Rijksoverheid
1
> Retouradres Postbus 16375 2500 BJ Den Haag Rijnstraat 50
Den Haag
De voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 16375
Postbus 20018 2500 BJ Den Haag
2500 EA DEN HAAG www.minocw.nl
Onze referentie
213589
14 juni 2010
Betreft Motie Peters over het voorkomen van de schijn van
belangenverstrengeling bij subsidieverlening door fondsen
In het Wetgevingsoverleg over de Cultuurbegroting van 2 november 2009 heeft
het lid Peters een motie ingediend (Kamerstukken II 20092010, 32 123 VIII, nr.
25) waarin uw Kamer de regering verzoekt `te onderzoeken hoe de schijn van
belangenverstrengeling bij de subsidieverlening door de fondsen voorkomen kan
worden'. Uw Kamer heeft deze motie aangenomen. In zijn brief van 18 januari
2010 (Kamerstukken II 20092010, 32 123 VIII, nr. 106) heeft de toenmalige
minister van OCW aangegeven dat hij deze motie zal uitvoeren en in het kader
van het gevraagde onderzoek `in ieder geval voorzien in een analyse van de
waarborgen in de bestaande procedures van de fondsen die dienen ter
voorkoming van belangenverstrengeling'.
Aanleiding voor de motie was een discussie over de wijze waarop de fondsen het
proces van subsidiebeoordeling en advisering hebben ingericht. Deze discussie is
vooral ontstaan naar aanleiding van bezwaar- en beroepsprocedures tegen
subsidiebeslissingen van het Nederlands Fonds voor Podiumkunsten (NFPK).
Recent heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State in het hoger
beroep inzake de subsidieweigering van het NFPK aan de stichting De
Theatercompagnie een eerdere uitspraak van de Amsterdamse Rechtbank van 27
oktober 2009 bevestigd, dat `naar buiten toe de schijn heeft kunnen ontstaan dat
door de inbreng van [een commissielid die tevens directeur van een culturele
a
Pagina 1 van 6
instelling is die voor dezelfde deelregeling heeft aangevraagd] de besluitvorming Onze referentie213589
voor eiseres in negatieve zin is beïnvloed.'1
In deze brief ga ik eerst in op de huidige situatie: de waarborgen die de huidige
procedures van de fondsen en de Raad voor cultuur bevatten. Op basis van de
informatie die ik heb ontvangen stel ik vast dat de fondsen en de Raad voor
cultuur voldoen aan de wettelijke vereisten. Alleen de praktische uitwerking
hiervan in de procedure die bekend staat als `op de gang staan, voldoet volgens
de rechterlijke uitspraak niet. In mijn conclusie ga ik hier nader op in.
Voordat ik hiertoe overga, ga ik eerst nog kort in op de verantwoordelijkheid die
ik heb voor het functioneren van respectievelijk de fondsen en de Raad voor
cultuur.
- De fondsen zijn ZBO's die zelfstandig een bepaalde overheidstaak uitvoeren.
De minister is niet verantwoordelijk voor de uitvoeringsbeslissingen van het
bestuursorgaan, voor het totale handelen. In dat kader ziet de minister er
(onder meer) wel op toe dat de bestuursreglementen niet in strijd zijn met
het recht. Daarvoor beschikt hij over een goedkeuringsrecht. Dit laat echter
onverlet dat de verantwoordelijkheid om aan het recht te voldoen in principe
bij de ZBO's zelf ligt: de fondsen dienen dus steeds zelf na te gaan of de
adviezen waarop zij hun besluiten nemen op zorgvuldige wijze tot stand zijn
gekomen.
- Ten opzichte van de Raad voor cultuur heeft de minister een andere rol,
omdat de raad `slechts' adviseert over subsidieaanvragen, terwijl de minister
verantwoordelijk is voor de subsidiebeslissingen die hij op basis daarvan
neemt. Hierbij dient de minister zich ervan te vergewissen dat de adviezen
waarop hij zijn besluiten baseert, op zorgvuldige wijze tot stand zijn
gekomen.
De huidige situatie
Het wettelijk kader wordt gevormd door artikel 2:4, eerste lid, van de Algemene
wet bestuursrecht. Hierin is voorgeschreven dat bestuursorganen hun taak
vervullen zonder vooringenomenheid. Het tweede lid van dit artikel bepaalt dat
het bestuursorgaan ervoor dient te waken dat personen die tot een bestuurorgaan
behoren of daarvoor werken en die een persoonlijk belang hebben bij een besluit
van dat bestuursorgaan, de besluitvorming kunnen beïnvloeden.
