Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
Toespraak staatssecretaris VNG deelcongres 7 juni
Spreekpunten mw Bijleveld
VNG Deelcongres Bestuurlijke Stabiliteit,
na in ontvangst name van publicatie.
7 juni 2010
Het is gelukkig lente en alles ziet er lekker groen uit maar in de Volkskrant stond onlangs dat burgemeesters en wethouders vallen als herfstbladeren van de bomen. Er lijkt sprake te zijn van een verontrustende stijging van het aantal voortijdig terugtredende bestuurders.
De bestuurlijke stabiliteit lijkt - als je de media moet geloven - te worden bedreigd door de vele politieke conflicten en integriteitvraagstukken binnen het lokaal bestuur.
Dat is een somber beeld van het lokaal bestuur.
Maar ik betwijfel of dat een reëel beeld is. Het is niet per definitie een probleem als bestuurders voortijdig terugtreden.
Want waar hebben we het over?
Hoe groot is het probleem nu werkelijk? Dat is de vraag. 2
Het blad Binnenlands Bestuur doet jaarlijks een wethoudersonderzoek. Voor de afgelopen raadsperiode, 2006 2010 werd door hen berekend dat ongeveer 40% van alle wethouders in deze periode is afgetreden.
Een paar aantekeningen daarbij.
Het is belangrijk te weten dat Binnenlands Bestuur alle aftredens, dus om alle mogelijke oorzaken, bij elkaar heeft geteld.
Het kan ook gaan om wethouders die burgemeester worden, wethouders die om gezondheidsredenen moeten stoppen, die een andere werkkring hebben gekozen, die door herindeling moesten aftreden of die hun vriendin achter willen reizen.
Al deze oorzaken zijn geen reden voor bestuurlijke zorg maar Binnenlands Bestuur gebruikt deze cijfers wel om alarmerende conclusies te trekken over het politieke klimaat.
Ik wil nog een stap verder gaan.
Binnenlands Bestuur telt ook de wethouders mee die aftraden, maar direct daarna weer aantraden in een nieuw college, bijvoorbeeld als een heel college aftreedt, maar per saldo alleen één wethouder niet terugkeert. 3
Feitelijk betekent dit, dat het vertrouwen in het merendeel van het college gebleven is en er in die zin sprake van bestuurlijke continuïteit. Een terugtredende wethouder is dus niet per definitie een probleem.
Begrijp me goed, ik wil de kwestie niet bagatelliseren. Integendeel. De bestuurlijke stabiliteit van het lokale bestuur is essentieel. Zeker nu we ons in een economische crisis bevinden, bezuinigingen aanstaande zijn en de discussies over decentralisatie en differentiatie steeds serieuzer vormen aannemen. Goed en stabiel bestuur is essentieel, juist nu.
Maar wanneer is het bestuur stabiel en wat verstaan we onder stabiel?
Je kunt zeggen dat een bestuur stabiel is wanneer er geen sprake is van gedwongen vertrek. Maar je kunt ook zeggen dat het aftreden van bestuurders de bestuurlijke stabiliteit niet in gevaar hoeft te brengen, zolang de continuïteit van de bestuurlijke processen maar behouden blijft.
Een wethouder kan terugtreden, maar het kan zijn dat er binnen de kortste keren een nieuwe wethouder zit die het dossier zonder al te veel tijdverlies verder brengt. Met wat 'vallen en opstaan' is er dan toch sprake van bestuurlijke stabiliteit. 4
Of door het terugtreden van een wethouder kunnen spanningen wegvallen die het lokale bestuur belemmerden.
Kortom: als terugtreden onderdeel is van het zelfreinigende vermogen van het lokale bestuur, vind ik dit geen probleem, maar een oplossing.
Stabiliteit betekent ook en dat is weer en ander punt - dat de bestuurder niet werkzaam is in een afrekencultuur, maar de ruimte en de tijd krijgt om zich onderwerpen eigen te maken, zonder meteen afgerekend te worden op fouten.
Ook de media en de kwaliteit van het ambtenarenapparaat dragen bij aan de bestuurlijke stabiliteit in de gemeente.
De media hebben vaak geen beslissende rol bij het aftreden van bestuurders, maar kunnen net het verschil maken of er binnen een bestuur nog naar oplossingen voor lopende conflicten wordt gezocht.
