Rijksoverheid
1
> Retouradres Postbus 90801 2509 LV Den Haag
Directie Leren en Werken
De voorzitter van de Tweede Kamer Anna van Hannoverstraat 4
Den Haag
der Staten-Generaal Postbus 90801
Postbus 20018 2509 LV Den Haag
2500 EA Den Haag project.lerenenwerken.nl
Onze referentie
PLW/2010/9072
Uw brief van
Uw referentie
Bijlagen
Datum 14 juni 2010
Betreft Beleidsreactie rapport Inspectie `Competent erkend?'
Hierbij zend ik u de beleidsreactie op het rapport van de Inspectie van het
Onderwijs `Competent erkend? Over het erkennen van verworven competenties in
het hoger onderwijs'.
1. Inleiding
Op 15 december 2009 zond voormalig minister van Onderwijs, Cultuur en
Wetenschap, Plasterk, u, mede namens mij, het inspectierapport `Competent
erkend? Over het erkennen van verworven competenties in het hoger onderwijs'.
In de betreffende brief (kenmerk 31288 nr. 75) gaven wij aan dat wij u een
beleidsreactie op het rapport zouden toezenden na overleg met de relevante
organisaties. Hierbij ontvangt u deze reactie.
Het Ervaringscertificaat (EVC) is een waardevol instrument dat zowel op de
arbeidsmarkt als in het onderwijs gebruikt kan worden. Een werknemer kan EVC
gebruiken om een carrièrestap te maken en een werkgever kan het gebruiken om
inzicht te verkrijgen in de competenties van zijn of haar personeel. EVC kan ook
een opmaat zijn voor een verzilveringsprocedure in het onderwijs, via de
examencommissies van de instellingen. In alle gevallen is het van groot belang
dat helder is wat de waarde van het Ervaringscertificaat is en wie die garandeert.
De belangrijkste conclusie van het inspectierapport is dat de kwaliteit van EVC in
het hoger onderwijs kan en moet verbeteren. Dat is een stevige conclusie, die
bovendien ook geldt voor de kwaliteit van EVC in het mbo en van andere EVC-
aanbieders. Naar de kwaliteit van EVC in het middelbaar beroepsonderwijs deed
de onderwijsinspectie al eerder (in 2008 en 2009) onderzoek. In mijn brief van
(eveneens) 15 december 2009 (kenmerk 30012 nr. 30) heb ik daarom, mede
namens de voormalig staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
Klijnsma, stappen aangekondigd om de basiskwaliteit van EVC binnen drie jaar op
orde te brengen. Tevens heb ik stappen voor de langere termijn aangekondigd. U
heeft hiermee in het algemeen overleg leven lang leren op 16 december 2009
ingestemd. Belangrijk daarbij was het besluit dat de overheid de komende drie
jaar de regie neemt in het proces van de kwaliteitsborging van EVC. Momenteel
wordt hard gewerkt aan de verdere vormgeving hiervan. Over de precieze
uitwerking van de in de brief aangekondigde acties, wordt u in een later stadium
a
na 1 van 8
Pagi
geïnformeerd. Ik kan u in ieder geval melden dat de juridische basis voor mijn Datum
regierol inmiddels is gelegd met de publicatie van de Beleidsregel afgifte EVC-
Onze referentie
verklaringen in de Staatscourant op 1 april 2010.
PLW/2010/9072
De inspectie geeft in het rapport `Competent erkend?' aan dat bij de verbetering
van de kwaliteit van EVC zowel de overheid als de aanbieders van EVC en de
beoordelende organisaties aan zet zijn. Alle drie genoemde partijen moeten
werken aan verbeteringen. Het rapport van de inspectie geeft een duidelijk beeld
van de punten die verbeterd moeten worden. Daarbij gaat het om de uitvoering
van de EVC-procedures zelf, om de inhoud ervan en de Ervaringscertificaten (de
documenten) die daarvan het tastbare resultaat zijn én om het werk van de
externe beoordelaars die het geregistreerde EVC-aanbod periodiek beoordelen.
