Rechtbank Rotterdam
uitspraak piraten
Rechtbank Rotterdam doet uitspraak in zaak Somalische piraten
Vandaag heeft de rechtbank te Rotterdam uitspraak gedaan in de zaak van
vijf van zeeroof verdachte Somalische mannen. Ze zijn op 2 januari 2009
door een Deens marineschip aangehouden in de Golf van Aden tijdens een
aanval op het onder de vlag van de Nederlandse Antillen varende schip
Samanyolu. Op 10 februari 2009 zijn ze naar Nederland overgebracht voor
berechting.
De door de raadslieden gevoerde verweren strekkende tot
niet-ontvankelijkverklaring van de officier van justitie zijn niet
gehonoreerd. Een van de vragen die in dat verband moest worden
beantwoord was de vraag of de Nederlandse rechter wel bevoegd is in
deze zaak. Volgens de rechtbank is dat wel zo, nu Nederland in het
Wetboek van Strafrecht zogeheten universele rechtsmacht heeft gevestigd
voor gevallen van piraterij op volle zee, welke nationale regeling niet
in strijd is met internationale verdragen.
De rechtbank is het met de raadslieden eens dat het te lang heeft
geduurd voordat de verdachten na hun aanhouding zijn voorgeleid aan een
rechter. In dit geval ging het om 40 dagen. Dat had sneller gekund en
gemoeten. Dit levert een schending op van artikel 5 van het Europees
Verdrag voor de Rechten van de Mens. Hier worden in deze strafprocedure
echter geen gevolgen aan verbonden.
Alle vijf verdachten zijn schuldig verklaard aan hetgeen hen wordt
verweten. Bewezen is dat ze zwaarbewapend met een bootje de zee zijn
opgegaan met het plan om een schip te kapen. Er is geen geloof gehecht
aan hun verklaring dat ze slechts geweldshandelingen hebben gepleegd
uit verdediging tegen een aanval ingezet door de bemanning van de
Samanyolu.
Benadrukt is in het vonnis dat piraterij in de Golf van Aden een
ernstige bedreiging vormt voor de internationale scheepvaart en dat er
daarom krachtig tegen dient te worden opgetreden. De ongunstige
omstandigheden in Somalië, zowel in algemene zin als deze verdachten
persoonlijk betreffende, zijn niet aanvaard als rechtvaardiging voor
daden van piraterij.
Alle vijf verdachten zijn veroordeeld tot een gevangenis straf van 5
jaar. De straf is lager dan de geëiste straf van 7 jaar. Daarbij is --
zij het in geringe mate - onder meer rekening gehouden met het feit dat
in vergelijkbare andere gevallen de aangehouden verdachten zijn
vrijgelaten en niet worden vervolgd. Verder is meegewogen dat de
detentie in Nederland een zware belasting vormt voor de verdachten, die
immers ver van huis zijn en geen of nauwelijks contact kunnen hebben
met hun familieleden in Somalië.
LJ Nummer
BM8116
Zie het origineel
Bron: Rechtbank Rotterdam
Datum actualiteit: 17 juni 2010 Naar boven