Rijksoverheid
Datum 11 juni 2010
Betreft ZonMw rapport Verdieping Goed Gebruik Geneesmiddelen
Geachte voorzitter,
Op 20 juli 2009 heb ik u het signalement Goed Gebruik Geneesmiddelen van
ZonMw aangeboden. In vervolg daarop bied ik u hierbij de verdiepingsstudie aan.
Goed Gebruik van Geneesmiddelen (GGG) betreft het effectief, veilig en doelmatig
gebruik van geneesmiddelen, nadat deze geregistreerd zijn voor gebruik.
Deskundigen signaleren in de dagelijkse zorgpraktijk belangrijke lacunes in de
beschikbare evidence, met potentieel grote consequenties voor de kwaliteit en
doelmatigheid van de zorg. In de verdieping zijn de gestelde lacunes uit het
signalement verder uitgewerkt en is getoetst welke bijdrage deze lacunes kunnen
leveren aan het verbeteren van de doelmatigheid, het verminderen van de
`handen aan bed' en het vergroten van de patiëntveiligheid.
Uit de verdieping trek ik de volgende conclusies:
1. Er vindt op dit moment te weinig onderzoek plaats naar bestaande
geneesmiddelen; er wordt onvoldoende kennis opgebouwd. Dit klemt
des te meer daar de verdiepingsstudie ook duidelijk maakt dat
onderzoek met bestaande geneesmiddelen een potentiële bijdrage kan
leveren aan de door VWS vastgestelde `maatschappelijke opgaven' op
het terrein van de volksgezondheid en de gezondheidszorg. Dit geldt
met name voor patiëntveiligheid, doelmatigheid en het verminderen
van de benodigde `handen aan bed'.
2. De huidige infrastructuur voor geneesmiddelenonderzoek met
bestaande geneesmiddelen is versnipperd. Een duidelijk loket
ontbreekt en een compleet en actueel overzicht over de stand der
wetenschap bleek niet gemakkelijk te verkrijgen.
3. De implementatie van verkregen kennis in de praktijk (in richtlijnen en
daadwerkelijk in de praktijk) blijft achter.
Op basis van deze conclusies wil ik komen tot een programma Goed Gebruik
Geneesmiddelen. De geraadpleegde experts pleiten hier ook voor. Wanneer
farmacotherapie optimaal wordt ingezet, leidt dat tot verbetering van kwaliteit van
leven, het verkorten van ziekenhuisopnames, verlaging van het arbeidsverzuim en
een hogere arbeidsproductiviteit van chronisch zieken. Om dit te bereiken pleiten
de deskundigen voor een brede aanpak, niet gericht op één of meer afzonderlijke
thema's, en met herkenbare, structurele financieringsbron voor (nieuw)
onderzoek. Cruciaal is dat de financiering niet alleen voor onderzoek wordt
ingezet, maar ook voor de implementatie van kennis verkregen uit het onderzoek,
onderwijs/opleiding en de ontwikkeling van een infrastructuur die dit alles
mogelijk maakt.
Om een dergelijk programma te realiseren zal een infrastructuur voor
geneesmiddelenonderzoek (inclusief stroomlijning van bestaande
regelingen/programma's) en een infrastructuur voor implementatie (het gebruiken
van beschikbare en nieuwe kennis in de praktijk) moeten komen. Op dit moment
kan, gezien de huidige economische en financiële situatie, slechts met bescheiden
middelen worden gewerkt aan dit vervolg.
Het vervolg omvat daarom vooralsnog vooral een verkenning naar de
mogelijkheden om te komen tot een publiek private samenwerking met betrokken
partijen. Ik denk daarbij met name aan zorgverzekeraars en de farmaceutische
industrie. De in de verdiepingsstudie beschreven problematiek is naar mijn idee
een gemeenschappelijk probleem dat vraagt om een gemeenschappelijke aanpak.
Hiertoe zal ik onder andere nog voor de zomer een invitational conference
organiseren.
Ik zal u over de voortgang blijven informeren.
Hoogachtend,
de Minister van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport,
dr. A. Klink