Rijksoverheid
Geannoteerde agenda voor de Raad voor Werkgelegenheid en Sociaal beleid,
Volksgezondheid en Consumentenzaken van 8 juni 2010
Op 8 juni 2010 vindt in Brussel de Raad voor Werkgelegenheid en Sociaal beleid, Volksgezondheid
en Consumentenzaken plaats. Op de agenda staan de volgende voorstellen:
1. Richtlijnvoorstel patiëntenrechten in geval van grensoverschrijdende gezondheidszorg
(politiek akkoord);
2. Verordening Voedselinformatie aan Consumenten (oriënterend debat);
3. Raadsconclusies rechtvaardigheid en gezondheid in alle beleidsmaatregelen: solidariteit in
de gezondheidszorg (aanname);
4. Raadsconclusies ter vermindering van de zoutinname, met het oog op een betere
volksgezondheid (aanname);
5. Als AOB-punt is het farmaceutisch pakket opgenomen met daarin:
a) Voorstel voor een richtlijn tot wijziging van Richtlijn 2001/83/EG om te verhinderen
dat geneesmiddelen die qua identiteit, geschiedenis of oorsprong vervalst zijn, in de
legale distributieketen belanden (informatie van het voorzitterschap);
b) Voorstel voor een verordening tot wijziging, wat de geneesmiddelenbewaking van
geneesmiddelen voor menselijk gebruik betreft, van Verordening (EG) nr. 726/2004
tot vaststelling van gemeenschappelijke procedures voor het verlenen van
vergunningen en het toezicht op geneesmiddelen voor menselijk en diergeneeskundig
gebruik en tot oprichting van een Europees Geneesmiddelenbureau
en
Voorstel voor een richtlijn tot wijziging, wat de geneesmiddelenbewaking betreft, van
Richtlijn 2001/83/EG tot vaststelling van een communautair wetboek betreffende
geneesmiddelen voor menselijk gebruik (informatie van het voorzitterschap).
1 Richtlijnvoorstel patiëntenrechten in geval van grensoverschrijdende gezondheidszorg
Tijdens de Raad is een politiek akkoord voorzien over de ontwerprichtlijn inzake patiëntenrechten
bij grensoverschrijdende zorg.
Het Zweedse voorzitterschap was voornemens om tijdens de Raad van 1 december 2009 een
politiek akkoord tussen de lidstaten te bereiken. Dat is niet gelukt, omdat een aantal lidstaten een
blokkerende minderheid - onder welke Spanje - vormden. Het grootste geschilpunt was de
problematiek van de vergoeding van grensoverschrijdende zorg bij (private) niet aan het sociale
zekerheidsstelsel verbonden zorgaanbieders en de vergoeding van zorgkosten van pensionado's.
Eind april heeft het voorzitterschap een nieuwe compromistekst gepresenteerd. In dit voorstel is
het voorzitterschap uitgegaan van de tekst van het Zweedse voorzitterschap en heeft een aantal
oplossingen gepresenteerd om te komen tot een politiek akkoord. Het voorstel van het Spaanse
voorzitterschap omvatte de volgende elementen:
· de introductie van een dubbele rechtsgrondslag (naast artikel 114 VWEU dat gaat over de
interne markt ook artikel 168 VWEU over volksgezondheid). Verschillende delegaties wilden
deze dubbele rechtsgrondslag. Ook verschillende fracties van het EP en de Commissie willen
een dubbele rechtsgrondslag. Het Voorzitterschap benadrukt hiermee dat duidelijk wordt dat
de organisatie van de gezondheidszorg behoort tot de bevoegdheden van de lidstaten;
· de verantwoordelijkheden van de lidstaat van aansluiting: de discussie over dit geschilpunt
ging vooral over het punt wie de kosten van grensoverschrijdende zorg van pensionado's moet
betalen. Spaanse voorzitterschap sluit aan bij de Verordening 883/2004 over coördinatie
sociale zekerheid. Dit houdt in dat er voor Nederland niets verandert. Er wordt aangesloten bij
de bestaande systematiek: het woonland (bijv. Spanje) betaalt voor extramurale
grensoverschrijdende zorg en in het geval de pensionado voor zorg naar Nederland (als land
dat het pensioen betaalt) komt dan betaalt Nederland;
· aanvullende regels voor het verlenen van "toestemming vooraf" bij grensoverschrijdende zorg:
Het voorstel houdt in dat toestemming voor grensoverschrijdende zorg geweigerd kan worden
indien dienstverleners niet voldoen aan de kwaliteitsnormen van de lidstaat van behandeling;
· aanpassingen van het artikel over e-gezondheid. Uitgangspunt van de nieuwe tekst is het
realiseren van interoperabiliteit tussen de nationale systemen op het gebied van e-gezondheid.
