geannoteerde agenda van de Raad Algemene Zaken en de Raad Buitenlandse
Zaken (inclusief Ontwikkelingssamenwerking) van 14 juni 2010.
Kamerbrief inzake geannoteerde agenda van de Raad Algemene Zaken en de Raad
Buitenlandse Zaken (inclusief Ontwikkelingssamenwerking) van 14 juni 2010.
Kamerbrief | 7 juni 2010
Graag bied ik u hierbij aan de geannoteerde agenda van de Raad Algemene
Zaken en de Raad Buitenlandse Zaken van 14 juni 2010. De ministers voor
Ontwikkelingssamenwerking zullen deelnemen aan het voor hen relevante
deel van de Raad Buitenlandse Zaken.
De Minister van Buitenlandse Zaken,
Drs. M.J.M. Verhagen
Geannoteerde agenda van de Raad Algemene Zaken en de Raad Buitenlandse
Zaken (inclusief Ontwikkelingssamenwerking) van 14 juni 2010
Raad Algemene Zaken
Voorbereiding Europese Raad, Europese Raadsconclusies
De Raad Algemene Zaken (RAZ) zal de conceptconclusies bespreken van de
Europese Raad (ER) van 17 juni a.s. Op het moment van schrijven was
daarvan nog geen ontwerptekst beschikbaar. De inzet van Nederland
tijdens de ER gaat uw Kamer conform te doen gebruikelijk toe via de
geannoteerde agenda voor de ER.
De volgende onderwerpen staan geagendeerd: de Europa 2020-strategie,
een eerste bespreking op basis van een tussenrapportage van de
werkgroep Van Rompuy over onder meer versterking van het Stabiliteit-
en Groei Pact, voorbereiding van de G20-top in Toronto (26-27 juni
a.s.), de Millennium Development Goalsen klimaatverandering. Daarnaast
zal de ER waarschijnlijk kort komen te spreken over de werkzaamheden
van de Reflectiegroep rond de toekomst van Europa onder leiding van de
heer Gonzales.
De ER zal de nodige aandacht besteden aan bespreking van de Europa
2020-strategie. Het is de bedoeling dat de ER de nieuwe strategie
aanneemt, inclusief de kwantitatieve doelstellingen. De Nederlandse
inzet ging uw Kamer eerder toe ter voorbereiding op de ER van maart jl.
(Kamerstuk 21501-20, nr. 470). Een ander belangrijk onderwerp betreft
aanscherping van het Stabiliteit- en Groei Pact en versterkte
economische coördinatie. De tussenrapportage die de werkgroep Van
Rompuy zal opstellen ten behoeve van de bespreking was op het moment
van schrijven nog niet ontvangen. De Nederlandse inzet voor de
werkgroep ging uw Kamer per brief van minister De Jager toe (kamerstuk
21501-07 nr. 731).
Nederland meent dat binnen de G20 de aandacht moet worden verlegd van
stimulerende maatregelen naar het aanpakken van begrotingstekorten en
de implementatie van structurele hervormingen. Ook dient hervorming van
financiële-sectorregulering en toezicht hoog op de agenda te blijven
staan. Uw Kamer zal nog nader worden geïnformeerd over de Nederlandse
inzet voor de Toronto-top.
Voortbouwend op eerdere bespreking in de Raad Buitenlandse Zaken (RBZ),
zal de ER van gedachten wisselen over het EU-beleid ten aanzien van de
millennium ontwikkelingsdoelen (MDGs). Dit ter voorbereiding op de VN
MDG-top die op 20-22 september a.s. in New York plaatsvindt. De top
biedt een goede gelegenheid voor aanscherping van zowel de EU-inzet als
de inzet van andere belangrijke actoren ter ondersteuning van de
plannen van ontwikkelingslanden voor het bereiken van de MDGs.
Ten aanzien van klimaatverandering zal de ER van gedachten wisselen
over de onlangs verschenen Commissiemededeling over de overgang van 20
naar 30% emissiereductie. Tevens zal de ER oproepen tot snelle
implementatie van vroege klimaatfinanciering. Ook zal de ER ertoe
besluiten klimaatverandering wederom te agenderen voor de
najaars-Europese Raad ter voorbereiding van CoP-16 in Cancún.
IJsland is vooralsnog `pro memorie' op de agenda van de Europese Raad
geplaatst. Nog niet precies duidelijk is welk besluit het
voorzitterschap met de agendering beoogt, en wat de inhoud van de
conclusies zal zijn. Mogelijk wordt dit onderwerp ook weer van de
agenda gehaald.
Burgerinitiatief
Het Spaanse voorzitterschap beoogt tijdens de RAZ een algemene
oriëntatie aan te nemen over het voorstel van de Commissie voor de
verordening inzake het Europees Burgerinitiatief. De verordening is een
uitwerking van hetgeen in het Verdrag van Lissabon is afgesproken, te
weten in artikel 11 lid 4 van het Verdrag betreffende de Europese Unie.
