Ingezonden persbericht
NEE TEGEN MARKTWERKING IN DE ZORG VERBINDT
ARTS EN APOTHEKER
8 juni 2010 - Zorgprofessionals geven helder aan waar het accent moet
komen te liggen om de patiëntenzorg in Nederland te garanderen.
Hoewel er tussen apothekers en artsen duidelijk overeenstemming is
over de effecten van marktwerking in de zorg, bestaan er tussen beide
beroepsgroepen wel verschillende opvattingen over de ontschotting van
de professionele rolverdelingen.
Dit blijkt uit een internetpeiling van afgelopen week waarin, op initiatief van GfK HealthCare in samenwerking
met TopSupport, aan een grote groep zorgprofessionals waaronder 201 artsen en 512 apothekers een aantal
stellingen rondom actuele zorgthema's is voorgelegd.
Unaniem wordt het beeld naar voren gebracht dat de zorgprofessionals verdere invoering van elementen van
marktwerking in de zorg niet ten gunste van de patiënt achten. Slechts 12% van de respondenten gaat uit van een
positief effect. Voorts geldt voor elk van de drie beroepsgroepen (apotheker, huisarts en medisch specialist) dat
zij investeren in de zorg een hoger rendement toedichten dan niet investeren; maar liefst 86% van de
zorgprofessionals onderschrijft deze mening. Biedt een toekomstig Paarse combinatie daarbij wellicht de
oplossing op een kwalitatief goede en duurzame patiëntenzorg? Dit wordt door slechts een kwart van de
apothekers en medisch specialisten en 20% van de huisartsen ondersteund.
In het kader van kostenbeheersing in de zorg en kwaliteit van de zorg is de mening gevraagd over stellingen
aangaande onder andere geneesmiddelengebruik en eigen bijdrage. Zo is men het niet eens met de opvatting dat
overmatig geneesmiddelengebruik het grootste probleem zou zijn voor de zorg. Dit geldt overigens significant het
sterkst voor de apothekers (88% niet eens) in vergelijking met de artsen (66% niet eens). Over een kleine eigen
bijdrage wordt verschillend gedacht. Terwijl de meningen van apothekers en specialisten hieromtrent behoorlijk
uiteenlopen, is duidelijk dat 75% van de huisartsen van mening is dat een dergelijke kleine bijdrage niet ten goede
komt aan de gezondheidszorg. Bij de apothekers is 51% en bij de specialisten slechts 44% deze mening
toegedaan.
Wel zijn alle groepen respondenten het voorzichtig eens met het idee dat een arts bij het voorschrijven van
medicatie rekening moet houden met de prijs daarvan; 72% van de apothekers, 69% van de huisartsen en 61%
van de medisch specialisten is het hier mee. Echter, men vindt wel dat men die keuze zelf moet kunnen maken en
niet opgelegd mag krijgen van de zorgverzekeraar; de stelling dat een zorgverzekeraar beperkingen zou moeten
opleggen aan de arts bij de keuze van geneesmiddelen wordt dan ook door gemiddeld 82% van de respondenten
niet onderschreven. In het verlengde daarvan is de zorgprofessional unaniem sterk de mening toegedaan dat de
patiënt recht heeft op een zelfgekozen vaste huisarts en dito huisapotheek. Ook al speelt de prijs van medicatie
een rol, respondenten zijn overwegend van mening dat artsen in geval van de nieuwste geneesmiddelen altijd de
mogelijkheid moeten hebben om deze in te zetten, ook als ze duurder zijn. Dit komt met 83% (die voor de stelling
zijn) het sterkst naar voren bij de medisch specialisten. Men denkt echter onderling verschillend over het pas na
verloop opnemen van de nieuwste middelen in de behandelrichtlijnen: in vergelijking met de apotheker die deze
stelling duidelijk ondersteunt, ziet de medisch specialist de nieuwste middelen graag wat sneller opgenomen in
richtlijnen. Hoe dan ook zijn alle respondenten van mening dat geneesmiddelen een cruciale rol spelen in de
ketenzorg; integrale zorg zonder geneesmiddelen is geen integrale zorg.
De stelling dat zorgverzekeraars een grotere rol bij totstandkoming van behandelrichtlijnen zouden moeten
krijgen, wordt unaniem afgewezen. Daarentegen zijn zowel arts als apotheker in deze peiling enigszins de mening
toegedaan dat de zorgverzekeraar een ziektekostenverzekering zou moeten aanbieden voor langer dan een jaar,
en in ruil daarvoor meer kan en moet investeren in preventie.
Over de onderlinge rolverdelingen tussen arts en apotheker wordt verschillend gedacht. Daar waar de apotheker
zichzelf bij uitstek als de enige professional ziet die de medicatiebewaking in alle facetten optimaal kan uitvoeren,
is de arts hierover wat minder stellig. Ook de stelling om, in het kader van verlaging eerstelijns budget en meer
laagdrempelig maken van patiëntenzorg, de apotheker bevoegd te maken om voor `simpele' kleine kwalen en
klachten zelf receptgeneesmiddelen af te geven zonder interventie van een arts, wordt door zowel huisartsen als
specialisten totaal niet ondersteund. De apothekers juichen dit echter wel toe. Eenzelfde tegenstelling is zichtbaar
bij de stelling dat de apotheker inzage zou moeten hebben in de reden van voorschrijven en daartoe kunnen
beschikken over labwaarden en deze zelf ook zou kunnen aanvragen. Daar waar dit door de apothekers duidelijk
wordt onderschreven, geniet dit geenszins de voorkeur van de artsen. Tot slot is ook gevraagd wie het
patiëntdossier in ogen van de zorgprofessional het beste kan beheren. De stelling dat de apotheker vanwege zijn
of haar plek in de zorgketen en relatie met alle zorgverleners rondom de patiënt, het dossier van de patiënt als
beste kan beheren, wordt niet door de arts ondersteund, terwijl de apotheker hier voor zichzelf juist een centrale
rol ziet weggelegd.
Voor meer informatie: GfK HealthCare Nederland (onderdeel Intomart GfK) via info-healthcare@gfk.com
Zie ook www.gfkhealth.nl onder NIEUWS voor de laatste onderzoeksgegevens.