Centrale Raad van Beroep
Tijdens het huisbezoek heeft appellant geen inzage verleend in laden
van het dressoir waardoor hij niet heeft voldaan aan de op hem rustende
medewerkingsverplichting met als gevolg dat zijn recht op bijstand niet
is vast te stellen
Appellant heeft de medewerkers van DWI toestemming gegeven voor het
huisbezoek op 25 april 2009. Tijdens dat huisbezoek heeft hij geweigerd
de medewerkers van DWI inzage te verlenen in drie laden van een
dressoir in de woning. Het College heeft vervolgens de aanvraag om
bijstand afgewezen op de grond dat appellant de op hem rustende
medewerkingsverplichting heeft geschonden en dat als gevolg daarvan
niet kan worden vastgesteld of hij recht heeft op bijstand.
De bevindingen van het huisbezoek en de tijdens dat bezoek door
appellant afgelegde verklaring, die - bezien in samenhang met de
eerdere bevindingen van het onderzoek - een vermoeden van samenwoning
van appellant en B. rechtvaardigden, vormden naar het oordeel van de
Raad een redelijke grond om van appellant te verlangen inzage te
verlenen in de drie laden van het dressoir in de woning ten einde
verdere duidelijkheid te verkrijgen over de woon- en leefsituatie van
appellant.
De door appellant tijdens het huisbezoek gegeven redenen om te weigeren
inzage te verlenen in de laden van het dressoir acht de Raad - in
aanmerking genomen het onmiskenbare verificatiebelang om tijdens het
huisbezoek die inzage te verkrijgen - niet van zodanig zwaarwegende
aard, dat daarvan zou moeten worden afgezien. De Raad neemt daarbij in
aanmerking dat, gelet op de bevindingen van het huisbezoek en de inhoud
van de door appellant tijdens het huisbezoek afgelegde verklaring, niet
uitgesloten moet worden geacht dat de persoonlijke papieren, de
administratie en de post van B. in de laden van het dressoir waren
opgeborgen. De Raad merkt in dit verband voorts op dat appellant erop
is gewezen dat zijn weigering consequenties zou hebben voor de
verlening van bijstand en hij niettemin heeft volhard in zijn weigering
om de medewerkers inzage in de laden van het dressoir te verschaffen.
De Raad is dan ook van oordeel dat appellant kan worden tegengeworpen
dat hij niet heeft voldaan aan de op hem rustende
medewerkingsverplichting door geen inzage te verschaffen in de laden
van het dressoir hetgeen in zijn geval noodzakelijk was om zijn woon-
en leefsituatie te controleren en te verifiëren. Met zijn weigering
heeft hij tevens het stellen van vragen en het verstrekken van nadere
informatie over de bij de voorgenomen inzage aan te treffen inhoud van
die laden onmogelijk gemaakt en daarmee zijn verplichting om ter zake
inlichtingen te verstrekken geschonden met als gevolg dat zijn recht op
bijstand niet kan worden vastgesteld.
LJ Nummer
BM7583
Zie het origineel
Bron: Centrale Raad van Beroep
Datum actualiteit: 18 juni 2010 Naar boven