Nederland stuurde reeds zijn reactie op het Groenboek Europees
Burgerinitiatief aan de Commissie, waarin ook het commentaar van uw
Kamer werd meegenomen. Een afschrift van deze brief ging uw Kamer op 17
februari jl. toe (kamerstuk 30 184, nr. 32). Tevens ging u de
Nederlandse inzet toe, voorafgaand aan de vorige RAZ van 22 en 23 april
jl.
Het voorstel voorziet in de uitwerking van de procedures en voorwaarden
voor de indiening van een burgerinitiatief en schept een mogelijkheid
voor EU-burgers om de Commissie te verzoeken, binnen het kader van haar
bevoegdheden, een voorstel uit te werken. De besluitvorming over de
verordening vindt plaats met gekwalificeerde meerderheid. Het EP is
medewetgever.
Nederland is voorstander van de introductie van het Europees
burgerinitiatief, omdat dit de betrokkenheid van de burger bij de EU
kan vergroten. Voor de Nederlandse regering was een belangrijk
uitgangspunt in de besprekingen over de uiteindelijke tekst dat het
instrument van het burgerinitiatief zo uitvoerbaar en zo simpel als
mogelijk is. Nederland is tevreden met het nu voorliggende
tekstvoorstel omdat in het algemeen recht gedaan wordt aan dit
uitgangspunt. Nederland heeft, met andere lidstaten, weten te bereiken
dat de invulling van de authenticiteitcontrole van steunbetuigingen bij
de lidstaten wordt gelegd, op basis van steekproeven kan worden
uitgevoerd en uitdrukkelijk geen controle van handtekeningen inhoudt.
In het voorstel is daarbij eveneens rekening gehouden met de
(on)mogelijkheden in verband met de privacy en wettelijke beperkingen
in de verschillende lidstaten. Nederland kan derhalve controleren op
basis van naam, adres, woonplaats en geboortedatum. Het gebruik van en
de controle op Burger Service Nummers en paspoortnummers is niet
vereist.
Nederland heeft ter verhoging van de representativiteit gepleit voor
een hoger minimum aantal steunbetuigingen uit Nederland. Dit heeft het
echter niet gehaald. Conform de toezegging die ik uw Kamer tijdens het
AO voorafgaand aan de RAZ van 22 en 23 april jl. heb gedaan, heeft
Nederland zich tevens hard gemaakt voor het opnemen van een bepaling in
het voorstel dat herhaalde verzoeken niet in behandeling zouden worden
genomen. Dit voorstel kon echter op onvoldoende steun van de lidstaten
en de Commissie rekenen. Nederland zal zich ervoor inzetten dat
herhaalde initiatieven kunnen worden gekwalificeerd als `niet serieus'.
Implementatie cohesiebeleid
Onder dit agendapunt zal de Commissie een presentatie geven van haar
Strategisch Rapport 2010 over de implementatie van het cohesiebeleid
(de structuurfondsenprogramma's) in de huidige financiële periode
(2007-2013). De Raad zal zich hierover uitspreken middels conclusies.
De conclusies verwelkomen de tijdige uitvoering van de programma's en
de bijdrage die deze leveren aan de doelstellingen van de
Lissabonstrategie / Europa 2020-strategie.
Nederland heeft samen met andere lidstaten in de besprekingen over de
concept-Raadsconclusies weten te bewerkstelligen dat deze conclusies
niet vooruitlopen op de komende Financiële Perspectieven.
Gelet op de uitgebreide agenda van de Raad en de mate van
overeenstemming over de conceptconclusies is de verwachting dat niet
veel discussie over dit agenda onderwerp zal plaatsvinden.
Ultraperifere gebieden
De Commissie zal verslag uitbrengen van het op 27 en 28 mei jl. te
Brussel gehouden First Forum for Outermost Europe. Een Ultraperifeer
Gebied (UPG) maakt de factodeel uit van de EU en is derhalve gehouden
aan de regels omtrent vrij verkeer van goederen, personen, etc. Een
land en gebied overzee (LGO) maakt geen deel uit van de EU en ook niet
van de interne markt. Wel heeft een LGO een preferentiële toegang tot
de interne markt.
Het forum werd bijgewoond door 400 vertegenwoordigers van de 9 UPGs
(Canarische Eilanden, Madeira, Azoren, Frans Guyana, Guadeloupe,
Martinique, St. Maarten (FRA), St. Barthelome en Reunion) en
voorgezeten door de president van de Canarische Eilanden. Gesproken is
over de economische situatie van de UPGs en welke rol de EU speelt in
de ontwikkeling van de gebieden. Nederland heeft niet aan het forum
deelgenomen.
De Raad zal conclusies aannemen over het forum. Op het moment van
schrijven waren deze nog niet beschikbaar. Nederland zal zich ten
aanzien van de EU-steun aan de UPGs op het standpunt stellen dat er in
de conclusies niet mag worden vooruitgelopen op de komende Financiële
Perspectieven. Nederland is er immers voorstander van dat in de
toekomst structuur- en cohesiefondsen alleen nog maar bestemd moeten
zijn voor de minst welvarende regio's in de minst welvarende lidstaten.