Er is nog één aspect dat ik niet onbenoemd wil laten: de persoonlijke kenmerken van de bestuurders.
Dat is een lastig onderwerp. We hebben het altijd over 'systeemfouten' maar besturen is mensenwerk.
Uit het onderzoek De vallende Burgemeester dat wij in 2006 lieten uitvoeren bleek dat persoonskenmerken een belangrijke rol spelen. 5
Met andere woorden:
bestuurlijke stabiliteit is afhankelijk van veel factoren.
De indruk bestaat dat de bestuurlijke stabiliteit onder druk staat, maar ik vind dat er nader onderzoek nodig is.
We moeten beter definiëren wat het probleem is en waar de oorzaken liggen.
Ik vind het van groot belang daarin inzicht te krijgen en ik heb ook aan de Tweede Kamer toegezegd de situatie te onderzoeken.
Dat onderzoek zijn we inmiddels gestart, te beginnen met bestuurswisselingen onder wethouders. Dit onderzoek wordt nog dit jaar afgerond. Het kwantitatieve gedeelte van het onderzoek is nu al bijna afgerond en heeft al een aantal resultaten zichtbaar gemaakt.
Waneer we terugkijken tot 1990 zie je dat het terugtreden van wethouders geen nieuw verschijnsel is: een voorzichtige schatting leert dat in het begin van de jaren negentig ruim 10% van de wethouders terugtrad. Dat percentage steeg overigens in de jaren daarna snel tot ongeveer 25%. 6
Een tweede conclusie die kan worden getrokken is dat het aantal terugtredende wethouders in de afgelopen vijftien jaar nauwelijks is veranderd, het blijft tussen de 25 en 30%.
Zo te zien is het niet waar dat er steeds meer bestuurders aftreden.
Het kwalitatieve gedeelte van het onderzoek moet nog worden uitgevoerd.
We willen weten wat de achterliggende factoren zijn die tot aftreden hebben geleid en welke gevolgen het aftreden heeft gehad voor de individuele wethouder. Pas als we dat inzicht hebben, kunnen we efficiënt en effectief sturen op bestuurlijke stabiliteit.
Bijvoorbeeld door middel van professionalisering.
Het ministerie van Binnenlandse Zaken stáát voor goed bestuur en daarom zien we voor onszelf een taak weggelegd om bij te dragen aan de professionalisering van het lokaal bestuur. Een bestuursfunctie in het lokale bestuur vraagt tegenwoordig om vakmanschap.
Door middel van bestuurskrachtmetingen en benchmarking kunnen gemeentebesturen hun eigen functioneren in kaart brengen en bijsturen: wat gaat goed en wat kan nog beter. 7
We bieden verder ondersteuning bij professionaliseringstrajecten aan lokale bestuurders, die worden georganiseerd door beroepsgroepen en koepelorganisaties.
Ze zijn gericht op de vergroting van kennis en versterking van de vaardigheden van wethouders, burgemeesters en raadsleden. Denk aan een handreiking vernieuwend vergaderen voor raadsleden met voorbeelden uit de praktijk.
Maar ook het trainen van raadsleden in het doornemen van stukken in beperkte tijd en het bijspijkeren van de benodigde kennis op bepaalde beleidsterreinen.
Veel trainingen en workshops worden georganiseerd vanuit de beroepsgroepen en politieke partijen. De rol van mijn ministerie is ondersteuning en stimulering in de professionalisering. Politieke partijen en de beroepsgroepen zelf hebben dus in de eerste plaats een belangrijke rol.
Is er een moraal in dit verhaal?
Jazeker: bestuurlijke stabiliteit staat hier terecht op de agenda en is een gezamenlijke en belangrijke verantwoordelijkheid van het Rijk, koepels, beroepsgroepen, politieke partijen én bestuurders zelf. 8
Maar bestuurlijke stabiliteit hoeft niet per definitie in het geding te zijn als bestuurders terugtreden.
Laten we uitkijken met paniekverhalen en doemscenario's en de discussie voeren op basis van gedegen, aanvullend onderzoek. We willen echt nuttige oplossingen.
Deze publicatie van de VNG biedt ons alvast meer inzicht in het thema vanuit de wetenschap en de praktijk.
Ik dank de VNG voor deze bijdrage en zie uit naar een vruchtbare discussie.