Rijksoverheid
Datum 15 juni 2010
Beantwoording vragen voorhang overgangsregeling kapitaallasten
Geachte voorzitter,
In uw brief van 19 mei jongstleden heeft u aangegeven geen bezwaren te hebben
tegen de voorgenomen aanwijzing aan de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) inzake
de overgangsregeling kapitaallasten zoals ik die heb voorgehangen op 1 april
jongstleden. Wel gaf u aan dat er binnen de commissie nog de nodige zorgen
bestaan over de wijze waarop de restwaardeproblematiek wordt meegenomen in
de overgangsregeling. Naar aanleiding hiervan stelt u twee vragen die ik in deze
brief zal beantwoorden.
Ik ga ervan uit dat ik met de beantwoording van uw vragen uw zorgen heb
kunnen wegnemen.
Hoogachtend,
de Minister van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport,
dr. A. Klink
Vraag 1
Volgens de commissie worden alleen die restwaarde en "spookziekenhuizen" in de
overgangsregeling meegenomen voor zover deze zijn terug te vinden op de
balanspost immateriële vaste activa (IVA), terwijl deze problematiek op de
jaarrekening van ziekenhuizen wordt opgenomen onder de vaste materiële activa.
De commissie vraagt zich af waarom er voor deze benadering is gekozen en of dit
niet leidt tot een verkeerde inschatting van de omvang van de problematiek?
Antwoord
Ik wil u verzekeren dat de volledige restwaardeproblematiek wordt meegenomen
in de overgangsregeling. Hierbij gaat het in de eerste plaats om restwaarden die
nog zullen ontstaan bij ziekenhuizen die nu op het punt staan hun oude gebouwen
af te stoten. Zolang de huidige budgetbekostiging blijft bestaan zullen deze
restwaarden regulier worden afgeschreven. Indien budgetbekostiging wordt
beëindigd, loopt deze afschrijving mee in de overgangsregeling. Dit betekent dat
de vergoeding voor de afschrijving van de restwaarde zoals die onder
budgetbekostiging zou zijn verkregen gedurende de looptijd van de
overgangsregeling met een aflopend percentage wordt gegarandeerd. In de
tweede plaats is er de oude restwaardeproblematiek, zoals die door de commissie
wordt aangehaald. Hierbij is van belang te weten dat er in het verleden op
verschillende manieren met restwaarden zoals die ontstaan bij het betrekken van
nieuwbouw is omgegaan. De afgelopen jaren is de restwaarde meestal versneld
afgeschreven via een verzoek daartoe aan de NZa en daarmee opgelost
voorafgaand aan de ingebruikname van de nieuwbouw. In de jaren daarvoor werd
de restwaarde doorgaans door het Bouwcollege opgeteld bij het
investeringsbedrag van de nieuwbouw en wordt deze opnieuw over een periode
van 50 jaar afgeschreven. In dit geval is de restwaarde, zoals de commissie
aangeeft, inderdaad terug te vinden onder de materiële vaste activa. Deze oude
restwaarden betreffen echter relatief kleine bedragen en zijn inmiddels alweer
grotendeels afgeschreven1. Voor zover dit echter nog niet volledig is gebeurd, zal
ook de vergoeding voor de afschrijving van eventueel overgebleven restanten van
restwaarden grotendeels worden gegarandeerd onder de overgangsregeling tot
2017.
Vraag 2
De commissie zou graag een overtuigende inventarisatie ontvangen waarop de
omvang van de restwaardeproblematiek is gebaseerd.
Antwoord
Voor de raming van de omvang van de budgettaire gevolgen van de
overgangsregeling heeft de NZa de omvang van de restwaardeproblematiek
geïnventariseerd op basis van de aanpak zoals hierboven beschreven. De NZa kan
deze inventarisatie echter niet vrijgeven, omdat de inventarisatie gegevens bevat
die herleidbaar zijn tot individuele ziekenhuizen en de concurrentiepositie van
deze ziekenhuizen kunnen schaden. Ik ga er echter vanuit dat mijn antwoord op
vraag 1 afdoende is om uw zorgen over de wijze waarop de
1 Indien het bijvoorbeeld een ziekenhuis zou betreffen dat in 1995 nieuwbouw heeft
betrokken, is bij het investeringsbedrag (prijspijl 1995) een restant van de aanschafwaarde
van het oude gebouw opgeteld (prijspijl rond 1950). Op dit restant is inmiddels alweer 15
jaar afgeschreven.
restwaardeproblematiek wordt meegenomen in de overgangsregeling en
eventuele onduidelijkheid ten aanzien van de omvang van eventuele oude
restwaardeproblematiek weg te nemen. In mijn brief van 1 april heb ik
aangegeven dat de restwaardeproblematiek is geschat op 300 miljoen en de
IVA-problematiek op 160 miljoen.