Wetsvoorstel Terugkeerrichtlijn ingediend bij de Tweede Kamer
Persbericht | 17-06-2010
Vandaag is het wetsvoorstel van Minister Hirsch Ballin van Justitie om
de Vreemdelingenwet 2000 aan te passen aan de Europese
Terugkeerrichtlijn ingediend bij de Tweede Kamer. In deze richtlijn,
die in december 2008 door de Raad van de Europese Unie en het Europees
Parlement werd vastgesteld, staan gemeenschappelijke normen en
procedures om de terugkeer van illegale vreemdelingen te bevorderen.
Voor Nederland houdt de aanpassing onder meer in dat vreemdelingen
voortaan een inreisverbod kunnen krijgen dat automatisch geldt voor het
gehele Schengengebied. Daarnaast wordt de maximale termijn voor
toepassing van vreemdelingenbewaring wettelijk vastgelegd.
Aan vreemdelingen die Nederland onmiddellijk moeten verlaten,
bijvoorbeeld omdat zij illegaal in ons land zijn, kan voortaan een
terugkeerbesluit uitgereikt worden met daarin een Europees
inreisverbod, waartegen zij rechtsmiddelen kunnen aanwenden. Afgewezen
asielzoekers zullen net als nu het geval is de aanzegging krijgen om
Nederland binnen de wettelijke vertrektermijn te verlaten. De
beschikking waarbij de asielaanvraag is afgewezen, kan mede strekken
tot een inreisverbod.
De mogelijkheid om een vreemdeling ongewenst te verklaren wanneer er
sprake is van criminele antecedenten, of wanneer zij herhaaldelijk de
vreemdelingenwet hebben overtreden zal naast het inreisverbod blijven
bestaan. Het overtreden van het Europees inreisverbod in Nederland is
niet strafbaar. Echter de vreemdeling die ondanks een
ongewenstverklaring toch in Nederland verblijft is wel strafbaar.
Volgens de richtlijn mogen illegale vreemdelingen die een
terugkeerbesluit hebben gehad en die niet uit eigen beweging
vertrekken, maximaal zes maanden worden vastgehouden in
vreemdelingenbewaring. Vreemdelingenbewaring kan worden toegepast
indien er risico bestaat dat een vreemdeling zich aan het toezicht
onttrekt of de voorbereiding van de terugkeer ontwijkt of belemmert. De
termijn van zes maanden mag worden verlengd met nog eens twaalf
maanden, mits er zicht bestaat op uitzetting. De verlenging moet door
de rechter worden beoordeeld. In Nederland geldt op dit moment geen
wettelijke maximumtermijn voor vreemdelingenbewaring, maar wordt deze
bewaring op grond van jurisprudentie doorgaans na zes maanden door de
rechter opgeheven. Het opnemen van de maximum termijn van zes maanden
in de vreemdelingenwet sluit aan op deze praktijk. Net als in de
huidige situatie zal de vreemdeling op elk moment beroep in kunnen
stellen tegen het voortduren van de bewaring.