2010 het cassatieberoep van de huurster
verworpen.
De Hoge Raad is van oordeel dat voor toepassing van art. 6:104 BW
voldoende is dat de aanwezigheid van enige vorm van schade als gevolg
van de wanprestatie aannemelijk is. Dat is hier het geval, nu het hof
heeft vastgesteld dat Ymere schade lijdt door grootschalige illegale
onderverhuur en dat die schade ten dele wordt veroorzaakt door de
wanprestatie van de huurster, terwijl de omvang van de schade en van
het aandeel van de huurster daarin niet kan worden vastgesteld. In
zodanig geval kan de rechter de schade van de woningcorporatie begroten
op de winst, of een gedeelte daarvan, die door de huurder met de
illegale onderverhuur is behaald. Daarvoor is geen beletsel dat de
woningcorporatie zelf niet een dergelijke winst beoogt te behalen.
Gevolg van deze uitspraak is dat de veroordeling tot schadevergoeding
ten bedrage van de door de huurster behaalde nettowinst overeind
blijft.
Dit is een samenvatting van de uitspraak van de Hoge Raad van 18 juni
2010. Bij verschil tussen deze samenvatting en de volledige uitspraak
is laatstgenoemde beslissend.
Op vrijdag 18 juni zal tussen 11.00 en 12.00 uur persraadsheer mr. E.J.
Numann (via tel 070 â 3611236) bereikbaar zijn voor een toelichting op
de uitspraak.
Den Haag, 18 juni 2010,
mw. mr. E. Hartogs, griffier
tel 070-3611236
LJ Nummer
BM0893
Zie het origineel
Bron: Hoge Raad der Nederlanden
Datum actualiteit: 18 juni 2010 Naar boven
Gerechtelijke organisatie