Naar aanleiding van de motie heb ik de fondsen gevraagd aan te geven welke
waarborgen de bestaande procedures en reglementen bevatten om de schijn van
belangenverstrengeling te voorkomen.2 Ook de Raad voor cultuur heb ik deze
informatie gevraagd.
1 Zaaknummer 200909482/1/H2, d.d. 24 maart 2010
2 De fondsen zijn: de Mondriaan Stichting, het Fonds Beeldende Kunst, Vormgeving en
Bouwkunst, het Nederlands Fonds voor Podiumkunsten, het Fonds Cultuurparticipatie, het
Nederlands Fonds voor de Film, het Stimuleringsfonds Architectuur, het Nederlands
Letterenfonds, het Stimuleringsfonds Nederlandse Culturele Omroepproducties en de
Stichting Co-productiefonds Binnenlandse Omroep.
FOUT! ONBEKENDE NAAM VOOR DOCUMENTEIGENSCHAP. Pagina 2 van 2
Op basis van de informatie die ik heb ontvangen stel ik vast dat alle fondsen en Onze referentie213589
de Raad voor cultuur beschikken over eigen regelgeving om een onafhankelijke
beoordeling te waarborgen. Deze regelgeving bestrijkt het hele proces, van de
werving en selectie van adviseurs tot de beoordeling in adviescommissies en de
besluitvorming door bestuur3 en heeft betrekking op alle partijen in dit proces: de
raad van toezicht en het bestuur, de medewerkers en de adviseurs. De
waarborgen zijn in statuten, huishoudelijke reglementen en/of afzonderlijke
subsidiereglementen vastgelegd.
De manier waarop de fondsen en de Raad voor cultuur deze waarborgen hebben
uitgewerkt is vaak verschillend. Voor een belangrijk deel zijn deze verschillen
verklaarbaar uit de specifieke kenmerken van en de werkwijze in sectoren. Voor
een ander deel komen verschillen voort uit de aard van het fonds en de vorm van
de subsidies: een vierjarige instellingssubsidie vraagt een andere benadering dan
een incidentele stimuleringssubsidie of projectsubsidie.
Hieronder ga ik nader op de huidige regelgeving in aan de hand van de
verschillende onderdelen van het proces: werving en selectie van adviseurs, de
beoordeling van subsidieaanvragen en de besluitvorming: de toekenning van
subsidies. Hierbij zal ik ook voorbeelden geven van de verschillen in de
uitwerking.
Werving en selectie
De werving en selectie van adviseurs verloopt zowel bij de fondsen als de Raad
voor cultuur volgens een vast en controleerbaar, zij het niet altijd onderling
vergelijkbaar stramien. Alle fondsen werven adviseurs aan de hand van profielen.
De meest gangbare vorm is het plaatsen van advertenties in de media. Sommige
fondsen hebben werving en selectie bij een onafhankelijke commissie belegd,
andere fondsen doen dit zelf. Kandidaten worden niet alleen op geschiktheid
beoordeeld, ook wordt gekeken naar de huidige en recent vervulde functies en
nevenfuncties die een schijn van belangenverstrengeling op zouden kunnen
roepen. Adviseurs worden altijd tijdelijk en voor een `bepaalde' termijn benoemd,
die bij goed functioneren desgewenst, eveneens tijdelijk, verlengd kan worden.
adviescommissies worden doorlopend vernieuwd. Het bestuur benoemt steeds de
adviseurs.
Bij de Raad voor cultuur bestaat een onderscheid tussen de leden van de raad en
de leden van de commissies. De raadsleden worden geworven en geselecteerd
door een onafhankelijke benoemingenadviescommissie, die door de minister
wordt benoemd. Deze commissie adviseert de minister die kandidaat-raadsleden
vervolgens ter benoeming voordraagt aan de Kroon. Benoemingen gelden steeds
voor vier jaar. De leden van de commissies worden door de Raad voor cultuur zelf
geworven en geselecteerd en vervolgens voor benoeming aan de minister
voorgedragen. Zowel bij de werving van raadsleden als van commissieleden wordt
nadrukkelijk gekeken naar de voor het lidmaatschap van de Raad voor cultuur en
zijn commissies vereiste onafhankelijkheid.
3 Tenzij anders vermeld wordt met `bestuur' steeds bedoeld: het stichtingsbestuur of de
raad van bestuur in het geval sprake is van een raad van toezichtmodel.
FOUT! ONBEKENDE NAAM VOOR DOCUMENTEIGENSCHAP. Pagina 3 van 2
Onze referentie213589
Beoordelingsproces
Alle fondsen en de Raad voor cultuur kennen ter uitvoering van artikel 2:4 van de
Algemene wet bestuursrecht eigen bepalingen tegen belangenverstrengeling. Ook
hier geldt weer dat bepalingen verschillend zijn uitgewerkt. Soms worden
adviescommissies multidisciplinair samengesteld, soms in een wisselende
samenstelling zodat niet alle adviseurs ook alle aanvragen hoeven te beoordelen.