EDEO
De Raad zal mogelijk spreken over de EDEO. Indien de besprekingen
tussen de Hoge Vertegenwoordiger (HV), de Commissie, de Raad en het
Europees Parlement (quadriloog) over het conceptbesluit, het
personeelsstatuut en het financieel reglement tot een uitkomst leiden,
zal de HV de Raad, naar verwacht, vragen in te stemmen met het
EDEO-besluit. Zoals aangegeven in de kabinetsappreciatie die uw Kamer
op 12 april jl. toeging en met uw kamer is besproken, zal Nederland
niet met het besluit kunnen instemmen als er geen voorafgaande
duidelijkheid is verkregen over de personele opbouw van de EDEO en de
kosten.
Raad Buitenlandse Zaken
Portugal heeft op 2 juni jl. voorgesteld het MOVP te bespreken, zo
mogelijk aan de hand van een situatieschets en een optiespaper. Ierland
deed een voorstel van gelijke strekking. Of en, zo ja, de voorgestelde
bespreking plaatsvindt, is op het moment van schrijven van deze
annotatie nog niet bekend. Nederland steunt dit voorstel. De
gebeurtenissen rond het Gaza-flottielje bedreigen de "proximity talks"
en het is wenselijk te bespreken op welke wijze de EU onder deze
omstandigheden de voortgang van het MOVP het best kan bevorderen.
Iran
De Raad zal de laatste ontwikkelingen inzake het Iraanse nucleaire
programma bespreken. In het meest recente rapport van het IAEA van 31
mei jl., dat na afloop van de IAEA Bestuursraad op 7 juni a.s. openbaar
gemaakt zal worden, wordt geconcludeerd dat Iran nog immer in gebreke
blijft bij het voldoen aan de eisen van het IAEA en de VN
Veiligheidsraad en dat niet met zekerheid kan worden vastgesteld dat
het nucleaire programma van Iran volledig vreedzaam van aard is. Het
rapport gaat niet in op het akkoord van Iran met Brazilië en Turkije
van 17 mei jl., waarover Iran het IAEA voorafgaand aan het uitkomen van
het rapport had geïnformeerd. Naar verwachting zal het IAEA binnenkort
reageren op de Iraanse brief.
In New York zijn de besprekingen in de VNVR over een nieuwe
sanctieresolutie jegens Iran nagenoeg afgerond. De conceptresolutie,
die op steun kan rekenen van de vijf permanente leden en Duitsland
(P5+1), bouwt voort op eerdere sanctieresoluties. De inhoud van de
bespreking in de Raad zal mede afhangen van de vorderingen die in New
York worden gemaakt met het aannemen van de resolutie.
Zoals bekend betreurt de Nederlandse regering het voortdurend
uitblijven van constructieve samenwerking van Iran met het IAEA en de
VNVR. De regering staat open voor positieve uitkomsten van de
diplomatieke inspanningen van Brazilië en Turkije, maar vindt niet dat
het besluitvormingstraject over nieuwe sancties hierdoor vertraagd mag
worden. Zolang Iran zich niet committeert aan een constructieve,
inhoudelijke dialoog met de P5+1, wordt het tweesporenbeleid
voortgezet. De regering ondersteunt dan ook de voortgaande
voorbereiding van een nieuwe VNVR-sanctieresolutie en blijft tevens
inzetten op voortvarende interne voorbereidingen van aanvullende
EU-maatregelen. De nadruk moet hierbij liggen op krachtige maatregelen
gericht tegen het Iraanse leiderschap, die de bevolking zo veel
mogelijk ontzien. Zoals u bekend is de regering van mening dat de EU
ernaar moet streven dergelijke maatregelen te treffen in aanvulling op
een VNVR-resolutie met zo veel mogelijke gelijkgezinde landen.
Nederland zal verder opnieuw aandacht vragen voor de voortdurende
mensenrechtenschendingen in Iran. Mede overeenkomstig de strekking van
de Raadsverklaring van 22 maart jl. en ter uitwerking van Nederlandse
voorstellen voor maatregelen gericht tegen internetcensuur, zullen
Nederland en Frankrijk aan het begin van de zomer een bijeenkomst
organiseren waar met andere landen, internationale instellingen,
maatschappelijke organisaties, ICT-bedrijven, academici en
mensenrechtenverdedigers gesproken zal worden over de wereldwijde
bevordering van internetvrijheid. Hierbij zal onder meer een initiatief
voor een internationale gedragscode voor bedrijven aan de orde komen,
dat Nederland en Frankrijk momenteel samen uitwerken. Verder zal
aandacht worden besteed aan de juridische inbedding van
internetvrijheid, monitoring van internetcensuur en ondersteuning van
mensenrechtenverdedigers bij hun gebruik van internet. Het gaat om de
eerste bijeenkomst van de zogenaamde Leading GroupInternetvrijheid.