De Nederlandse inzet bij de onderhandelingen is er steeds op gericht geweest dat met de richtlijn
de jurisprudentie van het Europees Hof over patiëntenrechten bij grensoverschrijdende zorg wordt
gecodificeerd. Daarbij is goed gekeken of de interpretatie van de jurisprudentie zoals Nederland
die heeft gehanteerd bij de Zorgverzekeringswet, overeind blijft en bevestigd wordt. Met de
compromistekst van het Spaanse voorzitterschap is dit het geval en kan Nederland instemmen
met een politiek akkoord in de Raad.
2 Verordening Voedselinformatie aan Consumenten
Tijdens de Raad is een oriënterend debat voorzien over het voorstel voor een verordening
betreffende het verstrekken van voedselinformatie aan consumenten.
De Europese Commissie heeft in februari 2008 een voorstel gedaan voor een Verordening
voedselinformatie voor consumenten. Dit voorstel is vooral een samenvoeging en modernisering
van twee bestaande richtlijnen over etikettering van voedingsmiddelen. Het doel van de beoogde
verordening is te komen tot Europese harmonisering van voedselinformatie aan consumenten
(onder andere etikettering van levensmiddelen). Het gaat dan in het bijzonder om informatie over
de samenstelling van het product, de voedingswaarde, informatie over allergenen en
harmonisering van aan de uitdrukkingsvorm gerelateerde zaken zoals minimale letttergrootte.
Het voorstel is vooral een consolidatie van bestaande regelgeving op het gebied van etikettering
met een mogelijke uitbreiding van verplichtingen voor het bedrijfsleven. De drie belangrijkste
uitgangspunten van het Nederlandse beleid en de Nederlandse inzet in Europa zijn daarbij, sinds
het uitbrengen van het Commissievoorstel in 2008, niet wezenlijk veranderd. De belangen van (1)
de consument, te weten een betere, Europees geharmoniseerde, informatie over levensmiddelen
(zoals samenstelling, voedingswaarde, allergenen) staat nog steeds voorop, directe gevolgd door
(2) het streven om de administratieve lasten voor het bedrijfsleven terug te dringen. Daarnaast is
Nederland voorstander van (3) innovatie en dan specifiek het onderzoeken en ontwikkelen van
alternatieve vormen van etikettering van levensmiddelen. Het Europees Parlement zal in juni 2010
in eerste lezing plenair stemmen over in te dienen amendementen. Het ziet er naar uit dat de
Raad pas op zijn vroegst in december van dit jaar tot een afgerond voorstel zal komen. Dit is
mede afhankelijk van de tweede (en mogelijk derde lezing) van het voorstel door het Europees
Parlement.
Er zijn twee onderwerpen voorzien voor het debat over het verstrekken van voedselinformatie aan
consumenten. Ten eerste een discussie over de leesbaarheid van verpakkingssoorten. Ten tweede
een discussie over de verantwoordelijkheidsverdeling (tussen de fabrikant en de retailer) in de
keten.
Ten behoeve van de leesbaarheid zet Nederland in op één uniforme lettergrootte voor alle
verpakkingssoorten. Dit geldt zowel voor de kleine verpakkingssoorten (kleiner dan 10 cm2 ) als
voor de overige verpakkingssoorten. In het huidige wetgevingsvoorstel staat een minimale
lettergrootte van 1,2 mm voor de overige verpakkingssoorten en 0,9 mm voor kleine
verpakkingen. Voor Nederland is het acceptabel dat voor alle verpakkingssoorten een grootte van
1,0 mm wordt voorgesteld.
Voor wat betreft de verantwoordelijkheid in de keten (fabrikanten en retailers) kunnen de retailers
niet geheel verantwoordelijk zijn voor alle informatie op de verpakking. Hiervoor zijn reeds op
werkgroepniveau allerlei specifieke voorstellen gedaan. Geen enkel voorstel gaf echter voldoende
invulling aan de daadwerkelijke verantwoordelijkheidsverdeling. Op enig moment heeft in de
discussie een aantal landen geconcludeerd dat de huidige bepaling in de Algemene
Levensmiddelenwetgeving (General Food Law) voldoende invulling geeft aan de
verantwoordelijksverdeling. Nederland zal aangeven dat het zich kan vinden in dit voorstel om de
Algemene Levensmiddelenwetgeving te volgen en geen nadere omschrijving voor
verantwoordelijkheidsverdeling op te nemen.
