Rijksoverheid
1
Onze referentie
PO/B&S/215182
Datum 17 juni 2010
Rapport Zeer zwakke scholen in het basisonderwijs 2006-2010
Hierbij wordt u het rapport `Zeer zwakke scholen in het basisonderwijs, 2006-
2010' van de Inspectie van het Onderwijs aangeboden. De inspectie heeft een
uitgebreide analyse gemaakt van de zeer zwakke scholen in deze periode. In het
rapport wordt duidelijk dat er in deze periode geen grote verschillen in kenmerken
en oorzaken van zeer zwakke scholen zijn ten opzichte van 2006. Er ontstaat
langzamerhand een consistent beeld van de factoren die een doorslaggevende rol
spelen bij zeer zwakke basisscholen. Het gaat daarbij onder meer om kenmerken
van het onderwijsleerproces, de context van de scholen en de voorgeschiedenis
van scholen die later zeer zwak werden. Het kabinet heeft de laatste jaren een
fors aantal maatregelen genomen om het aantal zeer zwakke scholen te
reduceren en deze maatregelen sluiten grotendeels aan bij de constateringen die
de Inspectie in dit rapport neerlegt. Het nemen van nieuwe maatregelen is een
zaak voor het volgende kabinet.
Het rapport
Het rapport dat u nu is aangeboden is een vervolgonderzoek op het
inspectierapport `Ontstaan en ontwikkeling van zeer zwakke scholen in het
basisonderwijs', dat op 25 april 2006 (kenmerk T&H/DIR/2006/9644) aan de
Kamer is aangeboden. In het rapport beschrijft de inspectie de context- en
kwaliteitskenmerken van zeer zwakke scholen. Uit deze beschrijving blijkt onder
meer dat deze scholen slechter scoren bij de leerlingenzorg, de didactiek en de
kwaliteitszorg. Meer dan in 2006 komen zeer zwakke scholen bovengemiddeld
voor in de volgende categorieën scholen: kleine scholen, scholen buiten de G4,
scholen in de noordelijke provincies, openbare en islamitische scholen en scholen
met een vernieuwend pedagogisch-didactisch concept.
Ook blijkt dat er in de meeste gevallen al signalen waren dat de
onderwijskwaliteit bij de zeer zwakke scholen eerder onder druk stond.
Schoolbesturen en directies hebben daar volgens de inspectie niet goed op
ingespeeld. Het oordeel `zeer zwak' blijkt wel effectief: scholen die met dit
oordeel geconfronteerd worden weten zich bijna allemaal binnen twee jaar te
verbeteren. Een beperkt aantal scholen heeft daarvoor een derde jaar nodig, en
een enkele school wordt bij de Minister aangemeld voor een bestuurlijk natraject.
Reeds genomen maatregelen
De inspectie beschrijft in haar rapport welke maatregelen reeds zijn doorgevoerd
in het toezicht. De laatste jaren is de inspectie risicogericht gaan werken. Dat
betekent dat van alle scholen in Nederland jaarlijks een risicoanalyse wordt
a
gemaakt en dat de inspectie onderzoek doet op scholen die risico's vertonen. Datum
Verder is het toezicht op zwakke scholen geïntensiveerd om te voorkomen dat ze
zeer zwak worden en legt de inspectie aan het begin van een verbetertraject in Onze referentie
een toezichtsplan helder vast wanneer de school aan welke kwaliteitseisen moet PO/B&S/215182
voldoen. Ten slotte voert de inspectie op zeer zwakke scholen na één jaar een
tussentijds kwaliteitsonderzoek (TKO) uit om vast te stellen hoe de
onderwijskwaliteit er dan voor staat. Uit de eerste cijfers, die na de oplevering
van het rapport beschikbaar zijn gekomen, blijkt dat ongeveer de helft van de
scholen bij het TKO het oordeel `zeer zwak' kwijtraakt. Dit is bemoedigend.
Naast deze maatregelen in het toezicht, heeft het Kabinet stevig ingezet op de
verbetering van de onderwijskwaliteit in het gehele stelsel en het voorkomen van
het afglijden van scholen naar de zeer zwakke status. Ook wordt de helpende
hand geboden aan scholen die toch zeer zwak worden. Deze maatregelen zijn
aangekondigd in het aanvalsplan zeer zwakke scholen (Tweede Kamer,
vergaderjaar 2008-2009, 31 293, nr.28). Zo worden besturen nu gestimuleerd
om gebruik te maken van vroegsignaleringssystemen, waarmee ze kunnen
bewaken of scholen door het ijs dreigen te zakken. Ook zijn er
kwaliteitsakkoorden gesloten met de drie noordelijke provincies en de
schoolbesturen daar om de onderwijskwaliteit op een hoger plan te brengen.
Verder kunnen schoolleiders van zwakke scholen koppels vormen met directeuren
van goede scholen, om zo van elkaar te leren (`twinning'). De analyseteams van
de PO Raad en de Vliegende Brigades helpen zeer zwakke scholen om de
problemen te analyseren en ze vervolgens ook op te lossen.
Het merendeel van de hierboven beschreven maatregelen is genomen in de loop
van 2009 en het effect daarvan kan nog niet eenduidig worden vastgesteld. Het
percentage zeer zwakke scholen in het basisonderwijs is wel licht gedaald: op 1
januari 2009 betrof het 1,5% van de scholen, op 1 januari 2010 1,3%. Op 1 juni
2010 was het percentage gelijk aan dat van 1 januari 2010. Dit betekent dat nog
te veel kinderen onderwijs krijgen dat van onvoldoende kwaliteit is.
Nieuw kabinet
Vanwege de demissionaire status van het Kabinet en omdat de effectiviteit van de
in 2009 en 2010 genomen maatregelen nog niet duidelijk is, wordt er nu geen
nieuw beleid aangekondigd. Wél is duidelijk dat het rapport van de inspectie
aanknopingspunten biedt voor de toekomst. Het ligt voor de hand dat dit rapport
bij de beleidsvorming van het volgende kabinet zal worden betrokken.
Hoogachtend,
de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
mr. A. Rouvoet
Pagina 2 van 2
Pagina van 3
Datum
Onze referentie
PO/B&S/215182
Pagina 3 van 3
---- --