Tijdens mijn ontmoeting op 25 mei jl. met mijn Franse collega Kouchner
hebben we besloten tot oprichting van deze groep.
Westelijke Balkan
De hoofdaanklager van het Joegoslavië-Tribunaal (ICTY), de heer
Brammertz, zal een toelichting geven op zijn halfjaarlijkse rapportage
aan de VN-Veiligheidsraad over de mate waarin de landen van de
Westelijke Balkan samenwerken met het ICTY. Op het moment van schrijven
van deze geannoteerde agenda is de rapportage van de heer Brammertz nog
niet beschikbaar.
In december 2009 toonde Brammertz zich tevreden over de Servische
samenwerking met het tribunaal. Daarom besloot de Raad toen de interim
Stabilisatie- en Associatieovereenkomst (SAO) tussen de EU en Servië in
werking te stellen (zie ook kamerstuk 21 501-02 van 9 december jl.). De
Raad besloot toen eveneens, na het eerstvolgende rapport van Brammertz
aan de Veiligheidsraad, in juni 2010 terug te zullen komen op de vraag
of de SAO zelf ter goedkeuring aan de 27 nationale parlementen van de
lidstaten zou kunnen worden voorgelegd. Indien Brammertz opnieuw tot
een positief oordeel komt zal de regering instemmen met het ter
ratificatie voorleggen van de SAO aan de 27 nationale parlementen.
Ook zal de samenwerking van Kroatië met het ICTY aan de orde komen.
Nederland zal erop aandringen dat Kroatië het onderzoek naar de
vermiste documenten onverwijld voortzet. Met verwijzing naar het AO dat
ik op 11 februari jl. met uw Kamer voerde, zal ik de wens herhalen dat
samenwerking met het ICTY wordt opgenomen als sluitingsijkpunt in het
onderhandelingshoofdstuk 23 (rechterlijke macht en fundamentele
vrijheden). Het voorzitterschap hoopt dit hoofdstuk eind juni te kunnen
openen.
De Raad zal voorts kort terugblikken op de ministeriële bijeenkomst
over de Westelijke Balkan die op 2 juni jl. plaatsvond te Sarajevo.
Tijdens deze bijeenkomst werd het perspectief op lidmaatschap voor de
landen van de regio herbevestigd. Tegelijkertijd werd het belang van
strikte toepassing van de toetredingscriteria benadrukt.
Tot slot zal de Raad besluiten tot mandaatverlenging van de EU-missie
in Kosovo (EULEX) met twee jaar tot 14 juni 2012. Deze grootste civiele
EU-missie is inmiddels anderhalf jaar operationeel. EULEX heeft in
Kosovo niet alleen een belangrijke controlerende, adviserende en
ondersteunende taak, maar ook een aantal executieve taken. Zo beschikt
de missie over speciale politie-eenheden die onder andere ter
ondersteuning van de Kosovaarse politie zijn ingezet bij de onlusten op
30 mei jl. in de stad Mitrovica. Ook zijn er EULEX-rechters en
-aanklagers die uitvoerend optreden. Zo leidt EULEX momenteel een
onderzoek naar van corruptie verdachte Kosovaarse
regeringsfunctionarissen.
Gesteund door EULEX, zet Kosovo stappen in de opbouw van een
zelfstandig functionerende rechtstaat. De afgelopen periode heeft de
Kosovaarse politie verschillende taken van EULEX overgenomen. De
achterstand bij de behandeling van rechtszaken neemt af. In het noorden
van Kosovo is het aantal veiligheidsincidenten en criminele
activiteiten afgenomen mede dankzij de inspanningen van EULEX gericht
op het stimuleren van dialoog en het verbeteren van douanetoezicht. Er
valt echter nog veel werk te verrichten. Nederland zal blijven streven
naar handhaving van een bijdrage aan de missie van 40-60
functionarissen.
Oost Afrika: piraterij
Dit agendapunt zal worden besproken door zowel door de ministers van
Buitenlandse zaken tijdens het RBZ-deel als door de ministers voor
Ontwikkelingssamenwerking tijdens het OS-deel.
De Raad zal spreken over de resultaten van het bezoek van HV Ashton aan
Kenia en Tanzania op 18 en 19 mei jl. Zij wilde met deze reis de
verdere mogelijkheden verkennen tot overdracht van piraterijverdachten
in de regio door de missie Atalanta.
Zoals vermeld in de geannoteerde agenda voor de RBZ van mei jl.
(Kamerstuk 21501-02) heeft Kenia onlangs laten weten de overeenkomsten
met verschillende landen en organisaties over de overdracht van
piraterijverdachten per 6 oktober a.s. te willen beëindigen, inclusief
de overeenkomst met de EU. Kort voor het bezoek van HV Ashton stelde de
Keniaanse regering evenwel een taakgroep in die alle overdracht-MoU's
nogmaals tegen het licht zal houden. De taakgroep zal naar verwachting
medio juni advies uitbrengen aan de regering, waarna besprekingen met
alle ondertekenaars van de MoU's zullen plaatsvinden. Tijdens het
bezoek van de HV maakte de Keniaanse regering ook bekend dat voorlopig
alle verzoeken tot overdracht nog per casus zullen worden beoordeeld.
