UMC St Radboud


Vroege onderkenning van autisme bepleit
07-06-2010

Speciaal geschoolde deskundigen, bijvoorbeeld medewerkers van consultatiebureaus, kunnen al bij tweejarige of nog jongere kinderen signalen van autisme herkennen. Gezondheidszorgpsycholoog Iris Servatius-Oosterling, werkzaam bij Karakter Kinder- en Jeugdpsychiatrie Universitair Centrum, een samenwerkingsverband van het UMC St Radboud, pleit in haar proefschrift voor scholing op het gebied van vroege herkenning van autisme voor bepaalde groepen professionals. Servatius-Oosterling promoveert op 14 juni.

Alarmsignalen

Een autismespectrum-stoornis wordt in Nederland vaak pas vastgesteld rond de leeftijd van 4 à 5 jaar of nog later. De ouders van het kind zijn dan meestal al de nodige opvoedingsproblemen tegengekomen en met een opeenstapeling van onbegrip, stress en andere moeilijkheden geconfronteerd. Het is in veel gevallen echter goed mogelijk om autisme al vóór de leeftijd van 36 maanden te herkennen, zo stelt Servatius-Oosterling. Vroege herkenning verloopt in twee stappen, via een zogenoemd vroeg-detectieprogramma. De eerste stap is een grove screening aan de hand van acht alarmsignalen, bijvoorbeeld nog geen losse woordjes zeggen met achttien maanden of niet reageren op aangesproken worden bij twaalf maanden. Als het kind gedrag vertoont dat overeenkomt met één van de alarmsignalen, is een aanvullende screening met een speciale vragenlijst nodig. Deze tweede stap kan bijvoorbeeld plaatsvinden op het consultatiebureau of bij een centrum voor integrale vroeghulp. Als ook deze aanvullende screening positief is, moet een kind worden doorverwezen naar een kinderpsychiatrisch centrum om definitief uitsluitsel te krijgen.

Klinische blik

Essentieel voor vroege herkenning is, dat artsen of andere medewerkers van bijvoorbeeld consultatiebureaus de acht alarmsignalen kennen en dat zij geschoold zijn in het afnemen van de speciale vragenlijst. Daarnaast moeten zij leren een `klinische blik' te ontwikkelen voor het herkennen van signalen. Servatius-Oosterling toont aan, dat de kans op een diagnose vóór de leeftijd van 36 maanden toeneemt van vijf procent naar bijna dertig procent door scholing, in combinatie met introductie van het vroeg-detectieprogramma. Of de stoornis al zo jong wordt herkend, hangt mede af van de ernst van de beperkingen. De ernst van de stoornis kan van kind tot kind sterk verschillen.

Opvoedingsdeskundigen zijn overtuigd van het belang van de vroege herkenning van autisme. Voor peuters en kleuters met autisme zijn goede opvoedings- en begeleidingsprogramma's beschikbaar, bijvoorbeeld op medische kinderdagverblijven. De ouders kunnen geholpen worden om beter met hun kind om te gaan, waardoor het zich waarschijnlijk beter ontwikkelt en er in het gezin minder stress en spanningen ontstaan. Servatius-Oosterling pleit er dan ook voor, dat professionals van consultatiebureaus en andere betrokken deskundigen zich laten (bij)scholen op het gebied van vroege herkenning van autisme.

Oudertraining

De promovenda onderzocht of een speciale training voor ouders van een jong kind met autisme iets toevoegt aan de bestaande zorg. Zij vergeleek kinderen van ouders die een jaar lang een speciale oudertraining volgden met kinderen van ouders die zo'n training niet kregen. Alle kinderen kregen de reguliere zorg voor autisme. Na één jaar bleek, dat alle kinderen vooruit waren gegaan op het gebied van vroege sociale vaardigheden en taal; tussen beide groepen kinderen was echter nauwelijks een verschil in vooruitgang te zien. Servatius-Oosterling concludeert, dat het niveau van de huidige zorg voor jonge kinderen met autisme in Nederland al behoorlijk hoog lijkt, maar ook dat er wat betreft behandeling en begeleiding wellicht nog verbeteringen mogelijk zijn.

Over autisme

Mensen met een autismespectrum-stoornis hebben beperkingen op het gebied van taal en communicatie en sociale interactie. Daarnaast valt bij hen vaak op, dat ze moeite hebben met verbeelding en stereotiep gedrag vertonen of gedrag dat doorlopend herhaald wordt. De autistische stoornis, het syndroom van Asperger en PDD-NOS worden samen autismespectrum-stoornissen genoemd. Autisme ontstaat door veranderingen in hersenstructuren of in neurale netwerken. In ongeveer tien tot vijftien procent van de gevallen is een duidelijke genetische oorzaak gevonden.
Volgens recente studies komt autisme voor bij naar schatting één procent van de bevolking, bijna vier keer vaker bij jongens dan bij meisjes.