Kamervragen over de boktor
11 juni 2010 - kamerstuk
Kamerbrief met antwoorden op Kamervragen over vergoeding van de schade
die ondernemers leiden als gevolg van de maatregelen tegen de boktor.
De minister meldt dat ondernemers zelf verantwoordelijk zijn.
Geachte Voorzitter,
Hierbij stuur ik u de antwoorden op de vragen van het Kamerlid Mastwijk (CDA)
over de boktor (nr. 2010Z08842).
1
Kunt u ingaan op de stelling van boomkwekers die tot dusver aantoonbaar geen
Acers of andere waardplanten uit China hebben geïmporteerd, dat de schade als
gevolg van de (mogelijke) aanwezigheid van de boktor niet dient te worden
beschouwd als normaal ondernemersrisico?
2
Raakt schade die de kwekers lijden (schade door de periode van vastlegging,
schade door de verplichte keuringen, schade door het destructief knippen en
imagoschade) niet alleen de quarantainezone maar de gehele Nederlandse
boomkwekerij? Kunt u uiteenzetten welke schade onder de titel normaal
ondernemersrisico valt en welke niet?
3
Acht u het gerechtvaardigd vol te houden dat de kosten die de kwekers maken
(zie hierboven) tot het ondernemersrisico behoren terwijl het om kwekers gaat die
geen Acers of andere waardplanten uit de gewraakte gebieden hebben
geïmporteerd en nu worden getroffen door acties van importerende collega's?
5
Hoe beoordeelt u het verzoek van de betrokken kwekers om aan hen die niets uit
China hebben geïmporteerd, de kosten te vergoeden van de 4 keuringen dit jaar
(geraamd op in totaal ¤ 200.000 tot 250.000), dit ook gezien het feit dat de
werkelijke, directe schade minimaal twee miljoen euro bedraagt terwijl, als de
imagoschade wordt meegeteld, dit bedrag vele malen hoger zou zijn?
Zoals ik in eerdere correspondentie met uw Kamer heb aangegeven, heeft
Nederland in overleg met de Europese Commissie besloten maatregelen te treffen
onder andere om lidstaten en afnemers te verzekeren dat ze erop kunnen blijven
vertrouwen dat de producten afkomstig uit het boomkwekerijgebied Boskoop
boktorvrij zijn. De vereiste maatregelen hielden onder meer in het uitvoeren van
extra bedrijfsinspecties bij bedrijven in de bufferzone in Boskoop, inclusief
destructieve bemonstering van alle loofbomen en struiken en het verstrekken van
gegevens over leveranties aan Commissie en andere lidstaten. Op deze manier
kon worden voorkomen dat de Europese Commissie voor boomkwekerijproducten
uit de bufferzone in Boskoop een algeheel handelsverbod van twee jaar zou
opleggen.
Ik realiseer mij dat de gevolgen van deze maatregelen getroffen binnen de
bufferzone voor individuele bedrijven ingrijpend kunnen zijn.
Ondernemers zijn in de eerste plaats zelf verantwoordelijk voor de planten die ze
telen, importeren of verhandelen. Ze hebben profijt van de teelt en de
handelsactiviteiten en mogen dan ook verantwoordelijk worden gehouden voor de
risico's die aan deze activiteiten zijn verbonden. De teelt van en de handel in
planten brengen het risico met zich mee dat planten worden getroffen door
schadelijke organismen. Dit risico is inherent aan het voeren van een bedrijf waar
planten worden geteeld of verhandeld. Met het telen van of handelen in planten
accepteert een ondernemer dit risico. Dit is ook één van de uitgangspunten van de
Europese regelgeving. Tevens weet een ondernemer dat de overheid schadelijke
organismen overeenkomstig de daarvoor geldende Europese voorschriften moet
bestrijden. Bij bestrijding behoren ingevolge de Europese regelgeving
bestrijdingsmaatregelen die zich uitstrekken buiten het bedrijf waar de
besmetting is aangetroffen, zoals dat bij de bestrijding van de boktor in Boskoop
het geval is.
Ondernemers kunnen zich tegen deze bedrijfsrisico's beschermen door passende
preventieve maatregelen te nemen of middelen te reserveren dan wel een
voorziening treffen voor de dekking van risico's die ondanks genomen preventieve
maatregelen blijven bestaan.
In het licht van de hierboven beschreven verantwoordelijkheid van ondernemers,
is met de voorziening tot nadeelcompensatie van artikel 4 van de
Plantenziektenwet dan ook - zoals ik uw Kamer bij brieven van 27 januari 2010,
10 maart 2010, 9 april 2010 en 11 mei 20101 heb aangegeven - niet bedoeld een
algemene schadevergoedingsplicht in het leven te roepen. Schade ten gevolge van
maatregelen opgelegd op grond van artikel 3 van de Plantenziektenwet, zoals
maatregelen genoemd onder vraag vijf, behoren in beginsel tot het
ondernemersrisico. De terughoudende toepassing van artikel 4 van de
Plantenziektenwet is tot op heden in jurisprudentie steeds bevestigd. Ik zal
eventuele verzoeken tot nadeelcompensatie tegen deze achtergrond individueel
beoordelen.
Artikel 4 van de Plantenziektenwet biedt enkel een basis voor het vergoeden van
onevenredige schade voor zover deze het gevolg is van het toepassen van
krachtens artikel 3 van de Plantenziektenwet getroffen maatregelen. Schade -
geleden door bedrijven die zijn gelegen binnen of buiten de bufferzone - die het
gevolg is van andere omstandigheden, kan derhalve niet in aanmerking komen
voor een vergoeding op grond van artikel 4 van de Plantenziektenwet.
Imagoschade, schade die het gevolg is van aangescherpte handelsvoorschriften of
schade als gevolg van het al dan niet tijdelijk wegvallen van de handel vanuit
Nederland, vallen dan ook buiten de reikwijdte van artikel 4 van de
Plantenziektenwet.
4
Kunt u gefundeerd toelichten waarom naar uw mening in het geval van de boktor
wel degelijk sprake is van ondernemersrisico dat geheel ten laste van de
betrokken kwekers dient te blijven? Bij Aardappelspindelknolviroïde (PSTVd)
moest worden geruimd om andere kwekers/telers te beschermen, bij de boktor
moet bij kwekers worden gecontroleerd, respectievelijk geruimd als gevolg van
importen van anderen.
Ik verwijs naar mijn brief van 9 april 20102, waarin ik bij vraag 5 op deze kwestie
ben ingegaan.
6
Kunt u deze vragen beantwoorden voordat de tweede ronde van de inspecties
(begin juni 2010) zal zijn afgerond?
Zoals ik reeds heb aangegeven in mijn brief van 19 mei 20103 is de tweede ronde
intensieve bedrijfsinspecties inmiddels afgerond.
DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUUR EN
VOEDSELKWALITEIT,
G. Verburg
2 Kamerstukken II 2009/10, 27 858, nr. 84
3 Kamerstukken II 2009/10, 27 858, nr. 85
Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit