Nationale Bank van Belgie

voor België - Voorjaar 2010

Economische projecties voor België - Voorjaar 2010

2010-06-16

Artikel gepubliceerd in het Economisch Tijdschrift van juni 2010

Perscommuniqué: printversie (pdf - 75k)

Artikel: Economische projecties voor België - Voorjaar 2010 (pdf - 1048k)

Gelijktijdig met de publicatie van de nieuwe projecties van het Eurosysteem voor het eurogebied in het maandbericht van de ECB, worden in dit artikel de verwachte resultaten voor de Belgische economie voorgesteld voor 2010 en 2011. Sedert de bekendmaking van de voorgaande projecties in december 2009, heeft het medio 2009 ingezette herstel van de wereldeconomie zich doorgezet, hoewel de intensiteit ervan varieerde tussen de zones. De opkomende economieën hebben een stuwende rol gespeeld, wat geleid heeft tot de opleving van de internationale handel, terwijl het herstel geleidelijker zou verlopen in de geavanceerde economieën, zoals meestal het geval is na economische recessies die gepaard gaan met een financiële crisis. Na de scherpe daling van het productieniveau in 2008-2009, blijft de productie kampen met overtollige capaciteit, wat de investeringen en de werkgelegenheid zou drukken. Bovendien zullen de budgettaire en monetaire impulsen geleidelijk moeten worden teruggeschroefd en zou de sanering van de financiële positie van de kredietinstellingen en, in sommige landen, van de niet-financiële ondernemingen en de huishoudens, kunnen wegen op de vraag.

Ook het eurogebied laat sedert medio 2009 opnieuw een positieve groei optekenen, die evenwel minder krachtig is dan in de rest van de wereld. Bovendien heeft de stijging van de overheidstekorten en schulden ongerustheid doen ontstaan met betrekking tot de houdbaarheid van de overheidsfinanciën in sommige landen, wat geleid heeft tot spanningen op de financiële markten. In mei 2010 hebben het IMF, de EC en de ECB maatregelen genomen om die spanningen in te dijken. Deze maatregelen zullen evenwel gepaard moeten gaan met een begrotingsconsolidatie en een versterking van het concurrentievermogen in de bewuste economieën.

De context van de projecties van het Eurosysteem blijft dus onzeker en broos. Ze steunen op hypotheses die werden vastgelegd in de tweede helft van mei 2010. Ze houden rekening met een verder herstel van de internationale handel in 2010 en in 2011. Gelet op de noteringen op de termijnmarkten, zou de prijs van ruwe aardolie stijgen van een gemiddeld niveau van 61,9 dollar per vat in 2009 tot 79,5 dollar in 2010 en 83,7 dollar in 2011. Verondersteld wordt dat ook de rentetarieven het door de markt verwachte verloop zullen volgen. Op jaarbasis zou de driemaands interbancaire rente in euro gemiddeld 0,8% belopen in 2010 en 1,1% in 2011. Die van de Belgische Staatsobligaties zou 3,5% bedragen in 2010 en 3,9% in 2011. De wisselkoersen worden dan weer constant gehouden op een peil van 1,26 dollar per euro, tegen gemiddeld 1,39 dollar in 2009. Tegen die achtergrond zou het bbp van het eurogebied, dat in 2009 met 4,1% terugliep, toenemen met 0,7% tot
1,3% in 2010 en met 0,2% tot 2,2% in 2011. De inflatie, die 0,3% bedroeg in 2009, zou tussen 1,4% en 1,6% belopen in 2010 en tussen 1,0% en 2,2% in 2011.

In België begon de bedrijvigheid zich vanaf het derde kwartaal van 2009 eveneens te herstellen, zij het in een nog altijd gematigd tempo. Al met al is de daling van het bbp met 3% in 2009 evenwel iets minder sterk geweest dan in het eurogebied en zou de groei dit en volgend jaar iets krachtiger zijn. Volgens de projecties zou hij uitkomen op 1,3% in 2010 en op 1,7% in 2011. Hij zou in eerste instantie worden geschraagd door de buitenlandse vraag, terwijl de consumptie en, in een later stadium, de investeringen van de ondernemingen en de huishoudens geleidelijk zouden aantrekken.