Het kabinet is het met de inspectie eens dat de toekomst van EVC valt of staat
met het vertrouwen in de kwaliteit ervan. De centrale onderzoeksvraag voor de
inspectie was of examencommissies op dit moment verantwoorde beslissingen
kunnen nemen over vrijstellingsverzoeken van kandidaten die na een EVC-
procedure willen instromen in een opleiding. Dat kunnen zij nu niet, is de
conclusie. Het is aan overheid, instellingen en beoordelende organisaties om
ervoor te zorgen dat dit binnen afzienbare tijd verandert.
De kwaliteit van de (mede op) basis van EVC afgegeven diploma's staat overigens
niet ter discussie. Dat komt omdat de examencommissies kritisch zijn als het gaat
om het verlenen van vrijstellingen en zeker getuigschriften op basis van EVC. Ook
bij de examencommissies bestaat nog te weinig vertrouwen in de kwaliteit van
EVC. Dit neemt niet weg dat de kwaliteit van EVC, zoals al eerder gezegd, moet
verbeteren.
Gelet op de noodzaak van kwaliteitsverbetering vindt het kabinet het een goede
zaak dat de inspectie al in 2011 de kwaliteit van de EVC-voorzieningen opnieuw
gaat beoordelen. Gezien het belang dat alle betrokken partijen hechten aan het
instrument EVC, verwacht het kabinet dat dan serieuze stappen ter verbetering
gezet zijn door alle partijen.
Hieronder ga ik in op de belangrijkste bevindingen uit het rapport en geeft het
kabinet u zijn reactie erop. Daarbij wijst hij u er vooraf op, dat het vooral de
hogescholen zijn die actief zijn op het gebied van EVC in het hoger onderwijs. In
het wetenschappelijk onderwijs is alleen de Open Universiteit Nederland een
erkende aanbieder van EVC. Bovendien zijn de aanbieders van EVC in het hoger
onderwijs vrijwel allemaal instellingen die ook opleidingen verzorgen.
2. Het convenant - kwaliteitscode EVC
EVC is een product in ontwikkeling. Na een aantal jaren van experimenteren
sloten in 2006 de toenmalige staatssecretaris van OCW (mede namens de
staatssecretaris van SZW), de Stichting van de Arbeid, de HBO-raad, de MBO
Raad, Colo, Paepon, de AOC Raad, de Open Universiteit Nederland en het CWI (nu
UWV Werkbedrijf) het convenant `Een kwaliteitscode voor EVC'. De kwaliteitscode
definieert wat EVC is, bepaalt wie het mag aanbieden, stelt een norm voor een
goede uitvoeringspraktijk en legt de uitgangspunten vast voor de beoordeling van
de kwaliteit. De beoordeling van de kwaliteit door de inspectie heeft dan ook
plaatsgevonden op basis van de kwaliteitscode.
Pagina 2 van 8
De inspectie is van oordeel dat door scherp te definiëren wat EVC is en door Datum
duidelijke kwaliteitseisen te formuleren, het convenant een positieve bijdrage
Onze referentie
heeft geleverd aan het inzicht in de kwaliteit van EVC. De inspectie vindt dan ook
dat de kwaliteitscode ook in de toekomst het uitgangspunt moet vormen voor de PLW/2010/9072
kwaliteitsbeoordeling van EVC.
Het kabinet deelt deze mening. Daarbij is mij uit de reacties van EVC-aanbieders
op het inspectierapport wel gebleken dat een aantal aspecten van de code en de
normtekst bij de code (de uitwerking van de code in beoordelingscriteria) niet
door iedereen op dezelfde manier uitgelegd wordt. Dat maakt dat opvattingen
over of er wel of niet aan de code wordt voldaan, soms uiteenlopen. Een
voorbeeld is het uitgangspunt dat EVC een activiteit is `voor de poort' en de
consequentie die eraan verbonden wordt dat de examencommissie geen formele
rol behoort te hebben in de uitvoering van EVC-procedures, en dus ook
Ervaringscertificaten niet behoort te ondertekenen. Met de convenantpartners en
de aanbieders van EVC zal ik inventariseren welke elementen van de code en de
normtekst om een nadere toelichting vragen of beter anders geformuleerd kunnen
worden.
