Rijksoverheid
15 juni 2010
Betreft
Ontwikkeling Opbrengstbeoordeling in het voortgezet onderwijs
Op 22 januari 2009 heeft de behandeling van mijn brief van 23 oktober 2008 over
de examens in het voortgezet onderwijs1 plaatsgevonden. Ik heb toen beloofd dat
ik u zou informeren over de manier waarop de inspectie het begrip leerwinst2
toepast. Met deze brief kom ik die toezegging na.
De inspectie gebruikt op dit moment al een aantal elementen van de leerwinst bij
het beoordelen van de opbrengsten van een school. Die beoordeling wordt
momenteel nog verder ontwikkeld. De inspectie gaat meer gegevens gebruiken
voor een nog betere bepaling van leerwinst. Doel is het vergroten van het zicht
van de inspectie op de voor de bepaling van leerwinst relevante zaken, te weten:
het startniveau van de leerlingen;
de duur van de opleiding;
het eindniveau van de leerlingen.
De inspectie zal hierover eerst pilots uitvoeren en daarna overleggen met de
vertegenwoordigers van de sector.
Een beter beeld wat scholen doen om leerwinst te boeken, en wat dat oplevert
voor hun leerlingen doet recht aan de inspanningen van scholen, en geeft ouders
en leerlingen zicht op de prestaties van scholen.
Hoe leerwinst nu wordt bepaald
Voor de bestaande bepaling van de leerwinst beoordeelt de inspectie de
`opbrengsten' van een school.3 Om die vast te stellen, kijkt de inspectie nu naar
de volgende vier zaken:
1. Zitten de leerlingen in het derde leerjaar op het niveau dat het advies van
de basisschool aangaf (startpunt) in de tijd die er voor staat (duur
opleiding)? Dit is het onderbouwrendement.
2. Halen de leerlingen hun diploma zonder te blijven zitten (duur opleiding)?
Dit is het bovenbouwrendement.
3. Het gemiddelde eindexamencijfer (eindniveau).
1 Kamerstukken 2008-2009, 31 289, nr. 44.
2 Onder leerwinst versta ik de `waarde' die de school weet toe te voegen. De vraag is hierbij
welk deel van de leerresultaten is toe te schrijven aan inspanningen van de school.
3 Conform het Toezichtskader VO 2009.
a
4. Het verschil tussen het gemiddelde eindexamencijfer en het Datum
schoolexamencijfer (eindniveau).
Onze referentieVO/BVB/
De eerste drie indicatoren kennen een relatieve normering, omdat de inspectie -
gelijksoortige - scholen met elkaar vergelijkt. Bij de beoordeling van het
bovenbouwrendement en de examenresultaten wordt rekening gehouden met
leerlingen in het leerwegondersteunend onderwijs (lwoo) en met de sociaal-
economische achtergrond van de leerlingen.
De vierde indicator is absoluut genormeerd, omdat elke school aan dezelfde norm
moet voldoen. Het verschil tussen het eindexamencijfer en het
schoolexamencijfer mag niet meer dan 0,5 punt zijn. Deze norm garandeert dat
scholen hun schoolexamens op het juiste niveau afnemen en dat diploma's een
bepaalde waarde hebben.
Bij het beoordelen van de indicatoren gebruikt de inspectie de gegevens van drie
schooljaren. De inspectie vindt de opbrengsten van een onderwijssoort van een
school onvoldoende als die op meer dan één indicator onvoldoende scoort.
Deze manier om de opbrengsten te bepalen - door een school af te zetten tegen
vergelijkbare scholen - heeft twee nadelen:
1. Het kan zijn dat het niveau van het gehele Nederlandse voortgezet
onderwijs langzaam afneemt, zonder dat het uit deze indicatoren af te
lezen is.
2. Als een school vooruitgang boekt, maar dat geldt voor alle vergelijkbare
scholen, dan is de vooruitgang van de individuele school niet zichtbaar.
Om deze nadelen te ondervangen, gaat de inspectie meer indicatoren een
absolute norm geven en voegt de inspectie een aantal indicatoren toe.
Kanttekeningen
Niet iedereen is het met de huidige methode van beoordeling eens. Sommige
scholen zijn van mening dat hun leerlingen al beginnen met een achterstand,
waardoor het bijna onmogelijk is om goede opbrengsten te halen. Het gaat om
scholen met veel leerlingen met meerdere problemen, zoals sociaalemotionele
problemen in combinatie met leerachterstanden. Ook leerlingen die pas kort in
Nederland wonen, kunnen de examencijfers negatief beïnvloeden.
De inspectie heeft daar begrip voor en is bereid tot maatwerk. Als een school aan
kan tonen dat vergelijking met andere scholen door de afwijkende
leerlingenpopulatie niet reëel is, kan de inspectie daar rekening mee houden.