Bij haar bezoek aan Tanzania kreeg de HV de toezegging dat Tanzania met
de EU in gesprek zal gaan over het sluiten van een
overdrachtsovereenkomst met de EU.
De regering is voorzichtig optimistisch over de resultaten van het
bezoek van de HV, maar zal de follow-upnauwgezet blijven volgen. De
regering blijft bezorgd over de gevolgen van beëindiging van de
overeenkomst met Kenia. Hiermee kan het juridische sluitstuk van de
succesvolle Atalanta-missie in gevaar komen. De komende periode moet
worden benut om met Kenia en andere landen in de regio een betere
regionale lastenverdeling tot stand te brengen. Nederland zal inzetten
op een meer geïntegreerde inzet van EU-middelen ten bate van
piraterijbestrijding. Onderdeel hiervan is het bestrijden van de
armoede in de regio.
Naar verwachting zal ook de mogelijkheid ter sprake komen om met steun
van de internationale gemeenschap in een land in de regio een speciaal
Somalisch hof te vestigen. Omdat een dergelijk initiatief de
mogelijkheden voor berechting van piraten vergroot en in lijn is met
eerdere initiatieven van de Nederlandse regering, zal de regering dit
steunen. Vanzelfsprekend moet de uitvoerbaarheid van zo'n initiatief
nog worden onderzocht.
Haïti - rampenrespons
De Raad zal spreken over een mogelijke versterking van de
EU-rampenrespons naar aanleiding van de evaluatie van de
EU-hulpverlening aan Haïti na de aardbeving van 12 januari jl.
Verschillende lidstaten en de Europese Commissie hebben gepleit voor
verdergaande coördinatie van de inzet van civiele, humanitaire en
militaire middelen door de EU in humanitaire noodsituaties. HV Ashton
heeft tijdens de RBZ van 11 mei jl. een rapport aangekondigd over de
ervaringen met de EU-hulpverlening in Haïti, dat onder meer aandacht
zal besteden aan de coördinatie en zichtbaarheid van de EU respons. Dit
rapport was bij het schrijven van deze geannoteerde agenda nog niet
beschikbaar. Mede op basis van dit rapport zal de Raad naar verwachting
spreken over eventuele versterking van de huidige structuren met een EU
Emergency Response Capability (ERC). De Europese Commissie heeft voor
het najaar van 2010 een mededeling hierover aangekondigd.
Nederland vindt dat versterking van het vermogen van de EU om op rampen
te reageren, gestoeld moet zijn op concrete problemen of lacunes in de
huidige EU-responsstructuur, en is vooralsnog niet overtuigd dat grote
wijzigingen noodzakelijk zijn. De evaluaties van het EU civiele
beschermingsmechanisme en van de EU-consensus over humanitaire hulp,
beide voorzien in de tweede helft van 2010, dienen bij de discussie
over de EU-rampenrespons te worden betrokken. Initiatieven tot
versterking van de EU-rampenrespons moeten bijdragen aan de snelheid,
effectiviteit en efficiëntie van de internationale hulpverlening en
niet leiden tot een extra coördinatielaag. Hierbij geldt dat de VN
leidend is in de coördinatie van de internationale hulp buiten de EU.
Een eventueel op te zetten ERC moet uitgaan van bestaande structuren,
zoals het EU Monitoring and Information Center(EU-MIC) dat de inzet van
civiele beschermingsmiddelen uit de EU coördineert. De regering zal zo
nodig onderstrepen dat de EU-rampenrespons gebruik moet maken van
bestaande capaciteiten van lidstaten en dat besluitvorming over het al
dan niet inzetten van fondsen, middelen of personen voor
rampenbestrijding een nationale verantwoordelijkheid is.
Cuba
In het kader van de jaarlijkse evaluatie van het gemeenschappelijk
standpunt ten aanzien van Cuba zal de Raad stilstaan bij de relatie met
Cuba en bezien op welke wijze deze het beste kan worden voortgezet. Het
verloop van de politieke dialoog tussen de EU en Cuba en de
ontwikkelingen op mensenrechtengebied zullen hierbij centraal staan.
De politieke dialoog met Cuba heeft sinds de laatste evaluatie van het
gemeenschappelijk standpunt in juni 2009 nog geen aansprekend resultaat
opgeleverd. Verschillende bijeenkomsten konden geen doorgang vinden.
Ook is de mensenrechtensituatie in Cuba het afgelopen jaar nauwelijks
verbeterd. Talloze politieke gevangenen zitten nog vast. Het overlijden
van politieke gevangene Orlando Zapata na zijn hongerstaking en de
huidige hongerstaking van Guillermo Farinãs geven reden tot grote zorg
over de situatie van politieke gevangenen. Een hoopgevende ontwikkeling
in dit verband is de recent gestarte dialoog tussen de Rooms Katholieke
Kerk en de Cubaanse regering, die geresulteerd heeft in de transfer van
een aantal zieke politieke gevangenen naar ziekenhuizen.