In het verlengde van de keuze voor een regierol van de overheid, is inmiddels
met de andere convenantpartners afgesproken dat zij de code onderhouden,
maar dat de verantwoordelijkheid voor de normtekst (de uitwerking voor de
beoordeling van de aanbieder) bij de code bij mij als staatssecretaris van OCW
komt te liggen.
3. EVC-aanbieders
Een aanzienlijk deel van de bevindingen van de inspectie betreft de EVC-
aanbieders. Hierna worden de belangrijkste ervan genoemd. Het kabinet heeft
afspraken met HBO-raad, Paepon en VSNU gemaakt om tot verbeteringen te
komen. Daarover gaat paragraaf 4.
Scheiding van verantwoordelijkheden voor EVC en opleiding
Volgens de inspectie wordt EVC door EVC-aanbieders/opleidingsinstellingen in het
hoger onderwijs vaak nog onvoldoende gescheiden van vrijstellingenbeleid,
instroomassessments, 21+ toetsen en andere vormen van beoordeling van
individuen die een relatie hebben met instroom in een opleiding. EVC
onderscheidt zich van deze instrumenten doordat EVC onafhankelijk plaatsvindt
van het onderwijs dat daarop eventueel kan volgen. Inmiddels wordt dit
uitgangspunt van onafhankelijkheid vertaald in de eis dat EVC `voor de poort'
moet plaatsvinden, dus vóór de eventuele inschrijving van het individu in een
opleiding. Het vrijstellingenbeleid en de hiervoor genoemde
toelatingsonderzoeken vinden `na de poort' plaats, zijn met andere woorden
bedoeld voor ingeschrevenen in een opleiding of voor diegenen die door een
toelatingsonderzoek toegang willen krijgen tot de opleiding.
Recent is de positionering van EVC `voor de poort' in de WHW vastgelegd. De
onderwijsinspectie verwijst naar het convenant als het gaat om de positionering
van EVC. Daarbij dient te worden opgemerkt dat de tekst van het convenant op
dit punt niet geheel eenduidig is. In de kwaliteitscode staat enkel dat EVC de start
kan zijn van een scholingstraject op maat naar een diploma of certificaat en dat
EVC niet verplicht gekoppeld mag worden aan een opleidingstraject. Het kabinet
zal ervoor zorgen dat de code of de normtekst bij de code op dit punt verhelderd
wordt. De tekst mag geen ruimte laten voor andere interpretaties dan dat EVC
Pagina 3 van 8
een activiteit `voor de poort' is. Overigens wordt hierbij opgemerkt dat via allerlei Datum
kanalen en zeer veelvuldig al door de overheid en de andere convenantpartners
Onze referentie
aan de EVC-aanbieders is gecommuniceerd dat de code op deze wijze
geïnterpreteerd moet worden. Dit mag dus ook als bekend worden verondersteld. PLW/2010/9072
Het kabinet vindt het dan ook voor de hand liggen dat de inspectie de opvatting
dat EVC een activiteit is `voor de poort' de basis voor haar beoordeling heeft laten
zijn.
EVC staat - als instrument vóór de poort - los van de accreditatie van opleidingen.
Alleen de wijze waarop de examencommissie met de resultaten van een EVC-
procedure omgaat, wordt in de accreditatie meegenomen. De EVC-procedure zelf
wordt dus niet beoordeeld. Consequentie van de keuze dat EVC vóór de poort
plaatsvindt, is ook dat EVC een commerciële activiteit is van een instelling
waarvoor geen rijksbekostiging wordt ontvangen of gebruikt mag worden.