3 Raadsconclusies gelijkheid en gezondheid in alle beleidsvelden: solidariteit in
gezondheid
Het voorzitterschap streeft naar aanname van raadsconclusies over rechtvaardigheid en
gezondheid in alle beleidsmaatregelen: solidariteit in de gezondheidszorg.
Tijdens de informele bijeenkomst van de gezondheidsministers van 22-23 april jl. in Madrid is er
van gedachten gewisseld over de verschillende manieren waarop de lidstaten omgaan met sociale
determinanten van gezondheid. De uitkomst van deze gedachtewisseling is gebruikt als input voor
de voorliggende raadsconclusies.
De raadsconclusies geven aan dat een rechtvaardige verdeling van gezondheid een onderdeel is
van de algemene sociale en economische ontwikkeling van de Europese Unie. Hoewel de
verantwoordelijkheid voor het gezondheidsbeleid primair bij de lidstaten ligt, hebben de lidstaten
niet alle dezelfde middelen, instrumenten en kennis beschikbaar om de verschillende oorzaken van
de ongelijkheid op gezondheidsgebied aan te pakken. De raadsconclusies stellen dat er in het
beleid en de maatregelen op dit gebied rekening moet worden gehouden met de factoren die de
ongelijkheid op gezondheidsniveau binnen de EU-bevolking veroorzaken of vergroten.
De raadsconclusies gaan verder in op het inventariseren en uitwisselen van goede voorbeelden om
zo beter in de behoeften van kwetsbare groepen te kunnen voorzien. Lidstaten worden uitgenodigd
om verder te werken aan het optimaliseren van beleid op het gebied van het verkleinen van de
gezondheidsverschillen. Een belangrijke voorgestelde maatregel is dat de lidstaten indicatoren
gaan samenstellen om de ongelijkheid op gezondheidsgebied te monitoren en een methode te
ontwikkelen om de gezondheidssituatie in de lidstaten te beoordelen.
Nederland streeft naar het terugdringen van de invloed van sociaaleconomische achtergronden op
de gezondheid. Het kabinet zet breed in op beleid om de gezondheidspositie van burgers in het
algemeen en kwetsbare burgers in het bijzonder te versterken. Als de gemiddelde
levensverwachting stijgt, dan mogen sommige groepen mensen niet achterblijven. Ook het
voorgestelde monitoren van ongelijkheid op gezondheidsgebied sluit aan bij de inspanningen die
Nederland levert om de gezondheid en de gezondheidsverschillen te monitoren.
Nederland ondersteunt de raadsconclusies. De conclusies erkennen de nationale
verantwoordelijkheid op dit terrein. Kennisuitwisseling binnen Europa kan een bijdrage leveren aan
het verminderen van gezondheidsverschillen.
4 Raadsconclusies over actie ter vermindering van zoutinname voor een betere
gezondheid
Het voorzitterschap streeft naar aanname van raadsconclusies over vermindering van zoutinname.
Verlaging van de zoutconsumptie is een onderwerp dat voortkomt uit het Witboek voor een EU-
strategie voor aan voeding, overgewicht en obesitas gerelateerde gezondheidskwesties. In 2008 is
in de `High Level Group on Nutrition and Physical Activity' een raamwerk voor de aanpak van
zoutreductie in alle lidstaten aangenomen. Dit raamwerk sluit aan bij de Nederlandse aanpak:
aandacht voor monitoring van zoutgehaltes op product- en consumptieniveau, agendasetting en
voorlichting, productherformulering door producenten en een aanpak waarbij diverse betrokken
partijen samenwerken.
Consumptie van zout (feitelijk natrium) verhoogt het risico op een hoge bloeddruk die weer kan
leiden tot hart- en vaatziekten. Om het belang van zoutreductie voor de volksgezondheid in
Europa nog eens stevig op de agenda te zetten, zijn de voorliggende Raadsconclusies opgesteld.
De conclusies roepen de lidstaten op om gecoördineerde nationale beleidsmaatregelen op het
gebied van beperking van de zoutconsumptie te versterken of te ontwikkelen teneinde de
zoutconsumptie tot een passend niveau terug te brengen. Dit kan bereikt worden door het stellen
van doelstellingen en een daarbij behorende planning, publieke bewustwording, het aanmoedigen
van het bedrijfsleven om het zoutgehalte in op de markt aangeboden levensmiddelen te
verminderen en door zoutconsumptie en zoutgehalte in producten te monitoren.