De regering is van mening dat het gemeenschappelijk standpunt
gehandhaafd moet worden zolang Cuba geen vooruitgang boekt op het
gebied van mensenrechten en onvoldoende inzet toont voor een zinvolle
politieke dialoog. De EU moet blijven aandringen op de
onvoorwaardelijke vrijlating van alle politieke gevangenen en
verbetering in de mensenrechtensituatie. Het is van belang de
mogelijkheid te behouden om Cuba direct en in een constructieve
omgeving aan te sporen tot verbeteringen. De politieke dialoog kan
hiertoe dienen en zou daarom naar de mening van de regering moeten
worden voortgezet.
Korfoe-proces
In aanloop naar de informele ministeriële bijeenkomst van de OVSE op 16
en 17 juli a.s. in Almaty, Kazachstan zal de Raad spreken over de
voortgang in het zogenaamde Korfoe-proces. Het Korfoe-proces is in 2009
door het voormalig Griekse OVSE-voorzitterschap in het leven geroepen
om de OVSE nieuw elan te geven. De afgelopen maanden hebben de
deelnemende staten aan de OVSE hiervoor inhoudelijke voorstellen gedaan
op uiteenlopende gebieden, waaronder wapenbeheersing,
conflictpreventie, mensenrechten en grensoverschrijdende bedreigingen.
De voorstellen hebben onder andere tot doel het vermogen van de OVSE te
versterken om crises te voorkomen en, in voorkomende gevallen, te
beheersen. Nederland heeft voorstellen gedaan voor afspraken die de
volledige implementatie van het OVSE-acquisop het gebied van vrijheid
van media moeten bevorderen. In juli zullen de ministers van
Buitenlandse Zaken van de OVSE informeel bijeenkomen om te spreken over
mogelijke vervolgstappen en een mogelijke OVSE-top in november 2010.
De regering vindt dat het Korfoe-proces met name gericht moet zijn op
het bevorderen van onderling vertrouwen binnen de OVSE. Daarbij moet er
niet alleen aandacht zijn voor `harde' veiligheid, maar ook voor
onderwerpen als mensenrechten, democratie en de rechtsstaat. Een
voldoende inhoudelijke agenda is wat de regering betreft een voorwaarde
voor het houden van een eventuele OVSE-top in november 2010.
Georgië
De Raad zal op verzoek van Litouwen spreken over de relaties tussen de
EU en Georgië. Er zal gesproken worden over de resultaten van de lokale
verkiezingen van 30 mei jl. en de bevindingen van de
ODIHR-verkiezingswaarnemers. Ook andere onderwerpen zullen aan de orde
kunnen komen, zoals de stand van zaken bij het voorbereiden van
visumfacilitatie- en terug- en overnameovereenkomsten met Georgië, de
start van de onderhandelingen over een nieuw Associatieakkoord ter
vervanging van de oude Partnerschap- en Samenwerkingsovereenkomst, de
voorwaarden voor onderhandelingen over een nieuw vrijhandelsakkoord,
ontwikkelingen op het gebied van mensenrechten en democratisering,
veiligheidsgerelateerde ontwikkelingen ten aanzien van de afvallige
gebieden en de Europese waarnemingsmissie EUMM.
Nederland is van mening dat blijvende Europese betrokkenheid bij
Georgië van groot belang is, mede ter bestendiging van de stabiliteit
in de Kaukasus. Nederland is voorstander van het afsluiten van een
nieuw en veelomvattend Associatieakkoord met Georgië en zet in op een
spoedige start van deze onderhandelingen. De EU zal zich tevens moeten
blijven committeren aan het respecteren van de territoriale integriteit
van Georgië en aan het vredesproces zoals gevoerd in Genève. De
Europese waarnemingsmissie EUMM speelt in dit kader een belangrijke
stabiliserende rol in de regio.
Soedan
De Raad zal naar verwachting spreken over de prioriteiten van de EU
voor Soedan in de komende periode die in het teken zal staan van de
aanloop naar het zelfbeschikkingsreferendum voor Zuid-Soedan, dat is
voorzien in januari 2011.
Een goede voorbereiding op het referendum door o.a. de National
Congress Party(die overwegend bestaat uit Noord-Soedanezen) en de Sudan
Peoples' Liberation Movement(overwegend Zuid-Soedanezen) is cruciaal.
Dat geldt eveneens voor het Abyei referendum en de `popular
consultations' in Zuid-Kordofan en Blue Nile. Nederland dringt daarbij
aan op een goede en spoedige afronding van het Comprehensive Peace
Agreement, door het maken van concrete afspraken tussen partijen over
uitstaande knelpunten, zoals grensafbakening, welvaartsdeling en
controle over natuurlijke hulpbronnen.