De verschillende vraagcomponenten hebben sedert medio 2009 opnieuw een positieve groei te zien gegeven, of zouden dat doen in de loop van 2010 of 2011, nadat ze, met uitzondering van de consumptie en de investeringen van de overheidssector, tijdens de recessie allemaal waren teruggelopen. Ten eerste zou de uitvoer profijt trekken van de verbetering van de buitenlandse vraag, in combinatie met de effecten van de recente depreciatie van de euro. Nadat de huishoudens eind 2008 en begin 2009 hun bestedingen fors hadden teruggeschroefd en hun spaarmiddelen verhoogd, tegen de achtergrond van zeer grote onzekerheid over de economische vooruitzichten en de daling van de beurskoersen, zou de particuliere consumptie in 2010 en in 2011 opnieuw toenemen, tegelijk met de opleving van de conjunctuur en de geleidelijke verbetering van de arbeidsmarkt. De spaarquote zou echter op een hoog peil blijven. Gelet op de nog altijd geringe bezetting van het productievermogen, zou het herstel van de bedrijfsinvesteringen zich dan weer doorzetten in 2010, zij het in een trager tempo dan tijdens het voorgaande jaar. In 2011 wordt echter een herstel verwacht. De investeringen in woningen door de huishoudens zouden een vergelijkbaar verloop vertonen.

De arbeidsmarkt heeft blijk gegeven van een zekere weerstand ten opzichte van de ernstige recessie. Het banenverlies en de stijging van de werkloosheid werden beperkt door het grootschalige beroep op de tijdelijke werkloosheid en de andere mogelijkheden om de werktijd te verminderen. Ze werden eveneens getemperd door een aanzienlijke productiviteitsdaling in de ondernemingen. Aangezien deze factoren zich zullen normaliseren, zou de werkgelegenheid in 2010 evenwel verder blijven teruglopen. Na een daling met 38.500 eenheden in de loop van 2009, zou het nettoverlies van banen in 2010 12.900 personen belopen, terwijl het werkgelegenheidsniveau zich in de loop van 2011 opnieuw zou stijgen. De werkloosheid is gestegen van 7% in 2008 tot 8% in 2009; in 2011 zou ze uitkomen op 8,8%.

Na een korte periode van desinflatie in de loop van 2009, als gevolg van negatieve basiseffecten die voortvloeien uit het verloop van de energieprijzen, is de inflatie aan het eind van het jaar en tijdens de eerste maanden van 2010 opnieuw toegenomen door de recente stijging van de internationale noteringen voor ruwe aardolie en de depreciatie van de euro. De druk die uitgaat van de invoerprijzen en de lonen zou dan weer in eerste instantie gematigd blijven, maar aan het einde van de projectieperiode sterker worden, parallel met de verbetering van de conjunctuur. Al met al zou de gemiddelde inflatie op jaarbasis, die in 2009 nihil was geweest, uitkomen op 2% in 2010 en op 1,9% in 2011. De gezondheidsindex, van zijn kant, zou stijgen met 0,6% in 2009, met 1,3% in 2010 en met 1,7% in 2011.

Door de daling van de arbeidsproductiviteit, ten gevolge van de zwakke conjunctuur, in combinatie met de nog altijd krachtige stijging van de uurloonkosten, zijn de loonkosten per eenheid product in de private sector in 2009 met 4,6% toegenomen. Deze kosten zouden nagenoeg stabiel blijven in 2010 en met 0,8% toenemen in 2011. De vertraging ten opzichte van 2009 houdt ten dele verband met de opleving, van conjuncturele aard, van de arbeidsproductiviteit. Bovendien zou de groei van de uurloonkosten teruglopen van 3,4% in 2009 tot 0,9% in 2010. Overeenkomstig de bepalingen van het centraal akkoord van december 2008 voor de periode 2009-2010, wordt in deze voorspelling rekening gehouden met de indexering en met de mogelijkheid om, in het kader van de onderhandelingen in de paritaire comités, niet-recurrente premies van â¬250 op kruissnelheid toe te kennen, waarvan â¬125 in 2009. In 2011 zou de stijging van de uurloonkosten 1,7% belopen, wat overeenkomt met het verwachte indexeringseffect.

Volgens de gegevens van het INR hebben de Belgische overheidsfinanciën in 2009 een tekort van 6% bbp laten optekenen. Tegen de hierboven beschreven macro-economische achtergrond en gelet op de door de federale en regionale overheid genomen maatregelen, zou dit tekort, bij ongewijzigd beleid, 5% bbp belopen in 2010 en 5,3% bbp in 2011.

Na een onafgebroken daling sedert 1993, tot 84,2% in 2007, nam de overheidsschuld in verhouding tot het bbp vanaf 2008 opnieuw toe, hoofdzakelijk als gevolg van de kapitaalinjecties en de kredieten die aan de financiële instellingen werden toegekend, alsook, in 2009, ten gevolge van de daling van het bbp en de verslechtering van het tekort. In 2010 en 2011 zou de schuld van de gezamenlijke overheid opnieuw stijgen, zij het ietwat trager dan gemiddeld in het eurogebied. De schuldgraad zou toenemen van 96,8% bbp in 2009 tot 100,2% bbp in 2010 en 103,1% bbp in 2011.

Â