Soms wordt voor een voorzitter uit een andere sector gekozen. De fondsen en de
Raad voor cultuur inventariseren regelmatig of er sprake is van mogelijke
belangenverstrengeling, bijvoorbeeld voorafgaand aan een nieuwe
beoordelingsronde. Indien zich een geval van mogelijke belangenverstrengeling
voordoet, hanteren zowel de fondsen als de Raad voor cultuur de
gemeenschappelijke regel dat de betrokken adviseur zich aan de oordeelsvorming
onttrekt door de vergadering te verlaten. Deze praktijk die bekend staat als `op
de gang staan', voldoet door de uitspraak van de Raad van State niet langer.
Alle fondsen en de Raad voor cultuur hebben de werkwijze van adviescommissies
schriftelijk vastgelegd, inclusief de rollen van de voorzitter, de secretaris en de
leden. De voorzitter heeft vooral als taak de vergadering te leiden en er op toe te
zien dat er duidelijke besluiten worden genomen; meestal heeft hij geen stem. De
secretaris is vooral belast met de voorbereiding van de vergadering. Tijdens de
vergadering bewaakt de secretaris de integriteit van het proces en ziet er op toe
dat de discussie met zakelijke argumenten gevoerd wordt en onderbouwd met
feiten en waarnemingen. Hij is ook verantwoordelijk voor het formuleren van het
advies. Het uiteindelijke advies wordt door de commissie als geheel uitgebracht
en niet door de afzonderlijke leden. Bij de Raad voor cultuur beoordelen de
commissies de subsidieaanvraag, maar stellen de raadsleden het advies aan de
minister vast.
Subsidiebeslissing
Subsidiebeslissingen worden steeds door de besturen van de fondsen genomen.
Alle fondsen hebben bepalingen over de integriteit en onafhankelijkheid van
bestuursleden reglementair vastgelegd. Bestuurders (en leden van de raad van
toezicht) zijn verplicht opgave te doen van (neven)functies, waaronder
bestuursfuncties, commissariaten en adviesfuncties. In het geval van adviezen
van de Raad voor cultuur is de minister verantwoordelijk voor de
subsidiebeslissingen.
Conclusies
Ik constateer dat alle fondsen en de Raad voor cultuur het voorkomen van (de
schijn van) belangenverstrengeling zeer serieus nemen. Ter uitvoering van artikel
2:4 van de Algemene wet bestuursrecht beschikken zij op alle onderdelen van het
beoordelings- en besluitvormingsproces over reglementair vastgelegde
waarborgen. Ik stel vast dat de fondsen en de Raad voor cultuur daarmee voldoen
aan de wettelijke vereisten. Alleen de praktische uitwerking hiervan in de
procedure die bekend staat als `op de gang staan', voldoet volgens de rechterlijke
uitspraak niet. In het licht hiervan heb ik de fondsen en de Raad voor cultuur
gevraagd uitvoering aan deze uitspraak te geven en hun procedures zo aan te
passen dat
FOUT! ONBEKENDE NAAM VOOR DOCUMENTEIGENSCHAP. Pagina 4 van 2
- adviseurs met een persoonlijk belang bij een besluit op een subsidieaanvraag Onze referentie213589
zijn uitgesloten van de beoordeling van álle subsidieaanvragen die op grond
van dezelfde subsidieregeling voor één behandelingsronde zijn ingediend;
- dat personen die een persoonlijk belang hebben bij een besluit op een
subsidieaanvraag geen deel uit kunnen maken van het stichtingsbestuur of een
raad van toezicht.
Ik heb de fondsen en de Raad voor cultuur gevraagd de aanpassingen uiterlijk 1
oktober 2010 ter goedkeuring aan mij voor te leggen.
In het begin van deze brief heb ik al aangegeven dat de fondsen in beginsel zelf
verantwoordelijk zijn om aan de wettelijke vereisten te voldoen. Zonder afbreuk
te willen doen aan deze verantwoordelijkheid, vind ik het toch wenselijk met de
fondsen nader overleg te voeren over een betere afstemming van de onderlinge
regelgeving om zo de transparantie en inzichtelijkheid van de regelgeving voor
alle betrokkenen, i.c. raden van toezicht, besturen, medewerkers, adviseurs en
aanvragers, te vergroten.
de staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
Marja van Bijsterveldt-Vliegenthart
FOUT! ONBEKENDE NAAM VOOR DOCUMENTEIGENSCHAP. Pagina 5 van 2
---- --