Tevens moeten de lessen die zijn geleerd uit het verkiezingsproces
worden toegepast op de organisatie van het referendum. Transparantie en
heldere afspraken ten aanzien van onder andere het registratie- en
identificatieproces zijn van groot belang om de geloofwaardigheid en
daarmee het draagvlak voor de uitkomst van het referendum te kunnen
garanderen.
Beide partijen zullen zich moeten voorbereiden op de transitie naar een
nieuwe situatie. De VN zal hierin een belangrijke rol spelen. De
VN-vredesmissie UNMIS is door de Veiligheidsraad verzocht om brede
steun te verlenen aan de voorbereidingen van het referendum, met
speciale aandacht voor veiligheidsregelingen. De bescherming van de
burgerbevolking heeft een hogere prioriteit gekregen in het recent
verlengde UNMIS mandaat.
De verwachting is dat de nieuw te vormen regering van Soedan in aanloop
naar het referendum voortgang zal willen boeken in het Darfur
vredesproces om zich volledig te kunnen richten op Zuid-Soedan. De
internationale gemeenschap dient druk op Soedan te houden om inclusieve
vredesbesprekingen in Doha spoedig te laten plaatsvinden. Nederland zal
hier in de Raad ook voor pleiten.
Kinderarbeid
In mei 2008 verzocht de Raad op initiatief van Nederland de Europese
Commissie te onderzoeken of het mogelijk is aanvullende maatregelen te
nemen tegen producten die zijn vervaardigd met de ergste vormen van
kinderarbeid, met inbegrip van handelsgerelateerde maatregelen. De
regering heeft vervolgens sterk aangedrongen op het spoedig tot stand
komen van een Commissierapport en bespreking daarvan op politiek niveau
door de Raad. Het bijgevoegde rapport kwam begin dit jaar uit en de
bespreking ervan zal tijdens de komende RBZ plaatsvinden. De regering
streeft ernaar dat de Raad de aanzet geeft tot grotere inspanningen van
de lidstaten in de strijd tegen kinderarbeid, op basis van een
integrale strategie die betrekking heeft op een brede reeks van
instrumenten op het gebied van politieke dialoog,
ontwikkelingssamenwerking, maatschappelijk verantwoord ondernemen (MVO)
en handel.
De motie Voordewind-Cramer van 2 juli 2009 (Kamerstuk nr. 29 31263)
verzocht de regering een reactie op te stellen naar aanleiding van het
rapport van de Europese Commissie. In reactie op deze motie diene het
volgende. Het rapport `Combatting Child Labour' (Commission Staff
Working Document, 14.1.2010, SEC(2010)37 Final) dat in januari 2010
werd uitgebracht, biedt allereerst een nuttig overzicht van de huidige
maatregelen tegen kinderarbeid. Het rapport stelt dat
ontwikkelingssamenwerking de belangrijkste pijler is van de EU-inzet
tegen kinderarbeid, vanwege de sterke link tussen armoede en
kinderarbeid en tussen onderwijs en kinderarbeid. Daarnaast gaat het
rapport uitgebreid in op MVO en de diverse initiatieven van de Europese
Commissie op dat terrein, zoals studies naar ketenverantwoordelijkheid
en aansprakelijkheid van EU-bedrijven die buiten de EU opereren. Het
rapport concludeert dat de EU-inzet in de strijd tegen kinderarbeid
geïntensiveerd kan worden en dat deze gestoeld moet zijn op een
samenhangende en holistische beleidsaanpak. Onderdelen van die
beleidsaanpak zijn politieke dialoog, ontwikkelingssamenwerking,
binnenlandbeleid en handelsmaatregelen. Wat betreft restrictieve
handelsmaatregelen geeft de Commissie drie opties die verder kunnen
worden onderzocht: intrekking van preferenties krachtens het Algemeen
Preferentieel Stelsel bij systematische schendingen van internationale
normen op het gebied van kinderarbeid, uitsluiting van openbare
aanbesteding en een importverbod op producten. Het rapport plaatst
enkele vraagtekens bij restrictieve handelsmaatregelen -- hoe effectief
zijn ze, hoe verhouden ze zich tot bredere ontwikkelingsdoeleinden, hoe
de uitvoerbaarheid te verzekeren, hoe verborgen protectionisme te
voorkomen?
De regering vindt dat het rapport een goede bijdrage levert aan de
discussie en heeft waardering voor de erkenning dat de EU meer kan doen
in de strijd tegen kinderarbeid. Tegelijk meent zij dat het rapport een
grotere `sense of urgency' ten toon had kunnen spreiden, zeker in het
licht van de nieuwste cijfers in het ILO Global Monitoring Report 2010,
die laten zien dat de strijd tegen kinderarbeid stagneert. Daarom zet
de regering zich in voor Raadsconclusies die de aanzet geven tot acties
tegen kinderarbeid door de EU en de lidstaten op alle genoemde
terreinen.
