Steun voor initiatiefwet mededingingsregels MKB onzeker
10 juni 2010
Het initiatiefvoorstel voor een wijziging van de Mededingingswet, met
als oogmerk de onderhandelingspositie van leveranciers in het Midden-
en Kleinbedrijf te versterken (31.531), kreeg dinsdag 8 juni een
kritisch onthaal in de Eerste Kamer. Of de wetswijziging doorgang vindt
hangt af van de stemming in de Eerste Kamer, die is gepland op dinsdag
15 juni. Doorslaggevend daarbij is de standpuntbepaling van de fracties
van VVD, ChristenUnie en SGP die tijdens het debat zware bedenkingen
hebben geuit tegen de voorgestelde aanpassing van de Mededingingswet.
Het voorstel kan wel rekenen op instemming van de fracties van CDA en
PvdA, die samen beschikken over 35 van de 75 zetels in de senaat.
Het wetsontwerp is een initiatief van de Tweede Kamerleden Ten Hoopen
(CDA), Aptroot (VVD) en Vos (PvdA) en beoogt de concurrentiepositie te
versterken van leveranciers met een klein marktaandeel; doorgaans
betreft het ondernemingen in het Midden- en Kleinbedrijf (MKB). De drie
Tweede Kamerleden verdedigden hun initiatiefwet in de Eerste Kamer, in
het bijzijn van minister Van der Hoeven van Economische Zaken. Zij
echter ontraadde het voorstel tijdens de plenaire behandeling, en gaf
in antwoord op vragen van diverse fracties blijk van haar scepsis over
de effectiviteit van de voorgestelde aanpassing van de bestaande
mededingingsregels. Na een korte schorsing vroeg de VVD-fractie van
minister Van der Hoeven de toezegging dat de wet uiterlijk na drie jaar
wordt geëvalueerd. De minister antwoordde dat `als het wetsvoorstel al
wordt aangenomen, deze evaluatie al veel sneller dan over drie jaar
gewenst is, want het is een slechte wet.' Initiatiefnemer Aptroot kon
zich vinden in het verzoek van de VVD-fractie. Ook in de huidige Tweede
Kamer zou volgens hem steun zijn voor een tijdige evaluatie.
Gedragscode
In tegenstelling tot de welwillende opstelling van de woordvoerders van
CDA en PvdA uitten alle overige fracties grote bedenkingen tegen de
door de initiatiefnemers voorgestelde aanpassing van de
Mededingingswet. Minister Van der Hoeven van Economische Zaken voorziet
problemen in relatie tot Europese mededingingsregels. `Als dit wordt
doorgevoerd, gaat Nederland als enige EU-land uit de pas lopen. Dat
moeten we niet willen.' De bewindsvrouw liet weten dat zij aan een
alternatief plan werkt dat moet leiden tot een gedragscode tussen
bedrijven. Door afspraken kunnen de problemen die leveranciers met een
klein marktaandeel nu ondervinden van de inkoopmacht van grote afnemers
volgens haar bevredigend worden opgelost. Later dit jaar verwacht zij
zicht te kunnen bieden op de bereidheid van het georganiseerde
bedrijfsleven om hieraan mee te werken, zo antwoordde zij op vragen
PvdA-woordvoerder Sylvester.
Kartelafspraken
Senator Essers zette namens de CDA-fractie uiteen dat de houdbaarheid
van het initiatiefvoorstel in het licht van bestaande Europese
richtlijnen en marktverordeningen twijfelachtig is. Het voorstel beoogt
de versterking van de concurrentiepositie van middelgrote en kleine
bedrijven die in een specifieke sector slechts een klein marktaandeel
hebben. Zij worden volgens voorstanders van de wetswijziging
onevenredig benadeeld door de bestaande mededingingsregels, die in het
voordeel zouden werken van grote inkopers. Minister Van der Hoeven
waarschuwde tegen een onbedoeld effect van de aanpassing, namelijk dat
een versoepeling van de regels in de Nederlandse wet de weg vrijmaakt
voor kartelafspraken. `Die hebben en negatieve invloed op de
interstatelijke handel. Bovendien zijn kartelafspraken op grond van
Europese richtlijnen verboden', stelt zij.