Het kabinet vindt mét de inspectie dat bij EVC-aanbieders in het hoger onderwijs
een betere scheiding tussen de verantwoordelijkheid voor EVC en die voor de
opleiding gewenst is. Die verantwoordelijkheid dient zodanig belegd te worden dat
sprake is van een strikte en heldere scheiding tussen enerzijds die voor de
opleiding en anderzijds die voor de ontwikkeling van EVC-procedures, de
uitvoering van EVC of de kwaliteitsbewaking ervan. Examencommissies moeten
dus geen Ervaringscertificaten ondertekenen. Het onvoldoende gescheiden zijn
van de verantwoordelijkheden heeft volgens de inspectie ook te maken met de
interne organisatie en het interne beleid van de instellingen.
Verantwoordelijkheden zijn vaak niet helder vastgelegd en decentraal belegd of
ontwikkeld. Ook zijn binnen instellingen soms onnodige verschillen in uitvoering
en kwaliteit. Deze kunnen bijvoorbeeld voorkomen worden door meer (centrale)
regie binnen de instellingen.
Overdraagbaarheid Ervaringscertificaten
Een belangrijk oogmerk van het convenant is het vergroten van het civiel effect
van EVC. In de ideale situatie, zo merkt de inspectie terecht op, is de
beoordelingsmaatstaf in een EVC-traject in alle gevallen gebaseerd op een
landelijk erkende standaard en worden Ervaringscertificaten van de ene EVC- en
onderwijsaanbieder door de andere geaccepteerd. Een dergelijke ideale situatie is
moeilijk te realiseren. Als oorzaak hiervoor noemt de inspectie dat de landelijk
vastgestelde beroepsprofielen in het hoger onderwijs te algemeen zijn om als
maatstaf te kunnen dienen voor een goede EVC-beoordeling. Daarom wordt als
meetlat vaak de instellingsspecifieke invulling van dat profiel gebruikt, die over
het algemeen sterk curriculumgericht is. Gevolg is dat Ervaringscertificaten
beperkt overdraagbaar zijn en alleen verzilverd kunnen worden bij de instelling
die het betreffende curriculum aanbiedt, tenzij daarover tussen instellingen apart
afspraken worden gemaakt.
Het kabinet hecht aan de convenantdoelstelling van verbetering van de
overdraagbaarheid van Ervaringscertificaten. De landelijk vastgestelde
beroepsprofielen in het hoger onderwijs zullen niet snel die concreetheid hebben
die een eenvoudige vertaling naar een EVC-beoordelingsstandaard mogelijk
maakt. Toch kunnen de landelijke opleidingsoverleggen bij de overdraagbaarheid
een rol vervullen. Zij kunnen voor hun eigen opleiding de Croho-standaard
uitwerken in een meer concrete beoordelingsmaatstaf voor EVC die vervolgens
door alle aanbieders gebruikt wordt. Volledige overdraagbaarheid is wellicht niet
te realiseren, maar verbetering van de overdraagbaarheid van
Pagina 4 van 8
Ervaringscertificaten is wel mogelijk. De werkgeversorganisaties VNO-NCW en Datum
MKB-Nederland hebben in hun notitie `stelselmatig samenwerken' recent weer
Onze referentie
gepleit voor meer gestructureerd overleg op landelijk niveau tussen het afnemend
beroepenveld en de opleidingsaanbieders. In de overleggen tussen PLW/2010/9072
opleidingsaanbieders en afnemend beroepenveld zouden de
beoordelingsmaatstaven voor EVC ook een plek moeten krijgen.