EUBAM Rafah
In het kader van de jaarlijkse voortgangsrapportage over de EUBAM
Rafah-missie meldt de regering u hierbij dat de Raad de genoemde missie
op 12 mei jl. met een jaar heeft verlengd. Nederland heeft ook
gedurende dit nieuwe mandaat twee marechaussees op stand-bystaan voor
het geval de missie gereactiveerd wordt.
EUJUST LEX Irak
Het mandaat van de civiele missie EUJUST LEX Irak zal op 16 juni a.s.
door de Raad verlengd worden met twee jaar tot juni 2012. Nederland
neemt vooralsnog met twee personen deel aan deze missie, die een
bijdrage levert aan de ontwikkeling van de justitiële sector in Irak.
Nederland juicht de voorziene overheveling van de missie van Brussel
naar Irak toe. EUJUST LEX zal op deze manier haar diensten beter aan de
Irakese behoeften kunnen aanpassen. Bij het besluit tot overheveling is
rekening gehouden met de veiligheidssituatie in Irak, die ook de
komende mandaatperiode nauwlettend zal worden gevolgd.
Raad Buitenlandse Zaken, deel Ontwikkelingssamenwerking
Oost Afrika: piraterij
Zie hierboven onder RBZ-deel.
MDGs, inclusief MDG-initiatief
De ministers voor Ontwikkelingssamenwerking zullen hun besprekingen
afronden over de EU-positie voor de VN MDG-top in New York in september
(26-27). Deze positie zal voor een belangrijk deel gebaseerd zijn op de
eerdere mededeling van de Europese Commissie over de MDGs. Hoofdpunten
van de EU-inzet zijn onder meer de nadruk op aanpak van `achterlopende'
MDGs, de eigen verantwoordelijkheid van ontwikkelingslanden, het
nakomen van afspraken over omvang van de hulp, effectievere hulp door
scherpere werkverdeling, het belang van de bredere agenda (handel,
belastingen, landbouw/voedselzekerheid, klimaatverandering, etc.) en de
rol van bedrijfsleven en ondernemerschap, inclusief innovatieve
privaatpublieke partnerschappen en microfinanciering. Vooral de
versterking van afspraken over het bereiken van de toegezegde
hulpomvang zal waarschijnlijk nog voor de nodige discussie zorgen.
Nederland is voorstander van regelmatige bespreking van de
hulpinspanningen van de lidstaten in de Raad.
Inmiddels werkt de Commissie aan een MDG-initiatief gericht op de
ACS-landen (Afrika, Caraïben en Stille Oceaan) dat is gekoppeld aan de
Mid Term Reviewvan het tiende EOF (Europees Ontwikkelingsfonds). De
bedoeling is om een gedeelte van de voor de Mid Term Reviewbeschikbare
middelen in te zetten ter ondersteuning van de MDGs, aangevuld vanuit
de enveloppen voor landen waarvoor het EOF is opgeschort of aangehouden
vanwege een staatsgreep of andere schendingen van de essentiële
elementen van het Verdrag van Cotonou. In totaal zou het kunnen gaan om
700 miljoen euro. Naar verwachting zal de Commissie dit voorstel
toelichten tijdens de RBZ. Nederland staat in principe positief
tegenover dit initiatief. Op deze manier kan de Commissie bestaande
hulpgelden op Europees niveau gerichter inzetten voor het bereiken van
de MDGs in landen die hiervoor concrete plannen hebben.
Gendergelijkheid en ontwikkeling
De ministers voor Ontwikkelingssamenwerking zullen een afrondende
bespreking houden over het EU-actieplan voor gendergelijkheid en de
versterking van de positie van vrouwen in relatie tot
ontwikkelingssamenwerking. Het actieplan zal worden toegevoegd aan de
conclusies over de MDGs. Het is de bedoeling dat met behulp van dit
actieplan bij de vormgeving van het Europese ontwikkelingsbeleid veel
scherper gekeken wordt naar effecten op de positie van vrouwen in
ontwikkelingslanden. Daartoe zal onder meer de kennis bij betrokkenen
(Commissiemedewerkers, EDEO, Heads of Missionvan lidstaten) worden
vergroot door middel van een breed aanbod aan trainingen.
Gender-kwesties zullen meer systematisch geagendeerd worden in de
beleidsdialoog en de politieke dialoog met ontwikkelingslanden. Ook
worden hiervoor gericht middelen vrijgemaakt, onder andere binnen het
Ontwikkelingsinstrument (DCI). Speciale aandacht gaat uit naar het
bestrijden van geweld tegen vrouwen en naar MDG 3 `Gelijke rechten en
kansen voor vrouwen en meisjes', en MDG 5 `Het terugbrengen van
moedersterfte'. Over de voortgang zal regelmatig gerapporteerd worden,
onder meer in het jaarrapport van EuropeAid over de uitvoering van het
externe hulpbeleid. Nederland juicht de vaststelling van dit plan toe.
Ministerie van Buitenlandse Zaken