De Europese Commissie heeft bepaald dat van een merkbaar effect op de
interstatelijke handel geen sprake is indien het marktaandeel van de
betrokken partijen gezamenlijk niet meer bedraagt dan 5% en zij daarbij
samen een omzet hebben van ten hoogste 40 miljoen euro. Deze Europese
regel staat bekend als de bagatelbepaling, en is verankerd in de
Nederlandse Mededingingswet. Aangezien de initiatiefnemers voorstellen
om in deze wet het percentage van het marktaandeel te verruimen van 5
naar 10% en de omzetgrens van 40 miljoen euro te laten vervallen, is de
vraag gerezen of deze nieuwe regels in het geval van interstatelijke
handel zijn te rijmen met het (hogere) Europese recht. Volgens
CDA-senator Essers heeft het initiatiefvoorstel echter uitsluitend
effect voor zover het de Nederlandse markt betreft. Zijn fractie is het
daarom niet eens met de minister van Economische Zaken dat Nederland
met dit initiatiefvoorstel afbreuk zou doen aan de doelstellingen van
de Europese mededingingsregels.
Rechtsonzekerheid
VVD-senator Asscher adviseerde de initiatiefnemers om met een
wijzigingsvoorstel te komen en daarin vast te houden aan de bestaande
omzetgrens van 40 miljoen euro. De VVD voorziet dat het voorstel wel in
strijd is met Europese regelgeving en dat daardoor het bedrijfsleven
commerciële en juridische risico's loopt. De VVD is het eens met de
minister van Economische Zaken dat als gevolg van het
initiatiefvoorstel de rechtsonzekerheid van bedrijven toeneemt.
Initiatiefnemer Ten Hoopen was nog stelliger: de rechtsonzekerheid zou
juist verminderen.
PvdA-woordvoerder Sylvester verklaarde het voorstel sympathiek te
vinden. Het is noodzakelijk dat kleine leveranciers in onderhandelingen
tegenwicht kunnen bieden aan de inkoopmacht van grote bedrijven. Voor
de onderhandelingspositie van kleine winkeliers en hun toeleveranciers,
vertalers, cameramensen, apothekers en tekstschrijvers geldt nu nog al
te vaak dat zij moeten `slikken of stikken', aldus Sylvester.
`Tegenover macht hoort een tegenmacht te staan'. Ook de PvdA-senator
stelde vraag of het niet beter is de omzetgrens van 40 miljoen te
handhaven, zodat uitsluitend het kleinbedrijf van de aanpassing zal
profiteren. Minister Van der Hoeven juicht dit toe, maar de drie
initiatiefnemers wezen dit af.
`Tunnelvisie'
Senator Reuten van de SP voerde ook het woord namens de fracties van
GroenLinks, D66, OSF en de Partij voor de Dieren. Hij keerde zich tegen
het wetsvoorstel, ook al steunen de vijf fracties het beoogde doel. `De
voorgestelde aanpassing is echter het verkeerde middel' aldus Reuten.
Hij verweet de indieners en de Tweede Kamer een `tunnelvisie' door zich
uitsluitend te richten op de inkoopzijde van de mededinging en de
verkoopzijde - inclusief het belang van consumenten - uit het oog te
verliezen. Reuten was zeer kritisch over het ontbreken van
onderzoeksgegevens die de beoogde effecten van de voorgestelde
aanpassing aannemelijk maken. Initiatiefnemer Vos bracht hier tegenin
dat bedrijven juist vanwege de krappe grens van 5% marktaandeel geen
gebruik maken van de huidige regeling, ook bekend als de
`bagatelmaatregel'. Het initiatiefwetsvoorstel is volgens Vos juist
bedoeld om het gebruik te stimuleren.
Middel en kwaal
Senator Reuten waarschuwt dat met een verhoging van de omzetdrempel
prijsafspraken in de hand worden gewerkt dat onbedoeld ook grote
bedrijven van de regeling gaan profiteren. Ook minister Van der Hoeven
vreest dat de mogelijkheden om prijsafspraken te maken toenemen, en
Nederland de reputatie krijgt van `kartelland'.
SGP-senator Van den Berg, die ook sprak namens de ChristenUnie,
oordeelde dat het initiatiefvoorstel de rechtsonzekerheid vergroot en
op gespannen voet staat met het Europese recht. `Het middel is daarom
erger dan de kwaal', aldus senator Van den Berg. Volgens hem biedt de
gedragscode waar de minister aan werkt een aantrekkelijker oplossing.
Van den Berg schaarde zich achter het VVD-verzoek om een evaluatie over
drie jaar.
---
Eerste Kamer der Staten Generaal