Overigens is de inspectie in overleg met een aantal scholen die veel leerlingen
met meervoudige problematiek hebben, om eventueel te komen tot een
aangepaste bepaling van de opbrengsten.
Ook zijn er scholen die bang zijn dat hun inspanningen zich tegen hen zullen
keren. Ze doen namelijk hun best om leerlingen op een hoger niveau te laten
uitstromen, maar vrezen ervoor te worden `gestraft' als een leerling dit niveau
niet haalt of er langer dan gebruikelijk over doet. Dat gebeurt bijvoorbeeld als
een mavo-leerling blijft zitten nadat hij tussentijds is `opgestroomd' naar het
havo. Het bovenbouwrendement zou dan volgens de school ten onrechte te laag
uitvallen.
FOUT! ONBEKENDE NAAM VOOR DOCUMENTEIGENSCHAP. Pagina 2 van 2
Omdat ik opstroom belangrijk vind, heb ik de inspectie verzocht na te gaan of Datum
opstroom zo gewaardeerd kan worden dat ook sprake is van een positief effect als
Onze referentieVO/BVB/
leerlingen een keer blijven zitten. De inspectie onderzoekt deze mogelijkheid en
kijkt wanneer ze daarmee kan beginnen.
Aanvullende indicatoren
De inspectie zal, na overleg met de sector, de volgende punten toevoegen aan de
beoordeling van de opbrengsten. Doordat die nieuwe elementen niet gebaseerd
hoeven te zijn op de vergelijking van scholen, en nieuwe gegevens introduceren,
wordt de bepaling van de leerwinst objectiever en vollediger. Het gaat om de
volgende aanvullingen:
A. Startpunt:
Het zicht op het beginniveau van de leerling wordt verbeterd door,
naast het advies van de basisschool, ook de resultaten van de
eindtoets in het basisonderwijs mee te nemen. Dit is mogelijk als
het onderwijsnummer in het primair onderwijs geheel is
ingevoerd.
Op de langere termijn zullen daarnaast de in te voeren
referentieniveaus rekenen en taal een rol gaan spelen in de
beoordeling.
B. Eindpunt:
De invoering (op termijn) van een indicator `rendement
uitstroom'. Hiervoor vergelijkt de inspectie de uitstroom naar het
vervolgonderwijs. Verder kijkt de inspectie naar het
opleidingsniveau dat leerlingen van een school bereiken, twee jaar
nadat ze hun diploma in het voortgezet onderwijs haalden.
De invoering van een nieuwe absolute indicator voor het
gemiddelde eindexamencijfer. Los van de schoolsoort en de
sociaaleconomische positie van leerlingen worden de gemiddelde
eindexamencijfers van scholen vergeleken. De inspectie doet dat
in 2010 bij wijze van pilot. In het schooljaar 2010/2011 wil de
inspectie de scholen zo gaan beoordelen.
Kwaliteitsgarantie
De betere beoordeling van leerwinst wordt aangevuld met maatregelen om de
kwaliteit van examens en de waarde van diploma's te garanderen. In mijn brief
van 20 augustus 20094 had ik deze maatregelen al aangekondigd.
Om te beginnen kan de examenlicentie tijdelijk worden ingetrokken als het
verschil tussen school- en centraal examen lange tijd te groot is. Verder wordt de
slaag-zakregeling aangescherpt voor de examens die plaatsvinden in 2011. Dat
gebeurt op twee manieren:
1. Leerlingen mogen voor het eindexamen - gemiddelde schoolexamen
én centraal examen maximaal één vijf hebben voor één van de
vakken Nederlands, Engels en wiskunde.
2. Leerlingen kunnen alleen slagen als het eindcijfer voor het centraal
examen gemiddeld een voldoende is.
Transparantie
4 Kamerstukken 2009-2010, 31 289, nr. 66.
FOUT! ONBEKENDE NAAM VOOR DOCUMENTEIGENSCHAP. Pagina 3 van 2
Door de nieuwe, meer complete manier om leerwinst te bepalen, wordt beter Datum
duidelijk wat de toegevoegde waarde is van scholen. Daarmee wordt recht
Onze referentieVO/BVB/
gedaan aan zowel de inspanningen van scholen, als aan de behoefte van ouders
en leerlingen aan inzicht in de prestaties van scholen. Bovendien draagt het zicht
op de toegevoegde waarde bij aan effectiever onderwijs. Ook mijn aanvullende
maatregelen om vanaf 2011 de waarde van examens en diploma's te garanderen,
zijn een verdere stap in die richting.
de staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
Marja van Bijsterveldt-Vliegenthart
FOUT! ONBEKENDE NAAM VOOR DOCUMENTEIGENSCHAP. Pagina 4 van 2
---- --