UMC Groningen
Anti-epilepticum valproïnezuur verhoogt risico op aangeboren afwijkingen
10 juni 2010 Het gebruik van het anti-epilepticum valproïnezuur in het
begin van de zwangerschap blijkt niet alleen het risico op spina bifida
te verhogen, maar ook op andere aangeboren afwijkingen. Dit risico is
tevens hoger dan bij het gebruik van andere anti-epileptica. Het is
wenselijk hier rekening mee te houden bij de keuze voor een
antiepilepticum bij vrouwen met een mogelijke (toekomstige) kinderwens.
Dit schrijven onderzoekers van de afdeling Farmacoepidemiologie en
Farmacoeconomie van de RUG in the New England Journal of Medicine.
De Groningse onderzoekers werken al jaren samen met het EUROCAT-netwerk
van registraties voor aangeboren afwijkingen. Voor de
valproïnezuurstudie is gebruik gemaakt van de âEUROCAT
Antiepileptic-Study Databaseâ. De zwangerschappen beschreven in deze
dataset - de grootste ooit gebruikt voor een dergelijk onderzoek - zijn
afkomstig uit registraties van aangeboren afwijkingen in veertien
Europese landen. In totaal zijn er in de studieperiode vier miljoen
zwangerschappen geweest en werden 100.000 kinderen geregistreerd met
een aangeboren afwijking. EUROCAT is opgezet en beheerd door genetici
van het UMCG.
Spina bifida
Het onderzoek van de Groningers wees uit dat ASD (gaatje tussen linker-
en rechterhartboezem), open gehemelte, hypospadie, polydactylie (extra
vinger of teen), craniosynostosis (vergroeiing schedelnaden) en
ledemaatdefecten 2-7 keer vaker voorkwamen bij vrouwen die
valproïnezuur gebruikten tijdens de eerste drie maanden van de
zwangerschap vergeleken met zwangeren die dat niet gebruikten.
Voor de al bekende relatie met spina bifida (open ruggetje)werd een
12-16 keer hoger risico gevonden vergeleken met vrouwen die geen
anti-epileptica gebruikten.
Niet stoppen
Voor veel vrouwen met epilepsie is stoppen met het gebruiken van
anti-epileptica geen optie, omdat dan de kans op epileptische aanvallen
toeneemt met alle gevolgen van dien. Ondanks het verhoogde risico op de
gevonden specifieke aangeboren afwijkingen worden toch verreweg de
meeste kinderen zonder afwijkingen geboren. Vrouwen die valproïnezuur
nodig hebben, moeten dan ook niet stoppen met deze medicatie.
Alternatieve anti-epileptica
Uit de directe vergelijking van valproïnezuur met andere
anti-epileptica blijkt dat valproïnezuurgebruik een hoger risico geeft
op alle hierboven genoemde aangeboren afwijkingen behalve
craniosynostosis. Om vlak voor de zwangerschap te switchen van therapie
is echter niet zo gemakkelijk, omdat het enige tijd zal duren voordat
de patiënt weer goed is ingesteld. Toch zijn de onderzoekers van
mening dat er bij de keuze voor medicatie bij vrouwen met wellicht een
(toekomstige) kinderwens meer rekening gehouden kan worden met risicoâs
op aangeboren afwijkingen.
Statistisch verantwoord
Er verschijnen geregeld publicaties in wetenschappelijke tijdschriften
over onderzoek naar het risico op aangeboren afwijkingen na gebruik van
valproïnezuur, maar vaak zijn die studies te klein voor statistisch
verantwoorde conclusies. Dit komt doordat het vóórkomen van epilepsie
(en dus het gebruik van anti-epileptica) onder zwangere vrouwen laag is
en omdat ook bij valproïnezuurgebruik de meeste kinderen zonder
afwijkingen worden geboren. De omvangrijke database van EUROCAT is wél
groot genoeg om risicoâs vast te stellen
Chronische ziektes
Vrouwen met epilepsie of andere chronische ziektes en hun behandelaars
hebben behoefte aan kennis over de veiligheid van geneesmiddelengebruik
tijdens zwangerschap. Zo zijn er de afgelopen jaren een aantal nieuwe
anti-epileptica op de markt gekomen die in de toekomst geëvalueerd
gaan worden. Onderzoek naar de gevolgen van medicatie bij zwangere
vrouwen met epilepsie of andere chronische ziektes heeft eind maart een
belangrijke stimulans gekregen, toen EUROCAT onder het Europese FP7
programma een subsidie kreeg toegekend voor het project EUROmediCAT.
Contactinformatie: Voor meer informatie kunt u contact opnemen met
persvoorlichting van het UMCG, bereikbaar op telefoonnummer (050) 361
22 00.