In het kader van de `Tijdelijke stimuleringsregeling leven lang leren HBO 2009'
hebben zeven hogescholen in 2009 subsidie ontvangen voor de doorontwikkeling
tot instituten voor een Leven Lang Leren. Deze hogescholen streven naar een
brede dienstverlening op het gebied van een leven lang leren, en zullen dus ook
vaak EVC-aanbieders willen zijn. Het kabinet zal de zeven hogescholen aansporen
om als prioriteit binnen hun Leven Lang Leren-projecten ook te kiezen voor het
uitwerken van de landelijke CROHO-standaarden tot voor EVC geschikte
beoordelingsmaatstaven. Samenwerking hierbij tussen de ontwikkelaars van
vergelijkbare opleidingen bij deze hogescholen, kan resulteren in de
overdraagbaarheid die voor EVC zo van belang is. De ervaringen opgedaan door
deze hogescholen kunnen vervolgens als voorbeeld dienen voor alle hogescholen
bij hun streven naar beoordelingsmaatstaven die EVC-proof zijn.
Informatievoorziening over EVC
De inspectie wijst erop dat de algemene informatie die EVC-aanbieders aan
potentiële EVC-kandidaten verstrekken niet altijd adequaat is. De hoger-
onderwijsinstellingen hebben bovendien de wettelijke plicht om de gronden
waarop buiten het onderwijs opgedane kennis en vaardigheden tot vrijstellingen
kunnen leiden (dus ook EVC) vast te leggen in de Onderwijs- en Examenregeling
(OER). Dit gebeurt echter vaak niet.
Het kabinet is met de Inspectie eens dat de informatievoorziening verbeterd moet
worden. Dat geldt ook voor de informatievoorziening binnen de instellingen,
bijvoorbeeld in de richting van de examencommissies. Uit het inspectieonderzoek
blijkt dat examencommissies niet altijd op de hoogte zijn van wat EVC precies
inhoudt. Zij laten de ontwikkelingen op zich afkomen. Veel leden van
examencommissies hebben weinig zicht op de interne procedures en
taakverdeling rond EVC en op het onderscheid tussen EVC enerzijds en
instroomassessments en intake anderzijds. Van de examencommissies mag een
proactievere houding worden verwacht in dezen.
Aan de informatievoorziening moet worden gewerkt, zowel binnen de instellingen
als in de richting van potentiële EVC-kandidaten. Dit zal onderdeel uitmaken van
het kwaliteitsplan. In paragraaf 4 wordt dit toegelicht.
Vraag en aanbod
Ondanks de forse groei van EVC-procedures in de laatste jaren, is bijna de helft
van de geregistreerde EVC-standaarden in 2008 niet benut omdat er geen
kandidaat was. Nog eens een derde heeft in 2008 niet meer dan drie kandidaten
gehad. Voor een groot deel van het EVC-aanbod geldt dus dat door assessoren en
begeleiders weinig ervaring wordt opgedaan met de uitvoering van procedures.
Dit kan de kwaliteitsverbetering belemmeren. Voor een goede kwaliteit is volume
nodig. De markt voor EVC moet zich in dat opzicht nog verder ontwikkelen. Een
ander punt is de acceptatie van Ervaringscertificaten van andere aanbieders.
Hierover zijn afspraken wenselijk. Op die manier wordt het civiel effect van de
Ervaringscertificaten bevorderd. Dit zal worden gestimuleerd via het in paragraaf
Pagina 5 van 8
4 beschreven kwaliteitsplan. Daarnaast zal dit ook expliciet aan de orde komen in Datum
de al eerder genoemde zeven projecten van de hbo-stimuleringsregeling.
Onze referentie
Overigens zal een groot aantal van de standaarden waarvoor geen kandidaten
waren, worden geschrapt. Het gaat daarbij om de standaarden die niet PLW/2010/9072
beoordeeld en voorlopig erkend waren tot 31 december 2009. En die geen
beoordeling en dus geen erkenning kunnen krijgen omdat op basis van die
standaard geen ervaringscertificaten zijn uitgereikt.
Ervaringscertificaten
De inspectie schetst een negatief beeld van de afgegeven Ervaringscertificaten:
geen enkel ervaringscertificaat voldoet aan alle criteria die in de kwaliteitscode is
afgesproken. Slechts 15% voldoet aan driekwart of meer van de eisen die aan de
certificaten worden gesteld. Voor een deel vloeit dit voort uit eerder besproken
punten (er is geen sprake van een EVC-procedure, maar van een
vrijstellingsprocedure bijvoorbeeld), maar ook andere punten vallen op. In slechts
36% van de gevallen is de EVC-rapportage leesbaar als zelfstandig document en
in slechts 33% is het oordeel gestoeld op feiten en onderbouwd met concrete
activiteiten. Het kabinet zal een verplicht format voor het Ervaringscertificaat
vaststellen in het kader van de gewenste kwaliteitsverbetering. Dit format, dat de
minimale eisen vastlegt waaraan een certificaat moet voldoen, is nu in
ontwikkeling en wordt dit voorjaar afgerond.
4. Afspraken met de koepelorganisaties HBO-raad, Paepon, VSNU en
MBO Raad
In de brief van 15 december 2009 over de kwaliteit van EVC (kenmerk 30012 nr.
30) heeft het kabinet stappen aangekondigd om in de komende drie jaar de
basiskwaliteit van EVC op orde te brengen. In aanvulling hierop heeft het kabinet
naar aanleiding van de onderzoeken van de inspectie in middelbaar
beroepsonderwijs en hoger onderwijs met HBO-raad, VSNU, Paepon en MBO Raad
afgesproken dat door de overheid een kwaliteitsplan EVC voor alle EVC-
aanbieders zal worden opgezet. Dit is een breed plan dat zich richt op verbetering
van EVC in zowel (bekostigd en onbekostigd) mbo, hbo als in de branches. Het
kwaliteitsplan EVC zal deels thema's bevatten die landelijk spelen en deels
toegesneden worden op vraagstukken van individuele instellingen. Het
Kenniscentrum EVC zal de instellingen bij de gewenste verbeterslag
ondersteunen.
Belangrijk onderdeel van het plan is de informatievoorziening over EVC. In de
afgelopen jaren is hierin al veel geïnvesteerd, maar de behoefte aan
informatievoorziening is nog altijd groot. Daarbij gaat het deels om het nogmaals
onder de aandacht brengen van wat al bekend is, deels om toelichting van punten
waarover onduidelijkheid bestaat en deels om nieuwe elementen. Het
kwaliteitsplan moet o.a. als resultaat hebben dat de instellingen in staat zijn om
bewust wel of niet voor EVC te kiezen en indien zij ervoor kiezen - EVC in te
richten conform de normen van de kwaliteitscode EVC.
Daarbij is het wenselijk dat het begrip EVC door de EVC-aanbieders en
convenantpartners uitsluitend gebruikt wordt voor die trajecten die voldoen aan
de kwaliteitscode. EVC-procedures bestonden al voordat het convenant gesloten
werd. Het helpt de verdere implementatie van EVC echter niet als de procedures
die destijds als EVC-procedures werden geduid, maar die niet voldoen aan de
code, nog altijd als EVC-procedures in de markt worden gezet.
Pagina 6 van 8
Het kwaliteitsplan EVC dat is voorzien bevat voor het hoger onderwijs in ieder Datum
geval de volgende elementen:
Onze referentie
- meer inzicht in het onderscheid tussen EVC enerzijds en
instroomassessments, 21+ toetsen, toelatingsonderzoeken en het PLW/2010/9072
vrijstellingenbeleid van een instelling;
- meer duidelijkheid over mogelijke sturingsmodellen (inclusief centrale
sturing) van het EVC-beleid binnen de instellingen waardoor een betere
scheiding van verantwoordelijkheden ontstaat;
- verbetering van de informatievoorziening aan (mogelijke) kandidaten en
medewerkers binnen de instellingen;
- voor het bekostigde onderwijs: het vastleggen van de gronden waarop
buiten het onderwijs opgedane kennis en ervaring tot vrijstellingen
kunnen leiden (dus ook EVC) in de Onderwijs en Examenregeling (OER)
van een instelling;
- wenselijkheid van afspraken over acceptatie van EVC-procedures van
andere aanbieders.