Daarnaast wordt de Commissie opgeroepen de lidstaten hierbij te steunen en op gezette tijden een
voortgangsverslag uit te brengen.
Nederland kan zich vinden in de Raadsconclusies. De conclusies bieden ondersteuning aan het
proces ter vermindering van de zoutconsumptie zoals het in Nederland is ingezet.
5 Geneesmiddelpakket
5a Voorstel voor een richtlijn tot wijziging van Richtlijn 2001/83/EG om te verhinderen
dat geneesmiddelen die qua identiteit, geschiedenis of oorsprong vervalst zijn, in de
legale distributieketen belanden
In de legale distributieketen voor farmaceutische producten worden steeds meer
geneesmiddelenvervalsingen aangetroffen. Die kunnen onveilig, niet werkzaam of van inferieure
kwaliteit zijn, waardoor zij een gezondheidsrisico opleveren. Dit vormt een mondiale bedreiging
voor de volksgezondheid. De Europese Commissie stelt een aantal maatregelen voor om zo veel
mogelijk te garanderen dat er binnen de legale distributieketen uitsluitend hoogwaardige
geneesmiddelen worden verkocht.
De rapporteur van het EP (Matias) heeft de Raad verzocht om eind mei aan de triloog te beginnen
om een akkoord in eerst lezing te bereiken. Het is de vraag of dit gehaald wordt, omdat er nog een
aantal openstaande punten zijn waarover in de Raad nog steeds inhoudelijke discussies
plaatsvinden. Het voor Nederland belangrijkste openstaande punt betreft art. 52, waarin
gedelegeerde handelingen worden geregeld op het gebied van douaneprocedures. Nederland heeft
een voorbehoud geplaatst en hecht eraan dat dit onderwerp in ieder geval niet onder art. 290
wordt gebracht. Nederland pleit voor weergave van dit soort besluiten onder de
toepassingsverordening Communautair douanewetboek. Nederland wordt gesteund door een
aantal lidstaten.
5b. Voorstel voor een verordening tot wijziging, wat de geneesmiddelenbewaking van
geneesmiddelen voor menselijk gebruik betreft, van Verordening (EG) nr. 726/2004 tot
vaststelling van gemeenschappelijke procedures voor het verlenen van vergunningen en
het toezicht op geneesmiddelen voor menselijk en diergeneeskundig gebruik en tot
oprichting van een Europees Geneesmiddelenbureau
en
Voorstel voor een richtlijn tot wijziging, wat de geneesmiddelenbewaking betreft, van
Richtlijn 2001/83/EG tot vaststelling van een communautair wetboek betreffende
geneesmiddelen voor menselijk gebruik (informatie van het voorzitterschap).
De Verordening No 726/2004 over de geneesmiddelenbewaking wordt herzien en daarmee dient
ook de Richtlijn 2001/83/EC over geneesmiddelen te worden aangepast. Het Spaanse
voorzitterschap is de trialoog met het EP gestart en hoopt op een eerste lezing tijdens hun
voorzitterschap. De belangrijkste punten in de Raad zijn dat:
· het toekomstige Pharmacovigilance Risk Assessment Committee (PRAC) zal bestaan uit 1 lid
en 1 vervanger per lidstaat;
· in de bijsluiter geen zwart omrande samenvatting wordt opgenomen van de belangrijkste
bijwerkingen (wie bepaalt immers wat de belangrijkste bijwerkingen zijn en de kans bestaat
dat patiënten alleen de samenvatting gaan lezen);
· geneesmiddelen met nieuwe actieve stoffen extra worden gemonitord;
· de Coordination Group (het comité dat zich bezighoudt met decentrale en wederzijdse
erkende geneesmiddelen tussen de lidstaten) meer bevoegdheden krijgt om, als het PRAC
hen daarover adviseert, een geneesmiddel van de markt te halen of extra te monitoren;
· op de website Eudravigilance iedereen, zowel patiënten, voorschrijvers en farmaceutische
industrie, bijwerkingen kunnen melden.
Orgaandonatie
Het richtlijnvoorstel over kwaliteitsen veiligheidsnormen voor menselijke organen bestemd voor
transplantatie wordt niet tijdens deze Raad besproken omdat het compromisvoorstel in eerste
lezing door het Europees Parlement is aangenomen. De richtlijn zal daarom als hamerstuk op een
willekeurige Raad in juli worden vastgesteld. Dan wordt ook de stemverklaring afgelegd, deze
wordt tevens schriftelijk bij de stukken worden gevoegd.