VSNU
Aanvullend heeft het kabinet met VSNU het volgende afgesproken. De
ontwikkeling van EVC aan universiteiten bevindt zich (behalve in het geval van de
Open Universiteit Nederland) in een beginfase. In overleg met VSNU zullen
daarom in de komende periode op een beperkt aantal EVC-relevante
(wetenschaps)gebieden pilots worden ontwikkeld. Niet bij elk wetenschapsgebied
is EVC relevant of bruikbaar. Met deze kanttekening wil ook VSNU een
convenantpartner EVC worden.
5. Externe beoordeling van het EVC-aanbod
De inspectie is van mening dat de externe beoordelaars van de EVC-aanbieders
slechts in beperkte mate een gemeenschappelijke werkwijze hanteren en dat hun
rapportages kunnen worden verbeterd. De inspectie vindt de beoordelende
organisaties te weinig kritisch over de EVC-aanbieders. Een mogelijke oorzaak is
volgens haar dat de beoordeling sterk gericht is geweest op papieren procedures
en minder op de kwaliteit van de uitvoering, de beoordelingsinstrumenten en de
concrete resultaten zoals uitkomsten van evaluaties onder kandidaten en de
kwaliteit van de Ervaringscertificaten.
Onder verwijzing naar mijn brief van 15 december over de kwaliteit van EVC
(kenmerk 30012 nr. 30) is het kabinet van mening dat een gedegen en een
identieke wijze van beoordeling van de standaarden van alle EVC-aanbieders de
basis vormt van een goede uitvoering van EVC. Het kabinet vindt het van
essentieel belang dat de beoordelingspraktijk snel verbeterd wordt. In goed
overleg met de convenantpartners zal het kabinet dit oppakken. Daarbij wordt
aan twee zaken gewerkt:
· een heldere en eenduidige set van werkafspraken;
· een identieke werkwijze door de beoordelende organisaties.
Verder wordt onderzocht of het aantal (nu zes) beoordelende organisaties kan
worden beperkt. Ook dit kan voor meer uniformiteit in de beoordelingen zorgen.
Pagina 7 van 8
Datum
6. Landelijke regie
Onze referentie
De inspectie is van mening dat in de afgelopen jaren de rijksoverheid, de PLW/2010/9072
convenantpartners en het Kenniscentrum EVC onvoldoende regie hebben
gevoerd. Nu de uitgangspunten van EVC zijn vastgelegd, een breed aanbod tot
stand is gekomen en de vraag is toegenomen, is het volgens de inspectie tijd om
de kwaliteit van de uitvoering te verbeteren. Zoals in mijn brief van 15 december
over de kwaliteit van EVC is aangegeven, is voor de toekomst de kwaliteit van
EVC inderdaad essentieel. Daarom heb ik ook voor de komende drie jaar de regie
genomen om de basiskwaliteit van EVC op orde te brengen. Dit neemt overigens
niet weg dat ook de overige convenantpartners onmisbare schakels zijn in de
verbetering van de kwaliteit van EVC. Ik ben met hen in gesprek over de taken
die zij voor de lange termijn op zich nemen. Verder zullen in 2010 met hen
afspraken worden gemaakt over een goed systeem van kwaliteitsborging voor de
periode na 2012. EVC moet zich dan zo ontwikkeld hebben dat er weer meer
evenwicht kan komen in de verantwoordelijkheden van de overheid en de
(andere) convenantpartners, zodat de waarde van het Ervaringscertificaat voor de
burger is gegarandeerd.
7. Slot
In 2011 wordt de stand opnieuw opgemaakt. Dan zal de inspectie nog eens
onderzoek doen naar de kwaliteit van EVC. Het kabinet heeft er veel vertrouwen
in dat er dan een belangrijke verbeterslag gemaakt is. Vanzelfsprekend zal het
kabinet u informeren over de resultaten van dit onderzoek.
De staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
Marja van Bijsterveldt-Vliegenthart
Pagina 8 van 8
---- --